HC.4 - Rol van cel - cel contact bij tumorgenese Flashcards

1
Q

Aan welke twee dingen hechten epitheliale cellen?

A
  1. Elkaar = adhesie
  2. basaalmembraan (onder)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waartussen zit de basaalmembraan?

A

Tussen de cellen en de ECM (met bindweefsel en interstitiele matrix)
Zit verankerd in onderliggend weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van epitheliale cellen en waarvoor is dit?

A

Ze zijn gepolariseerd
Ze hebben dus een specifieke boven en onderkant
Basale zijde (vast aan BM) en apicale zijde

Uitvoeren van de functie van de cel bvb nutriënten opname, spaproductie, vormen van barrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn functies van eptiheelcellen?

A
  • Nutriënt opname en sap productie in de darm -> erg belangrijk dat er strikt milieu wordt gehandhaafd en niks erdoorheen lekt
  • Barriere functie (huid): goed afdichtende laag
  • Gespecialiseerde cellen maken: haar, talg
  • Hormoon secretie (endocrien) of exocrien (zweet, traan, melk)
  • zintuig functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke componenten bestaat de ECM?

A
  • fibroblasten
  • lymfocyten
  • bloedvaatjes
  • zenuwtakken
  • macrofagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke/om welke weefsel ligt een basaalmembraan?

A
  • Onder epitheel cellen
  • om endotheel
  • om gladde spiercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door wat wordt de BM gemaakt?

A

Onderste laag: mesenchymale cellen
Bovenste laag: epitheel cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke componenten bestaat de BM voornamelijk?

A
  • Type IV collageen
  • Laminine (losse, hechte structuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden de epitheelcellen verbonden met de BM?

A

Via integrines die door de BM heen steken en binden aan de epitheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kunnen er makkelijk stoffen lekken door de BM?

A

Ja, erg poreus
Heeft een soort kippengaas structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen BM en de Interstitiele matrix?

A
  • Bevatten zelfde bouwstenen (grotendeels), maar in andere samenstelling/volgorde
  • Sturing van BM voornamelijk door epitheelcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een vermogen van maligne cellen met betrekking tot de IM?

A

Compositie aansturen wanneer zij door de BM heen zijn gebroken (= invasie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem een voorbeeld waarom polarisatie in de darm zo belangrijk is?

A

Je hebt absorptieve en muceuze cellen naast elkaar liggen
Cellen hebben tegengestelde stromen
Om ervoor te zorgen dat stromen de goede kant op gaan is polariteit van de cellen erg belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de 5 onderlinge cel-cel hechtingen?

A
  1. tight junctions
  2. adherence junctions = belt desmosomes
  3. desmosomen
  4. gap junctions
  5. hemidesmosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn functies van de hechting van epitheelcellen?

A
  1. afscheiding milieu
  2. gemeenschappelijk opvangen mechanische stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met welke drie structuren maken de hechtstructuren contact?

A
  1. Buurcellen
  2. ECM
  3. cytoskelet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de functie van de tight junctions?

A

Waterdichte laag vormen
Op plek van hechting smelten membranen beetje met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zorgen adherence junctions voor binding? Hoe heten ze ook wel?

A

Belt desmosomen
Extra-cellulair: binden aan elkaar
Intracellulair: aan actinevezels mbv E-cadherine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van actine riemen om de cel?

A

Ze kunnen asymmetrisch aantrekken waardoor groeven maken in plat epitheel –> buis vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe zorgen desmosomen voor binding?

A

Intra-cellulair: vast aan intermediaire filamenten (vaak keratine)
Extra cellulair: Cadherine
DUS;
E-cadherines zitten via linker-eiwitcomplex aan intermediair filament vast (hierin ook beta-catenine een rol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de belangrijkste hechtstructuur voor epitheel cellen?

A

Desmosomen

22
Q

Wat zijn gapjucnctions?

A

Kanalen waar stoffen (ionen en wateroplosbare moleculen) gereguleerd doorheen kunnen bewegen

23
Q

Waarbij kunnen gapjunctions helpen bij het geven van chemotherapie?

A

Chemo kan hierdoorheen doorgegeven worden aan naburige cellen

24
Q

Wat is de functie van de hemidesmosomen?

A

Cellen verbinden met BM

25
Q

Waarmee verbinden de hemidesmosomen de cellen met de BM?

A

Met integrines

26
Q

Aan hoeveel kanten zitten de desmosomen?

A

Bij meerlagig epitheel ook aan basale kant om de cellen met elkaar te verbinden

27
Q

Bij welke cel-cel verbindingen zijn E-cadherines belangirijk?

A

Adherence junctions = belt desmosomen
Desmosomen

28
Q

Hoe ziet een E-cadherine eruit? Waaraan bindt dit buiten de cel?

