HC4 Flashcards

1
Q

de lagen van de lens

A
  • kapsel anterior
  • voorste lijn van verdeling (tussen epitheel en cortex)
  • voorkant volwassen nucleus
  • voorkant oppervlak foetale nucleus
  • voorste helft embryonale nucleus (y)
  • achterste helft embroyonale nucleus (λ)
  • achterste oppervlak foetale nucleus
  • achterkant volwassen nucleus
  • achterste lijn (verdeling cortex&kapsel)
  • achterste kapsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar valt lens kapsel onder

A

lensepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aantal eigenschappen lensepitheel

A
  • barrière tegen cellen v.h. imuunsysteem

- lens staat “los” v.d. rest van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer trekken zonula vezels via de lenskapsel de lens plat?

A

bij rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eigenschappen lensvezels

A
  • hexagonale vorm
  • 15% gevuld met crystallins
  • 75% crystallins (eiwit) richting de kern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opbouw lensvezels

A
  • kernen en organellen
  • oudste lensvezels zonder organellen en veel crystallinen liggen centraal
  • vormen de lenskern (nucleus)
  • perifere vezels vormen nu een schors of cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat verwijderen lensvezels tijdens diffrentiatie

A

organellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

van welke eiwit zijn zonula vezels gemaakt en waar zitten ze vast

A
  • fibrillin-1

- zitten vast aan processus ciliare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functie zonula vezels

A

trekken de lens plat –> lens wilt normaal bol staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

werking accomodatiemechanisme

A
  • m.ciliaris
  • Sympatisch: m. ciliaris ontspant, trekt aan vezels –> lens plat
  • Parasympatisch: contractie m. ciliaris, lensvezels ontspannen –> lens bol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het effect van parasympatische actie op de m ciliaris?

A

convergentie, ogen draaien naar binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 3 vormen van cataract zijn er

A
  1. Nucleair: verkleuring, bruinig, ooglens wordt troebler. - Komt het meest voor, normaal voor verouderend oog
    - geel-bruin in de nucleus v.d. lens
    - bij gevorderd stadium –> cortex kan overvloeiien en wit worden
  2. Corticaal: spaken groeien naar centrum en zorgen voor schittering
    - waterverdeling in lensvezels van de cortex is veranderd
    - hierdoor ontstaan er fissura die lijken op spaken
  3. PSC: vertroebeling aan achterkant lens
    - lijkt op zand
    - cel migratie onder invloed van corticosteroiden
    - geeft meeste pijn, tast totale brekingsindex van de lens aan
    - oorzaken: debiates mellitus, corticosteroiden, oculaire ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zorgt de lens voor 20 dpt?

A
  • kromming
  • brekingsindex
  • lengte afstand van licht

de brekingsindex neemt toe van: voor, naar centrum van de lens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dikte lenskapsel

A
  • dikst aan voorzijde en equator –> 20 micrometer

- 40 laagjes met reticulaire vezels –> dit is zeer rekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eigenschappen kubisch epitheel

A
  • weinig zuurstof rond de lens, 70% energie voorziening= aeneroob
  • richting de equator maken de epitheelcellen lensvezels aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eigenschappen lens

A
  • voorkant van de lens heeft epitheel, achterkant lens heeft lensvezels
  • lens groeit hele leven door
17
Q

wat is er mis bij syndroom van Marfan?

A

-genetisch defect bij aanmaak fibrilline eiwit –>hier worden zonula vezels van gemaakt

–> dit leidt tot gevolg dat de lense los kan laten

-kan zorgen voor groot astigmatisme omdat de patient door de zijkant van de lens “kijkt”

18
Q

Hoe werkt de n. Edinger-Westphal

A
  • zorgt voor contractie m.ciliaris
  • stuurt signalen naar pupil–>
  • m. sphincter geeft contractie pupil –>
  • kernen n.oculomotoris geven signaal naar m.rectus medialis –>
  • convergentie ogen
19
Q

meeste oorzaken cataract zijn idiopatisch (zonder bekende oorzaak)

welke externe oorzaken kunnen cataract ook beinvloeden

A
  • glycosylering –> bij verhoogde bloedsuikerspiegel
  • UV-licht
  • Roken
20
Q

welke golflengtes absorbeerd de cornea

A

golflengtes kleiner dan 300 nm

21
Q

welke golflengtes absorbeerd de lens

A

golflengtes tussen 300-400 nm

22
Q

welke golflengtes gaan er door naar de retina

A

golflengtes groter dan 400 nm

23
Q

wat is brunescence

A

beschadigingen van eiwitten in de kern van de lens die geel/bruin worden

24
Q

wat gebeurd er als je cataract nog meer rijper laat worden?

A

dan kan er glaucoom of iris ontsteking voorkomen

25
Q

hoeveel procent van 80 jarigen heeft staar

A

20%

26
Q

hoe vind een staar operatie plaats?

A
  • insicie bij perfifere cornea of anterieure sclera
  • capsulorhexis: voorste kapsel open, rondje verwijderd
  • forno-emulsfucatie: lenskern gebroken en weg gezogen
  • wegzuigen kleine restjes
  • kunstlens inpanteren in lenszak