HC.4 Stress en ondervoeding Flashcards

1
Q

Wat is het intermediair metabolisme?

A

Alle acties die betrokken zijn bij de opslag en het verkrijgen van energie in het lichaam, die energie wordt gebruikt in processen in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de belangrijkste opslag vorm van energie?

A

Vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doe je met de soorten voedingsstoffen na vertering?

A
  • Glucose = Belangrijk voor de werking van de hersenen, daar gaat het als eerst naar toe. Ook in spier wordt een deel verbrand. verder is er opslag van glucose als glycogeen in de lever, spier en vetweefsel
  • Aminozuren = gebruiken bij de eiwitsynthese
  • Lipiden (vrije vetzuren) = kunnen brandstof zijn voor de spieren, maar anders opslag in vet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is anabole toestand?

A

Toestand na eten, wanneer het lichaam energievoorraden aan kan vullen. De lean body mass en vetmassa gaat toenemen.

Processen:
- aminozuren gebruikt voor eiwitsynthese
- koolhydraten gebruikt voor de glycogeensynthese
- vetzuren gebruikt voor lipide synthese (voor opslag)
- Bij overmaat aan koolhydraten opslag als vet –> liponeogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het catabolisme?

A

Aantal uren na de maaltijd, dan kun je niet meer op het dieet vertrouwen als bron van energie. Je gaat de energievoorraden aanspreken, vetweefsel en lean body mass gaan afnemen.

Processen:
- eiwitten –> aminozuren = proteolyse
- aminozuren –> gluconeogenese
- glycogeen –> glycogenolyse
- triglyceriden –> lipolyse en uiteindelijk ook energieopleveren

Dus glucose en vrije vetzuren (en eiwit) gaan energie genereren. Glycogeen, eiwit en vetopslag wordt aangesproken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke organen spelen een belangrijke rol in het catabolisme?

A
  • Lever: glycogenolyse, gluconeogenese, lipolyse/ketogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt insuline?

A
  • Stimuleert glucose opname in weefsels (glycogenese)
  • stimuleert eiwitsynthese
  • stimuleert vetopslag, lipogenese
  • (stimuleert de glycolyse)
  • remt de glycogenolyse, lipolyse en proteolyse, gluconeogenese, ketogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een belangrijk catabool hormoon + processen?

A

Glucagon leidt tot:
- glycogenolyse
- lipolyse
- ketogenese
- proteolyse
- (gluconeogenese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Andere belangrijke catabole hormonen?

A
  • Adrenaline
  • Cortisol
  • Groeihormoon
  • thyroiid hormoon

Cortisol en catecholaminen zijn stress hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat maakt de bijnier in de cortex?

A
  • Aldosteron, buitenste rand (glomerulosa)
  • Cortisol, middelste rand (fasciculata)
  • testosteron, binnenste rand (reticulaire)
    Medulla maakt de catecholamines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor wordt de productie van cortisol gecontroleerd?

A

Door de afgifte van ACTH uit de hypothalamus, dat wordt afgegeven als de hypofyse CRF afgeeft. dan gaat ACTH via bloed naar de bijnier en maakt het cortisol. Cortisol is niet constant in je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is cortisol?

A

Een glucocorticoid:
- Breekt de triglyceride af waarbij glycerol ontstaat en FFA, lipolyse
- Breekt aminozuren uit spieren af, proteolyse
- Beide vormen bouwstenen in de gluconeogenese in de lever. Bij meer cortisol –> meer glucose
Ook meer vetzuuroxidatie dus meer brandstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie catecholaminen?

A
  • glycogenolyse
  • lipolyse waarbij vrije vetzuren vrijkomen
  • Remt werking van insuline en dus de opname van glucose in spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is homeostase?

A

Vermogen van het lichaam om het interne milieu constant te houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het lichaam zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is medische stress?

A

Elke lichamelijke verandering die de stabiliteit van het interne milieu dreigt te verstoren:
- verwondingen
- infecties
- septische shock
- hartinfarct
- chirurgische ingrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat komt er vrij bij stress?d

A
  • glucocorticoiden
  • catecholamines
17
Q

Is stress een anabole of katabole reactie?

A

Katabool, zorgt voor afname van de energievoorraad van het lichaam.

18
Q

Wat gebeurt er na stress?

A

De cortisol en adrenaline waarden dalen weer, waardoor de homeostase hersteld word: energiedepots worden aangevuld en de hartfrequentie e bloeddruk worden weer normaal.

De stress kan ook chronisch blijven als je lichaam niet in staat is om de stress te neutraliseren (bv infectie, sepsis, trauma) dan blijft de afbraak van spieren en vet lang bestaan.

Door chronische stress kan dan het herstel van de patient bemoeilijkt worden.

19
Q

Wat gebeurt er bij langdurig vasten?

A

Het is een stressfactor voor het lichaam: cortisol, adrenaline, groeihormoon en glucagon stijgen.

Ketonlichamen en vrije vetzuren gaan fungeren als energiebron voor het lichaam.

20
Q

Periode van vasten:

A
  • 4-12 uur: glucose = brandstof voor de hersenen. Vrij vetzuren voor spieren en lever. Door glucagon en noradrenaline.
  • 12 uur tot 16 dagen: glucose = hersenen en klein beetje ketonlichamen
    Lever: vetzuren
    Spieren: ketonlichamen en vetzuren. ook hier glucagon en noradrenaline
  • Langer dan 16 dagen: hersenen: meer ketonlichamen en minder glucose, spieren: alleen vetzuren
21
Q

Periode van vasten:

A
  • 4-12 uur: glucose = brandstof voor de hersenen. Vrij vetzuren voor spieren en lever. Door glucagon en noradrenaline.
  • 12 uur tot 16 dagen: glucose = hersenen en klein beetje ketonlichamen
    Lever: vetzuren
    Spieren: ketonlichamen en vetzuren. ook hier glucagon en noradrenaline
  • Langer dan 16 dagen: hersenen: meer ketonlichamen en minder glucose, spieren: alleen vetzuren