HC4 Flashcards
Welke hoofdvraag staat centraal bij het college over sociale groepen?
Groepsprocessen, sociale cohesie en socialisatie: Wat verbindt en scheidt mensen en waarom? Wie beïnvloedt elkaar en waarom?
Welke sociale groepen zijn er?
- Primaire groep: mensen die je vaak ziet, met wie je veel bespreekt, langdurige relaties, relatie is persoonsgericht, dit is zelf het doel, je wil ze zien (goede vrienden, familie)
- Secundaire groep: Relatie is doelgericht, ziet elkaar minder vaak, relatie van kortere duur, dit is een middel om doel te bereiken, weinig activiteiten (collega’s, politieke relaties)
- Categorie: een bepaalde groep mensen die iets gemeen hebben, bv. dezelfde studie
Mensen willen zich conformeren aan de groep. Groepen beïnvloeden gedrag van hun leden en proberen conformiteit onder de leden te bevorderen, bv. Asch en Milgram. Wat is er belangrijk bij Asch en Milgram?
Asch (lijnenexperiment) : Het maakt niet uit of degene die je volgt of je die wel of niet kent. Je volgt diegene toch wel
Milgram (schokkenexperiment): Hierbij maakt het niet uit of degene die je volgt van autoriteit is of niet
Als we graag bij een groep willen horen, leidt dit tot conformisme en aanpassingsgedrag. Wat is een ingroup en wat is een outgroep?
Ingroup: Gaat over WIJ, respect en loyaliteit. Wij horen er wel bij
Outgroep: Gaat over ZIJ, competitie en tegenstand. Wij horen hier niet bij
Er zijn 3 typen leiders. Welke en wat houdt het in?
- Autoritair: doelgericht, zelfstandig en dwingend
- Democratisch: expressief, creatief, gericht op de groep
- Laissez-faire: groep zelfstandig maken, zonder jouw hulp zelf aan de slag en zelf keuzes maken
Er zijn twee typen leiderschap. Welke en wat houdt het in?
- Instrumenteel: taken van de groep
- Expressief: welzijn van de groep
Dit is afhankelijk van de samenstelling en van de situatie
Wat zijn de belangrijkste punten van het artikel van Blokland et al. (2017)
- N=601 OMCG-leden
- 84% van OMCG-leden heeft een strafblad vs. 33% motorrijders zonder lidmaatschap
- 1 uit 4 leden heeft minimaal 10 veroordelingen
- Minimaal één gewelds- (50%) en/of drugsdelict (1/5)
- Variatie tussen leden en leiders m.b.t. eerdere veroordelingen groot
- Conclusie: Grote variatie tussen leden en leiders m.b.t. eerdere veroordelingen tussen verschillende clubs
Wat is een formele organisatie?
Omvangrijke secundaire groep die doelen zo efficiënt mogelijk wil realiseren. Het is van abstracter niveau, bv. PostNL
De formele organisatie is verder uitgebreid door de opkomst van de organisatiemaatschappij. Wat is hiervan het gevolg?
De historische overgang van een traditionele naar rationele wijze van denken –> efficiëntie vs. overdracht tradities
Wat zijn de activiteiten, hiërarchie, normen, criteria voor het lidmaatschap, relaties, communicatie en focus van kleine groepen?
- Activiteiten: Voor alle leden grotendeels hetzelfde
- Hiërarchie: afwezig of informeel
- Normen: algemene normen, worden op informele wijze gehanteerd
- Criteria voor het lidmaatschap: variabel, hangen vaak samen met persoonlijke affectie en verwantschap
- Relaties: variabel en voornamelijk primair
- Communicatie: Informeel en direct
- Focus: Persoonsgericht
Wat zijn de activiteiten, hiërarchie, normen, criteria voor het lidmaatschap, relaties, communicatie en focus van formele organisaties?
- Activiteiten: verschillend en zeer gespecialiseerd
- Hiërarchie: duidelijk gestructureerd
- Normen: expliciet gedefinieerde regels en reglementen
- Criteria voor het lidmaatschap: de technische competentie om het werk goed te kunnen verrichten
- Relaties: voornamelijk secundair, selectieve primaire relaties
- Communicatie: voornamelijk formeel en schriftelijk
- Focus: taakgericht
Wat is bureaucratie?
Rationeel organisatiemodel gericht op efficiënte taakuitvoering
Wat zijn kenmerken van bureaucratie?
- Specialisatie –> niet te vaak van taken verschillen
- Technische competentie
- Hiërarchische organisatie
- Regels en reglementen
- Onpersoonlijkheid
- Formele, schriftelijke informatie
Wat zijn de nadelen van bureaucratie?
- Inefficiëntie
- Ritualisme - middel wordt doel (Merton) –> het doel is om zo efficiënt mogelijk te werken, maar dat is niet meer om een bedrijf dingen op een bepaalde manier te laten uitvoeren. Efficiëntie wordt het doel opzich
- Ontmenselijken/vervreemden
- Inertie: doel bereikt –> maar je gaat nog steeds door, terwijl je doel al bereikt is
- Oligarchie - hiërarchie –> vaak piramide figuur, criminaliteit die vaak voorkomt hier is witteboordencriminaliteit
Over de evolutie van organisaties waren er drie uitdagingen in de jaren ‘60. Welke?
- Etniciteit en geslacht
- Japanse arbeidsorganisatie
- Veranderingen in aard van het werk