HC.4 Flashcards
Describe the interpersonal model of personality dynamics by Christopher Hopwood
Het interpersoonlijk model van persoonlijkheidsdynamiek van Christopher J. Hopwood richt zich op de manier waarop persoonlijkheidskenmerken en interpersoonlijke relaties elkaar wederzijds beïnvloeden en ontwikkelen over de tijd. Belangrijkste kenmerken:
- Persoonlijkheidskenmerken: Persoonlijkheidskenmerken worden gezien als relatief stabiele patronen van gedachten, gevoelens en gedragingen die de manier beïnvloeden waarop individuen interacteren met hun sociale omgeving.
- Interpersoonlijke interacties: Het model benadrukt dat persoonlijkheidskenmerken tot uiting komen en zich ontwikkelen door interacties met anderen.
- Reciproke invloed: Er is een wederzijdse invloed tussen persoonlijkheidskenmerken en interpersoonlijke relaties. Bijvoorbeeld, een persoon met hoge extraversie zal geneigd zijn om meer sociale interacties te initiëren, wat vervolgens hun sociale netwerk en relaties beïnvloedt. Tegelijkertijd kunnen de reacties en feedback van anderen invloed hebben op hoe deze persoon zijn extraversie ervaart en uitdrukt.
- Contextuele variabiliteit: Persoonlijkheid wordt niet gezien als een statisch kenmerk, maar als iets dat varieert afhankelijk van de context.
- Interpersoonlijke circumplex: Hopwood maakt gebruik van het interpersoonlijke circumplexmodel, dat persoonlijkheidskenmerken plaatst in een tweedimensionale ruimte gedefinieerd door twee assen: dominantie (dominant versus onderdanig) en affiliatie (warm versus koud).
- Ontwikkeling en verandering: Het model erkent dat persoonlijkheid en interpersoonlijke patronen zich over de tijd kunnen ontwikkelen en veranderen.
Leg het model ‘the interpersonal field’ uit
Het model “the interpersonal field” dat je hebt gedeeld, visualiseert de dynamische interactie tussen twee individuen (het zelf en de ander) en hoe deze interacties beïnvloed worden door hun respectieve zelf- en affectsystemen.
Componenten:
- Self System:
Agency en Communion: Binnen het zelf-systeem wordt de persoonlijkheid gezien door de lens van twee primaire dimensies: agency (zelfstandigheid, autonomie) en communion (verbondenheid, gemeenschap). Deze dimensies bepalen hoe een individu zichzelf en zijn relatie tot anderen ervaart.
- Affect System:
Arousal en Valence: Het affect-systeem omvat emotionele reacties die worden gekarakteriseerd door arousal (opwinding) en valence (positiviteit/negativiteit). Dit systeem beïnvloedt hoe een individu emotioneel reageert in sociale interacties.
- Perception:
Perceptie verwijst naar hoe het zelf de ander waarneemt. Deze waarnemingen worden beïnvloed door de eigen zelf- en affectsystemen. Wat een individu denkt en voelt over zichzelf, zal invloed hebben op hoe hij of zij de gedragingen en intenties van de ander interpreteert.
- Behavior:
Gedrag is hoe het zelf handelt naar de ander en vice versa. Deze gedragingen worden beïnvloed door zowel de percepties als de affectieve reacties die voortkomen uit de zelf- en affectsystemen.
- Dynamiek van het Model
- Wederzijdse Invloed:
Gedrag en perceptie tussen het zelf en de ander zijn wederzijds beïnvloedend. Dit betekent dat hoe de zelf zich gedraagt invloed heeft op hoe de ander reageert en andersom. Deze continue wisselwerking vormt de basis van de interpersoonlijke dynamiek.
- Feedback Lussen:
Het model toont feedbacklussen tussen perceptie en gedrag, zowel binnen het individu als tussen individuen. Gedrag van de ene persoon beïnvloedt de perceptie van de andere, wat op zijn beurt weer gedrag beïnvloedt. Deze feedbacklussen kunnen positieve of negatieve cycli creëren in de interactie.
