HC2 Flashcards

1
Q

Wat is sociale verandering en waar leidt dit tot?

A

Gedaanteveranderingen die de cultuur en sociale instituties in de loop der tijd ondergaan. Dit leidt tot structurele aanpassingen in de samenleving; verandering in sociale structuur in de samenleving bv. de manier waarop we relaties aangaan/onderhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er kenmerkend voor sociale verandering? Geef voorbeelden

A
  1. Veranderingen gebeuren non-stop bv. de komst van de euro –> meer Europese identiteit
  2. Meestal niet gepland bv. elektrische fiets –> handig voor minder mobiele mensen, dus positief, maar hadden niet voorzien dat er meer ongelukken van kwamen.
  3. Controversieel bv. een robot –> hier zijn verschillende meningen over
  4. Tijdelijk vs. langdurig bv. computers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat sociale verandering? Noem vijf oorzaken

A
  1. Cultuur en verandering: uitvindingen en ontdekkingen bv. op gebied van medische dingen, clonen
  2. Conflict en ideeën: ongelijkheden en conflicten bv. Martin Luther King –> I have a dream –> dwong nieuwe ideeën af
  3. Demografische verandering: samenstelling van bevolking bv. migratie en ouder worden
  4. Sociale bewegingen: georganiseerde activiteit bv. Black lives matter
  5. Rampen: Onverwachte gebeurtenis met veel schade bv. natuurramp of intentionele ramp zoals 9/11
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kijken we naar sociale verandering? Wat is de assumptie van de rationele keuze benadering?

A

Sociale verandering ontstaat door de eigen afweging om wel of niet mee te doen/waar aan te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kernbegrippen van de rationele keuze benadering?

A
  • Eigen belang
  • Individuele afwegingen
  • Micro- en macroniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie zijn de belangrijkste personen in de rationele keuze benadering en waar stonden zij voor?

A
  • Adam Smith: economische groei, iedereen kan profiteren
  • Homans: ruiltheorie –> onze interactie met anderen worden beïnvloed door onze verwachtingen van kosten en baten
  • Coleman: micro- en macro –> er zijn bepaalde ontwikkelingen waar we ook naar moeten kijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kijkt de rationele keuze benadering naar de criminologische context?

A
  • Crimineel gedrag is het gevolg van individuele kosten-baten afweging
  • Criminaliteit ingebed in onze samenleving als routinematig gedrag, inherent aan het leven, een risico dat moet worden ingecalculeerd.
  • Op macroniveau: criminogene situaties die gelegenheid geven voor criminele gebeurtenissen
  • Verschil crimineel en niet-crimineel onduidelijk; algemene afschrikking (bv. pakkans verhogen) zou dan voldoende moeten zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is kritiek op de rationele keuze benadering?

A
  • Beperkte rationaliteit: niet iedereen handelt rationeel
  • Altruïsme: we handelen soms als we er zelf geen baat bij hebben
  • Prisoner’s dilemma: spanningsveld tussen een microbenadering vs. een macrobenadering aan de oppervlakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de assumpties van de conflictsociologie?

A
  • Sociale verandering kunnen spanningen tussen groepen onder druk zetten of verminderen
  • De maatschappelijke verhoudingen zijn de resultaten van een voortdurende strijd tussen de partijen –> expliciet (protest) of impliciet (ingebed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kernbegrippen van de conflictsociologie?

A
  • Macroniveau
  • Conflict
  • Sociale ongelijkheid
  • Macht en strijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn belangrijke personen in de conflictsociologie?

A
  • Karl Marx
  • Herbert Marcuse: verzet tegen onrechtvaardigheden
  • Ralf Dahrendarf: sociale strijden; uitdagingen gezag
  • Harriet Martineau; Jane Addams: sociale justice
  • W.E.B. Du Bois: concentratie sociale problemen voor minderheidsgroepen in de VS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de kritiek op de conflictsociologie?

A

Er is weinig aandacht voor zaken die eenheid creëren, harmonie en diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de assumptie van structureel functionalisme?

A

Sociale verandering zet de samenleving onder druk: we moeten zoeken naar een nieuwe balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kernbegrippen van structureel functionalisme?

A
  • Macroniveau
  • Sociale structuur
  • Sociale functies en instituten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie zijn de belangrijkste personen van structureel functionalisme?