A

Intracellulair, transcellulair en extracellulair domein
Gaat binden aan identiek molecuul van buurcel = homofiele interactie
Via linker-protein aan actine filamenten: p210-catenine en beta-catenine oa.

29
Q

Zijn E-cadherines in meerdere weefsels actief?

A

Ja, maar letter staat voor weefsel specifieke subtypes
E = epithelial

30
Q

Waarvan zijn de E-cadherines afhankelijk in hun functie? Waarbij speelt het een rol?

A

Concentratie Ca2+ ionen (bindt intra-cellulair)
Contact inhibitie

31
Q

Wat is de rol van de cadherines bij kanker?

A

Remt de metastasering
Verlies is vaak betrokken bij metastasering

32
Q

Benoem kort de functies van de verschillende cel-cel verbindingen?

A

Tight junction: afsluitende verbinding

Adherence junctions: cel-cel verbinding (E-cadherine met actine filamenten)

Desmosomen: cel-cel verbinding (e-cadherine met intermediaire filamenten)

Gap junctions: kanalen (water en moleculen)

Hemidesmomen: cel-BM verbinding (intermediaire filamenten met ECM)

33
Q

Wat zijn twee soorten celadhesie receptoren?
Welke komt vaker voor?

A
  1. homotypische of homofiele adhesie: zelfde moleculen
  2. heterotypische of heterofiele adhesie: andere moleculen –> komt vaker voor
34
Q

Hoe ziet een integrine eruit?

A

Dimeer met een alfa en een beta keten –> vormen actieve pocket om aan target te binden
Dus de samenstelling bepaalt specificiteit voor het ECM-eiwit
Target = ECM-eiwit

35
Q

Waaraan binden integrines?

A

RGD-sequenties = arginine, glycine, aspartaat zuur

36
Q

Wat is naast verbinding nog een rol van integrines?

A

In Signaal transductie (groei regulatie)

37
Q

Welk soort binding gaat een integrine vaak aan?

A

Heterofiele adhesie aan actine filament

38
Q

Welke types intermediaire filamenten zijn er?

A

Epitheel: keratine
Mesenchym: vimentine
Spier: dismine
Neuronen: neurofilament

39
Q

Waar komt de naam vandaan van intermediaire filamenten?

A

Omdat het qua grootte tussen actine en microtubuli in ligt
Actine: 5-7 nm
Intermediair: 8-10 nm
microtubuli: 25 nm
Diameters

40
Q

Uit welke twee grote dingen bestaat de ECM?

A
  1. BM
  2. interstitiele matrix
41
Q

Wat zijn kenmerken van de ECM?

A
  1. onoplosbaar
  2. dynamisch
  3. netwerk geglycolyseerde eiwitten
42
Q

Wat is de functie van de ECM?

A
  • Stevigheid
  • Compartimentalisatie cellen, weefels en organen
  • Invloed op celgedrag
43
Q

Wat zijn de componenten van de ICM?

A
  • collageen type I
  • elastine
  • Fibronectine
  • proteoglycanen
  • bloedvaten
  • lymfevaten
    -zenuwen
    Cellulair:
  • fibrobalsten
  • lymfocyten
  • macrofagen
44
Q

Welke drie veranderingen treden op bij tumorvorming?

A
  • verlies van E-cadherine
  • verlies van celpolariteit
  • verandering ECM
45
Q

Wat gebeurt er bij dysplasie?

A
  • cel-cel verbindingen nemen af
  • Cel-ECM adhesie neemt af
  • gestoorde differentiatie en proliferatie
46
Q

Welke stap komt na dysplasie? Wat zijn hier kenmerken van?

A

Carcinoma in situ
- gestoorde differentiatie in alle lagen
- BM nog niet doorboren
- Verminderde adhesie

47
Q

Wat zijn kenmerken van een invasief carcinoom?

A
  • autonome groei
  • tumorcellen door ECM
  • Verminderde adhesie
48
Q

Hoe kan een tumorcel door de ECM/celmembraan heen bewegen?

A

Door gebruik te maken van integrines (voortbewegen) en proteases (maken weg vrij)

49
Q

Wat treedt vaak weer op na metastasering (op nieuwe plek)?

A

Gedeeltelijk herstel van cel-cel en cel-ECM adhesie
Gaat stappen omgekeerd doen

50
Q

Welke dingen zijn op afstaande gemetastaseerde cellen vaak kwijt?

A
  • beta-catenine of E-cadherine
  • verlies polariteit
  • andere verbinding met ECM
51
Q

Wat is de ECM?

A

Menselijke weefsels zitten in compartimenten die van elkaar gescheiden worden door twee type ECM
1. Basaalmembraan
2. Interstitiele Matrix