Hoe kan therapie invloed hebben op the interpersonal field model?
therapie kan helpen bij het veranderen van aanhoudende, doordringende problematische persoonlijkheidspatronen. De persoonlijkheidspatronen van mensen in therapie zijn:
- Persistent: De patronen zijn langdurig aanwezig en veranderen niet gemakkelijk.
- Pervasive: De patronen beïnvloeden verschillende aspecten van het leven en zijn wijdverspreid in verschillende situaties en relaties.
- Problematic: De patronen veroorzaken moeilijkheden en verstoringen in het functioneren en welzijn van de persoon.
Bovenste Rij: Huidige Problematische Patronen
De bovenste rij van diagrammen vertegenwoordigt de aanhoudende, problematische interactiepatronen tussen het ‘Self’ en de ‘Other’. Deze patronen zijn vaak vastgeroest en leiden tot negatieve interacties.
Onderste Rij: Effect van Therapie
De onderste rij van diagrammen laat zien hoe therapie kan helpen bij het veranderen van deze problematische patronen
- gele pijlen: Deze pijlen laten zien dat er door de therapie sessies veranderingen plaatsvinden in de manier waarop het ‘Self’ en de ‘Other’ interacteren.
- groene pijlen: Deze pijlen vertegenwoordigen de positieve veranderingen die door de therapie worden geïnitieerd en laten zien dat na verloop van tijd de interactiepatronen verbeteren.
Explain what is meant by intentionality.
Het verwijst naar de eigenschap van mentale toestanden om gericht te zijn op of over iets te gaan. Met andere woorden, intentionaliteit beschrijft hoe onze gedachten, ervaringen, en bewustzijnsinhouden altijd ergens op gericht zijn - ze hebben altijd een object, inhoud of doel. ‘aboutness’. Brentano stelde dat intentionaliteit het onderscheidende kenmerk is dat mentale fenomenen onderscheidt van fysieke fenomenen. Terwijl fysieke objecten geen inherent doel of inhoud hebben, zijn mentale toestanden altijd gericht op iets buiten zichzelf. Voorbeeld: Als je denkt aan je vriend, gaat je gedachte over die vriend. Je gedachten bevatten aspecten zoals herinneringen aan gezamenlijke ervaringen of kenmerken van de vriend.
Describe what is meant by intentional stance.
Het verwijst naar een strategie of houding die we aannemen om het gedrag van een entiteit (zoals een persoon, dier of zelfs een machine) te voorspellen en te verklaren door het toe te schrijven aan bepaalde intenties, overtuigingen, verlangens en rationele overwegingen. Voorbeeld: Wanneer we proberen te begrijpen waarom een vriend naar een bepaald restaurant gaat, kunnen we aannemen dat hij honger heeft (verlangen) en gelooft dat het restaurant goed eten serveert (overtuiging). Dit helpt ons zijn gedrag te voorspellen en te verklaren.
Describe the relation between attachment and mentalization.
Safe attachment, well-regulated
attunement and repairs provide the basis for learning to mentalize. De ontwikkeling van het vermogen tot mentaliseren is sterk verbonden met vroege hechtingservaringen. Kinderen die veilige hechting ervaren, ontwikkelen vaak betere mentalisatievaardigheden, omdat ze leren om hun eigen en andermans mentale toestanden te begrijpen in een context van betrouwbare en consistente zorg.
In mammals and avians offspring strongly attach to caregivers.
Human babies are particularly sensitive and attuned to the forms of vitaly they can share with others
In secure attachment parents use ‘parental reflective
functioning’ (i.e. mentalizing capacity) to interact with their
child giving rise to joint intentionality.
Via this process the child learns to distinguish the (joint) intention from the particular acts of the participants. And from
the distinction between self and other (marking) it learns
about difference in intentions between self and other.
Describe what mentalization is.