A
  • Emile Durkheim: focust op sociale solidariteit
  • Herbert Spencer: de maatschappij is vergelijkbaar met het menselijk lichaam
  • Auguste Comte: sociale integratie promoten tijdens tijden van radicale veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe staat structureel functionalisme in de criminologische context?

A

Elk aspect van de samenleving heeft een functie. De functie van criminaliteit is het vaststellen van normen en waarden in de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de kritiek op het structureel functionalisme?

A
  • Nadruk op consensus en uitleg voor waarom de samenleving wel werkt
  • Weinig oog voor individuele posities
  • Weinig oog voor ongelijkheid (nadruk op ongelijkheid in rollen en positie binnen een hiërarchische samenleving)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de assumpties van symbolisch interactionisme?

A
  • Sociale verandering zet de dagelijkse interactie en positie van het individu in de samenleving onder druk
  • Nieuwe betekenis geven aan de samenleving?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de kernbegrippen van symbolisch interactionisme?

A
  • Connectie micro en macro
  • Betekenisgevende individuen
  • Sociale interactie
  • Symbolische communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de personen die belangrijk zijn voor het symbolisch interactionisme?

A
  • George Herbert Mead: mind, self en society
  • Herbert Blumer: interactie, interpretatie en socialisatie
  • Weber: rationalisering
21
Q

Hoe wordt symbolisch interactionisme in de criminele context gezien?

A

Het gaat uit van de labelingtheorie. Als iemand wordt gezien als crimineel, gaat ie dat zelf ook zo zien en dan wordt het een selffulfilling prophecy

22
Q

Wat is het kritiek op het symbolisch interactionisme?

A
  • Minder aandacht voor invloed van grotere structuren
  • Nauwelijks aandacht voor machtstructuren
23
Q

Wat is sociolculturele evolutie?

A

Door nieuwe technologieën veroorzaakte veranderingen in een cultuur

24
Q

Wat zijn de ontwikkelingsniveaus van socioculturele evolutie?

A
  • Jagen en verzamelen
  • Tuindbouw/veehouderij
  • Landbouw
  • Industrie
  • Post-industriële informatietechnologie
25
Q

Wat is de hypothese van de socioculturele evolutie?

A

Hoe complexer de technologie in een samenleving, des te eenvoudiger het voor de leden van de samenleving wordt om hun omgeving naar eigen inzicht in te richten

26
Q

Wat is de volgorde van socioculturele evolutie?

A

Traditionele samenlevingen –> industriële revolutie –> moderne samenlevingen –> informatierevolutie –> postmoderne samenlevingen

27
Q

Hoe zagen de traditionele samenlevingen eruit (jachtsamenleving en agrarische samenleving)?

A
  • Jachtsamenleving: kleine groepen; zelfvoorzienend; geografische mobiel; geringe arbeidsdeling; laag niveau productie; beperkte technologie; wil van God
  • Agrarische samenleving: Surplusproductie; arbeidsdeling en specialisatie; bezitsaccumulatie; elitevorming/stratificatie
28
Q

Hoe ziet het eruit van de industriële revolutie naar moderne samenlevingen? en wat is industrie?

A

Industrie: het produceren van goederen met behulp van geavanceerde energiebronnen die omvangrijke machinerieën in werking stellen.
- Vergaande arbeidsverdeling - scholing –> specialisten
- Uitgebreide afhankelijkheidsnetwerken
- Sociale diversiteit (functies en rollen)
- Uitbreiding politieke rechten
- Wetenschappelijk wereldbeeld

29
Q

Hoe ziet het eruit van informatierevolutie naar postmoderne samenlevingen?

A
  • Industriële naar dienstverlenende arbeid
  • Producten vs ideeën en informatie
  • Locatie arbeid
  • Individualisering
  • Globalisering
  • Postmaterialistisch
30
Q

Wat zijn de veranderingen in de postmoderne samenleving?

A

Grote uitvindingen (1870-1970):
- Elektriciteit
- Wiel
- Auto
- Huishoudelijke apparatuur

31
Q

Waar hadden de grote uitvindingen gevolgen voor?

A
  • Demografie
  • Educatie
  • Sterfte
  • Ongelijkheid
32
Q

Welke veranderingen zien we in de postmoderne samenlevingen?

A

Ontwikkelingen op gebied van kunstmatige intelligentie:
- Singularity: mens en machine gelijkwaardig?
- Digitalisering van informatie
- Networked society

33
Q

Wat is de visie van Durkheim en Weber op de moderne samenleving?

