HC5 Flashcards

1
Q

Wat is sociale stratificatie?

A

Een systeem waarmee een samenleving categorieën mensen rangschikt in een bepaalde hiërarchie.
Dit wordt vaak gebaseerd op inkomen of vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn factoren die belangrijk zijn voor de hiërarchie van sociale stratificatie?

A
  • Inkomen/vermogen
  • Culturele hulpbronnen
  • Netwerken
  • Gezondheid
  • Aantrekkelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is sociale (im)mobiliteit?

A

Een positieverandering in de sociale hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sommige mensen denken dat je sociale klasse komt door ascription en anderen door achievement. Wat houden beide begrippen in?

A

Ascription: toegeschreven status –> dus dat je dit als het ware hebt overgenomen van je ouders
Achievement: verworven status –> dus dat je dit zelf hebt bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het kastenstelsel?

A

Een gesloten systeem van sociale stratificatie waarbij sociale groepen een onderlinge hiërarchie kennen, vaak met bijbehorende beroepen op basis van afkomst die in stand wordt gehouden door endogamie, het binnen de groep trouwen. In India word je in een groep geboren en kan dat niet veranderd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is meritocratie?

A

Dit is een maatschappijmodel waarin de sociaal-economische positie van elk individu is gebaseerd op zijn of haar verdiensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is intragenerationele mobiliteit?

A

Wanneer je zelf in je eigen leven stijgt of daalt op de maatschappelijke ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is intergenerationele mobiliteit?

A

Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder van jou t.o.v. je ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is structurele sociale mobiliteit?

A

Een stijging of daling op de maatschappelijke ladder voor een hele groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet het structureel functionalisme de functies van de sociale stratificatie?

A
  • Davis-Moorethese: Sociale stratificatie heeft een gunstige invloed
  • Ongelijke beloning hangt samen met functionele beketen –> systeem moet prikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ziet het symbolisch interactionisme de functies van de sociale stratificatie?

A
  • Mensen gaan om met ‘gelijken’
  • Consumeergedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat valt er te zeggen over sociale ongelijkheid in combinatie met criminologie?

A
  • Er zijn machtsverschillen –> wij gevoel onder midden- en hogere klasse
  • Deze klasses eisen een hard optreden tegenover criminelen uit de lagere klasse
  • Veel aandacht voor slachtoffers
  • Oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in de criminaliteit
  • Sommige groepen worden zwaarder gestraft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat valt er te zeggen over mondiale ongelijkheid?

A
  • Het verandert over tijd en verschilt tussen landen
  • Armoede in NL en armoede in andere landen
  • Migratie legt ongelijkheden bloot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee observaties zijn we bij de wereldbevolking en vertel wat meer

A
  • Verstedelijking: Stedelijk netwerk –> wereldeconomie. Patronen van samenleving verschillen
  • Verschil in bevolkingsgroei: Krimp noordelijk halfrond; sterke groei zuidelijk halfrond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke factoren spelen een rol bij het geboortecijfer in postindustriële landen?

A
  • Focus op werk
  • Stijgende kosten
  • Trouwen?
  • Anticonceptie
  • Kritische kijk op grote gezinnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is demografie?

A

Bevolkingsbeschrijving of wetenschappelijk onderzoek van bevolkingsvraagstukken

17
Q

Wat zijn demografische kenmerken die verband houden met de geboortecijfers?

A
  • Vruchtbaarheid
  • Mortaliteit
  • Bevolkingssamenstelling
  • Migratie
18
Q

Wat is de demografische transitietheorie?

A

De theorie die bevolkingspatronen aan het technologisch ontwikkelingsniveau van een samenleving relateert

19
Q

De demografische transitietheorie heeft 4 fasen. Welke?

A
  • Fase 1: Pre-industrieel, bevolkingsgroei zeer traag
  • Fase 2: Vroeg industrieel, bevolkingsgroei snel
  • Fase 3: Industrieel, bevolkingsgroei trager
  • Fase 4: Postindustrieel, bevolkingsgroei zeer traag
20
Q

Wat is de moderniseringstheorie?

A
  • Mondiale ongelijkheid door technologie en culturele verschillen (tradities)
  • Verschillen tussen landen in industriële technologie en kapitalistische mentaliteit
  • Bepaalde functies vereisen een steeds hogere kwaliteit –> structureel functionalisme
21
Q

Wat is de to do list van rijken landen volgens structureel functionalisme?

A
  1. Beperking bevolkingsgroei
  2. Introduceren industriële technologie
  3. Buitenlandse hulp
22
Q

Wat is de afhankelijkheidstheorie?

A

Hier wordt er gebruik gemaakt van mondiale ongelijkheid door uitbuiting van arme landen door rijke landen. Zo worden de lage inkomenslanden systematisch armer en afhankelijker. De oorsprong hiervan ligt in kolonialisme en neokolonialisme: er was weinig exportgericht; gebrek aan industriële capaciteit en schuld –> conflictbenadering

23
Q

Wat is de to do list voor rijke landen volgens de conflictbenadering?

A

Politiek beleid en wereldeconomie raciaal veranderen

24
Q

Mondiale machtsverschillen weerspiegelen zich in:

A
  • Mensensmokkel, mensenhandel
  • Crimmigratie: versmelten van migratiecontrole en criminaliteitsbeleid
25
Q

De vraag van het artikel van Lageson et al (2019) is: There are private companies that obtain arrest reports and sell this informaties to private parties or post it online for the public to see. Many persons have been arrested but not convicted (there case was dismissed or they were not found guilty). Shoudl private companies be able to give out these persons’ arrest records?
Antwoord opties: Ja, nee, weet niet zeker
Rond de 12% van de bevolking was het eens met het publieke delen van arrestatiegegevens. Waarom zou iemand er op tegen zijn?

A
  • Percepties op recidive
  • Intergroepscontact (met gearresteerden)
26
Q

Wat is de verwachting dat mensen gaan stemmen over de publicatie van arrestgegevens als bekend is dat er een hoog recidiveniveau is onder gearresteerden?

A

Minder grote kans dat zij tegen publiekelijk delen van arrestgegevens zijn (dus voor publicatie van arrestgegevens)

27
Q

Intergroup contact is afhankelijk van de kwantiteit en kwaliteit van het contact. Wat is de invloed van de kwantiteit en de kwaliteit van het contact op het stemmen over de publicatie van arrestgegevens?

A

De kwantiteit van het het contact verhoogt de verwachting van het recidiverisico.
De kwaliteit van het contact verlaagt de verwachting van het recidiverisico.
Dit leidt beide tot de verwachting van het recidiverisico van niet gewelddadige delicten.
Beter contact met gearresteerden verhoogt ook de positie tegen het publiceren van arrestgegevens

28
Q

Wat is de contacttheorie?

A

Positieve interacties en bekendheid met gearresteerden kan percepties op ‘outsiders’ veranderen en gaat voorbij aan de stigmatiserende werking van arrestatiegegevens