Het vermogen om de mentale toestanden van zichzelf en anderen te begrijpen en te interpreteren. Dit omvat gedachten, gevoelens, intenties, wensen en overtuigingen. Mentaliseren is cruciaal voor effectieve sociale interacties en persoonlijke relaties, omdat het ons helpt om te begrijpen waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen en hoe zij zichzelf en de wereld om hen heen ervaren.
What is natural pedagogy?
Mensen beschikken over een soortspecifiek vermogen voor de snelle intergenerationele overdracht van culturele kennis. In plaats van zelf culturele kennis te moeten uitwerken, kan men vertrouwen op de autoriteit en de waargenomen betrouwbaarheid van de persoon die die informatie communiceert.
Het verwijst naar een evolutionair ontwikkeld communicatiesysteem dat mensen gebruiken om cultureel relevante informatie effectief over te dragen van de ene generatie op de andere. Dit systeem maakt gebruik van bepaalde communicatieve signalen die de ontvanger (meestal een kind) erop wijzen dat de informatie die wordt gedeeld, belangrijk en leerzaam is.
Belangrijke aspecten:
- Communicatieve signalering: oogcontact, spraakintonatie, en gedeelde aandacht (zoals wijzen)
- Infant-Directed Speech (IDS): Dit verwijst naar de specifieke manier van spreken tegen baby’s, gekenmerkt door een hogere toon, langzamere snelheid en overdreven intonatie. IDS helpt baby’s om beter te begrijpen en te onthouden wat er wordt gezegd.
- Gedeelde Aandacht:
Hierbij richten zowel de verzorger als het kind zich op hetzelfde object of gebeurtenis. Dit gedeelde aandachtsveld helpt kinderen om te leren waar ze op moeten letten en wat belangrijk is.
Generieke
- Kennisoverdracht:
Natural pedagogy gaat ervan uit dat de informatie die wordt overgedragen, niet alleen specifiek is voor de huidige context, maar algemeen toepasbaar is en relevant voor toekomstige situaties. Dit helpt kinderen om algemene kennis en vaardigheden te ontwikkelen.
What is epistemic trust?
Door het gebruik van natural pedagogy ontwikkelen kinderen epistemisch vertrouwen in hun opvoeders, wat essentieel is voor effectief leren.
het vertrouwen dat iemand heeft in de kennis, informatie en uitspraken van anderen. het speelt een cruciale rol in leerprocessen, sociale interacties (effectieve communicatie en samenwerking) en therapeutische relaties.
Ontwikkeling:
- Vroege Hechting:
De basis van epistemic trust wordt gelegd in de vroege kindertijd door veilige hechtingsrelaties. Wanneer kinderen betrouwbare en consistente zorg en informatie ontvangen van hun verzorgers, ontwikkelen ze een basisniveau van vertrouwen in anderen.
- Consistentie en Betrouwbaarheid:
Het herhaaldelijk ontvangen van accurate en betrouwbare informatie van een bron versterkt epistemic trust. Inconsistentie of misleiding kan daarentegen epistemic trust ondermijnen.
Invloeden:
- Credibiliteit van de Bron:
De waargenomen deskundigheid en betrouwbaarheid van de informatiebron beïnvloeden epistemic trust. Mensen zijn eerder geneigd informatie te vertrouwen van bronnen die als deskundig en eerlijk worden gezien.
- Intentionele Motieven:
De waargenomen intenties van de bron spelen ook een rol. Als mensen geloven dat de bron goede bedoelingen heeft en geen verborgen agenda, zijn ze meer geneigd de informatie te vertrouwen.
- Contextuele Factoren:
De context waarin informatie wordt gedeeld kan epistemic trust beïnvloeden. Formele educatieve settings, bijvoorbeeld, kunnen een hogere mate van vertrouwen opwekken dan informele contexten.
What is epistemic hypervigilance?