A

Zij kijken vanuit het structureel functionalisme en zien de moderne samenleving als een massamaatschappij. Dit is een samenleving waarin voorspoed en bureaucratie voor lossere traditionele sociale banden zorgen

34
Q

Wat is de visie van Karl Marx op de moderne samenleving?

A

Hij ziet het vanuit de conflictsociologie en ziet de moderne maatschappij als een klassenmaatschappij. Het is een kapitalistische samenleving met een uitgesproken sociale stratificatie

35
Q

Hoe zien aanhangers van logica van de groei en aanhangers van de grenzen van de groei de moderne samenleving?

A
  • Aanhangers van de logica van de groei: Zij zien een verbetering van het leven. Iedereen heeft baat bij een moderne samenleving
  • Aanhangers van de grenzen aan de groei: De aarde kan het niet meer aan. Zij zijn kritisch op de moderne samenleving
36
Q

Hoe zien de aanhangers van de risicosamenleving de moderne samenleving?

A

De negatieve gevolgen gaan verder dan milieuproblemen

37
Q

Wat is Becks definitie van een risicosamenleving?

A

Een ontwikkelingsfase van de moderne samenleving waar de sociale, politieke, ecologische en individuele risico’s - die ontstaan zijn gedurende innovatie - in toenemende mate buiten de controle en bescherming van de industriële samenleving vallen

38
Q

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van de risicosamenleving?

A

Oorzaken:
- Einde tradities - eigenbelang
- Einde natuur - voor God spelen
Gevolgen:
- Veiligheidsutopie

39
Q

De inrichting van de samenleving. Waar ligt de verantwoordelijkheid voor de zorg zodat mensen niet in een situatie van bestaansonzekerheid komen?

A
  • Staat
  • Familie
  • Markt
40
Q

Hoe wordt de kwaliteit van de sociale rechten gemeten?

A
  • Mate van Decommodificatie
  • Mate van Defamiliarisatie
  • Stratificerende gevolgen van het gevoerde beleid
41
Q

De verzorgingsstaat leek af vanaf begin jaren ‘70, maar:

A
  • Oliecrisis
  • Vergrijzing
  • Proces van individualisering
  • Percepties op immigratie
  • Jaren ‘80: bezuinigen
  • Jaren ‘90: ingrijpen in sociale verzekeringsstelsel
42
Q

Wat is werkzekerheid?

A

De zekerheid om werk te vinden en te behouden en jezelf verder te kunnen ontwikkelen op de arbeidsmarkt, maar niet noodzakelijk in dezelfde baan

43
Q

Wat zijn kenmerken van de verzorgingsstaat?

A
  • Herverdelen
  • Baanzekerheid
  • Centrale sturing
  • Collectieve verantwoordelijkheid
44
Q

Wat zijn kenmerken van de activerende participatiemaatschappij?

A
  • Investeren
  • Werkzekerheid
  • Decentrale sturing
  • Individuele verantwoordelijkheid
45
Q

Wat zijn belangrijke sociale veranderingen voor criminologen?

A
  • Prohibitionisme: strafbaarstelling
  • Abolitionisme: strafbaarstelling, maar nadruk op slachtofferschap
  • Regulering: zichtbaar maken
  • Legalisatie: arbeid
46
Q

Wat zijn nieuwe soorten crimineel gedrag die zijn ontstaan de laatste jaren?

A
  • Hacking
  • Kinderpornografie
  • Serveraanval
  • Virussen
  • Computer vandalisme
  • Cyber terrorisme
  • Online fraude
47
Q

Wat is de sociale verandering op gebied van gangs?

A

1920: Gangs as playgroups that develop within the interstices of the city, where sociale controle over residents was relatively weak
1950: gangs as delinquent peers
1960: increasing proportion of gang research had changed from one social class, subculture and group process to one concerned with societal reaction
1990: key macrostructural shifts that have transformed gang composition and behavior and in turn, forced scholars to revise dominant theoretical frameworks and analytical approaches

48
Q

Wat zijn gangs? Er is geen consensus over maar juist controversie op de volgende gebieden:

A
  • Crimineel gedrag?
  • Drugs?
  • Sociale cohesie?
  • Groepsidentiteit?
  • Minderheden?
  • Straatgroepen?