HC.2 Flashcards

1
Q

What is Lexical hypothesis?

A

The original hypothesis (Allport, 1936) leading to the Big Five or OCEAN model. De lexical hypothesis is een theorie binnen de persoonlijkheidspsychologie die stelt dat de belangrijkste en meest relevante eigenschappen van menselijke persoonlijkheid in natuurlijke taal zijn gecodeerd. Met andere woorden, als een eigenschap belangrijk is voor het begrijpen en beschrijven van menselijk gedrag, zal deze eigenschap hoogstwaarschijnlijk zijn weerspiegeld in de woorden die mensen gebruiken om elkaar te beschrijven.
(1) Those personality
characteristics that are important to a group of people will eventually become a part of that group’s language. De hypothese gaat ervan uit dat taal de basis vormt voor het identificeren van persoonlijkheidskenmerken. Eigenschappen die belangrijk zijn voor het onderscheiden van individuen worden waarschijnlijk weerspiegeld in de woorden en termen die we gebruiken in alledaagse gesprekken.
(2) more important personality characteristics are more likely to be encoded into language as a single word. Eigenschappen die bijzonder belangrijk zijn, zullen vaker voorkomen in taal en zullen vaak meerdere synoniemen hebben. Dit komt omdat verschillende nuances en aspecten van een eigenschap relevant kunnen zijn in verschillende contexten.
(3) Principal Component Analysis of the covariance-structure of traits can be used to extract the most important aspects of variation in a population. Principal Component Analysis van de covariatiestructuur van traits helpt om de meest significante bronnen van variatie binnen een populatie te identificeren en te begrijpen. PCA is een statistische techniek die wordt gebruikt om de dimensies van een dataset te reduceren, terwijl zo veel mogelijk van de variatie in de data behouden blijft.
De covariatiestructuur verwijst naar hoe deze eigenschappen samen variëren binnen een populatie. Als sommige eigenschappen samen veranderen, hebben ze een hoge covariantie. Wanneer PCA wordt toegepast op de covariatiestructuur van traits, helpt het om de belangrijkste patronen van variatie te identificeren.
Dit betekent dat PCA de dimensies (principal components) identificeert die de grootste variaties in de traits binnen de populatie verklaren.
Door deze dimensies te extraheren, kunnen onderzoekers de complexiteit van de data verminderen en zich concentreren op de belangrijkste aspecten van variatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

What are the OCEAN/BIG 5?

A
  1. Opennes
  2. Conscientiousness
  3. Extraversion
  4. Agreeableness
  5. Neuroticism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

What is the big 3?

A

Model of continuity from temperamental traits to personality, including:
1. Positive Emotionality (PEM),
2. Negative Emotionality (NEM)
3. Constraint (CON)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

What is trait realism?

A

De perceptie van karaktereigenschappen (traits) als realistische, stabiele, waarneembare en meetbare eigenschappen van een individu. Het impliceert dat deze eigenschappen consistent zijn over tijd en situaties en een belangrijke rol spelen in het gedrag en de persoonlijkheid van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

What is situationism?

A

Situationism is een theorie binnen de psychologie die stelt dat het gedrag van mensen voornamelijk wordt bepaald door hun huidige situatie en context, in plaats van door stabiele interne eigenschappen (traits).
Situationism levert kritiek op the trait theory
- gedrag is minder consistent in verschillende situaties
- Contextuele factoren spelen een rol in het vormgeven van gedrag.
This model is not compatible with evidence anymore.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

What is meant by person-specific distributions?

A

De gedragingen van een individu kunnen variëren over verschillende situaties en tijdstippen, terwijl ze toch een consistent patroon vertonen dat uniek is voor die persoon. Dit begrip combineert elementen van zowel trait realism als situationism door te erkennen dat hoewel gedrag varieert, deze variatie zelf een stabiel en voorspelbaar patroon kan vormen.
Person-specific distributions is a solution for situationism.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 5 core concepten van person-specific distribution.

A
  1. Individuele variabiliteit: Elke persoon heeft een unieke verdeling van gedragingen die kan worden waargenomen over verschillende situaties.
  2. Stabiliteit binnen variabiliteit: Hoewel gedrag varieert afhankelijk van de context, toont de variatie zelf een stabiel patroon. Dit betekent dat hoewel de specifieke gedragingen kunnen veranderen, de manier waarop deze gedragingen variëren consistent is voor die persoon.
  3. Contextuele afhankelijkheid: Gedrag wordt beïnvloed door de specifieke situatie, maar de manier waarop een persoon reageert op verschillende situaties is relatief voorspelbaar op basis van hun person-specific distribution.
  4. Gemiddelde niveaus en spreiding: Binnen de verdeling kunnen er gemiddelde niveaus van gedrag zijn (bijvoorbeeld hoe extravert iemand gemiddeld is), evenals de spreiding (hoeveel het gedrag fluctueert rond dit gemiddelde).
  5. Combinatie van traits en situationele reacties: Person-specific distributions erkennen zowel de rol van stabiele persoonlijkheidseigenschappen (traits) als de invloed van specifieke situaties op gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Describe an example of the person-specific distributions model

A

Stel dat iemand doorgaans als vriendelijk wordt beschouwd. Hun person-specific distribution kan laten zien dat ze over het algemeen vriendelijk zijn (gemiddeld hoog niveau van vriendelijkheid), maar dat hun mate van vriendelijkheid varieert afhankelijk van of ze bijvoorbeeld met vrienden of vreemden zijn, of in stressvolle of ontspannen situaties verkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

What is network stability?