Een verhoogde staat van waakzaamheid en achterdocht met betrekking tot de betrouwbaarheid en accuraatheid van informatie die van anderen wordt ontvangen. Epistemic hypervigilance kan een adaptieve reactie zijn in omgevingen waar misleiding en manipulatie veel voorkomen, omdat het individuen helpt om zichzelf te beschermen tegen valse informatie. Oorzaken:
- Negatieve Ervaringen:
Personen die in het verleden zijn misleid of bedrogen, kunnen epistemic hypervigilance ontwikkelen als een defensieve reactie.
- Onveilige Hechting:
Een geschiedenis van onveilige hechting en inconsistentie in ouderlijke reacties kan bijdragen aan een verhoogd wantrouwen jegens anderen.
- Culturele of Omgevingsfactoren:
In culturen of gemeenschappen waar wantrouwen jegens autoriteiten of buitenstaanders de norm is, kan epistemic hypervigilance worden versterkt.
Gevolgen:
- Beperkt Leren en Ontwikkeling:
Overmatige waakzaamheid kan het vermogen om te leren van anderen beperken, omdat men vaak informatie afwijst of wantrouwt.
- Sociale Isolatie:
Mensen met epistemic hypervigilance kunnen moeite hebben om sociale banden te vormen en te onderhouden, wat kan leiden tot isolatie en eenzaamheid.
- Stress en Angst:
De constante staat van alertheid kan bijdragen aan verhoogde stress- en angstniveaus.
Describe the model of the article
- Ouderlijk gehechtheid (Parental attachment):
Dit verwijst naar de gehechtheidstijl van de ouders, die is ontwikkeld door hun eigen vroege gehechtheidservaringen en relaties. - Ouderlijk mentaliseren (Parental mentalizing):
Dit is het vermogen van ouders om de mentale toestanden van zichzelf en hun kind te begrijpen en te reflecteren op de gevoelens, gedachten en wensen van hun kind. - Zuigeling gehechtheid (Infant attachment):
Dit verwijst naar de gehechtheidsrelatie die een zuigeling ontwikkelt met hun primaire verzorger, wat een belangrijke basis vormt voor toekomstige emotionele en sociale ontwikkeling. - Kind mentaliseren (Child mentalizing):
Dit is het vermogen van het kind om de mentale toestanden van zichzelf en anderen te begrijpen, wat essentieel is voor hun sociale en emotionele functioneren. - Cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling (Cognitive and socioemotional development):
Dit verwijst naar de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden (zoals denken, leren en probleemoplossing) en socio-emotionele vaardigheden (zoals emotionele regulatie, sociale interactie en empathie).
Relaties tussen de onderdelen:
- Ouderlijk gehechtheid naar ouderlijk mentaliseren: De gehechtheidstijl van ouders beïnvloedt hun vermogen om te mentaliseren. Ouders die veilig gehecht zijn, hebben doorgaans betere mentaliserende capaciteiten.
- Ouderlijk mentaliseren naar zuigeling gehechtheid: Ouders die goed kunnen mentaliseren, kunnen beter reageren op de behoeften van hun kind, wat leidt tot een veilige gehechtheid van de zuigeling.
- Ouderlijk mentaliseren naar kind mentaliseren: Ouders met goede mentaliserende vaardigheden creëren een omgeving waarin hun kinderen deze vaardigheden ook kunnen ontwikkelen.
- Kind mentaliseren naar zuigeling gehechtheid: Het mentaliserende vermogen van het kind beïnvloedt de gehechtheid met hun ouders, wat weer kan terugwerken op de ouderlijke gehechtheid.
- Kind mentaliseren naar cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling: Een kind dat goed kan mentaliseren, ontwikkelt betere cognitieve en socio-emotionele vaardigheden.
- Zuigeling gehechtheid naar cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling: Een veilige gehechtheid in de vroege kindertijd bevordert een gezonde cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling.
- Terugkoppeling van cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling naar ouderlijk gehechtheid: De ontwikkelingsuitkomsten van het kind kunnen invloed hebben op de ouderlijke gehechtheid, wat een cyclus van wederzijdse beïnvloeding creëert.