A

Persistent and pervasive personality patterns emerge from network-interactions between a large number
of small personality-related components.
verwijst naar de stabiliteit van de relaties tussen verschillende eigenschappen en gedragingen van een individu binnen een netwerkstructuur. Het benadrukt de onderlinge verbondenheid en invloed van verschillende eigenschappen op elkaar, en hoe deze relaties in de loop van de tijd relatief stabiel blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Describe 6 core concepts of the network stability model.

A
  1. Interconnectiviteit van eigenschappen: In een netwerkmodel van persoonlijkheid worden eigenschappen en gedragingen gezien als knooppunten die met elkaar verbonden zijn door onderlinge relaties. Network stability houdt in dat deze relaties tussen knooppunten (bijv. eigenschappen en gedragingen) consistent blijven over de tijd.
  2. Dynamische patronen: Terwijl de individuele eigenschappen en gedragingen kunnen variëren, blijft het algemene patroon van relaties tussen deze eigenschappen stabiel. Dit betekent dat de manier waarop eigenschappen elkaar beïnvloeden over de tijd consistent blijft.
  3. Feedback loops en causaliteit: Network stability impliceert dat er stabiele feedback loops kunnen bestaan binnen het netwerk. Bijvoorbeeld, een eigenschap zoals angst kan consistent verbonden zijn met een ander gedrag zoals vermijdingsgedrag, waarbij veranderingen in het ene knooppunt leiden tot voorspelbare veranderingen in het andere.
  4. Resistentie tegen verstoringen: Een stabiel netwerk kan weerstand bieden aan verstoringen of veranderingen van buitenaf. Dit betekent dat ondanks invloeden van buitenaf, de interne relaties binnen het netwerk relatief onaangetast blijven.
  5. Implicaties voor persoonlijkheidsontwikkeling: Network stability suggereert dat persoonlijkheidsverandering kan plaatsvinden, maar dat deze veranderingen plaatsvinden binnen een stabiel netwerk van onderlinge eigenschappen. Dit biedt een framework om te begrijpen hoe persoonlijkheidskenmerken zich ontwikkelen en veranderen over de tijd.
  6. Onderzoek en metingen: Onderzoek naar network stability maakt gebruik van geavanceerde statistische en computationele technieken om de relaties tussen verschillende eigenschappen en gedragingen in kaart te brengen en te analyseren hoe deze relaties zich over de tijd handhaven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

What is agency?

A

Agency is een concept dat verwijst naar het vermogen van individuen om doelbewust keuzes te maken en acties te ondernemen die invloed hebben op hun leven en de wereld om hen heen. Het omvat de capaciteit van een persoon om zelfstandig te handelen en beslissingen te nemen, in plaats van simpelweg te reageren op externe krachten of invloeden.
self-mastery, status/victory, empowerment, achievement/responsibility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Describe core concepten of agency

A
  1. Zelfdeterminatie: Agency impliceert dat individuen de mogelijkheid hebben om hun eigen doelen en voorkeuren na te streven, onafhankelijk van externe druk. Dit betekent dat ze in staat zijn om hun eigen keuzes te maken op basis van persoonlijke waarden en interesses.
  2. Controle en invloed: Mensen met een sterk gevoel van agency voelen dat ze controle hebben over hun eigen leven en dat hun acties een significante impact kunnen hebben. Ze geloven dat ze de uitkomsten van hun handelingen kunnen beïnvloeden.
  3. Intentionaliteit: Agency omvat het vermogen om doelgericht en met een plan te handelen. Dit betekent dat individuen niet alleen reageren op hun omgeving, maar ook actief doelen stellen en strategieën ontwikkelen om deze te bereiken.
  4. Verantwoordelijkheid: Met agency komt ook verantwoordelijkheid. Individuen erkennen dat ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen keuzes en de consequenties daarvan.
  5. Reflexiviteit: Agency omvat vaak een mate van zelfbewustzijn en reflectie. Dit betekent dat mensen nadenken over hun acties, beslissingen evalueren en leren van hun ervaringen.
  6. Sociaal-culturele context: Hoewel agency een individuele capaciteit is, wordt deze vaak beïnvloed door sociale en culturele contexten. Factoren zoals sociale normen, culturele waarden, en institutionele structuren kunnen de mate van agency beïnvloeden die een persoon ervaart.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Describe an example of agency

A

Stel dat iemand besluit om een nieuwe carrière na te streven. Dit besluit is een uitdrukking van hun agency omdat het een bewuste keuze is die voortkomt uit hun persoonlijke interesses en doelen. Ze nemen actie door cursussen te volgen, netwerkbijeenkomsten bij te wonen en actief op zoek te gaan naar nieuwe kansen, ondanks eventuele obstakels of sociale verwachtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

What is communion?

A

Communion is een concept binnen de psychologie en sociologie dat verwijst naar de neiging van individuen om verbinding en harmonie met anderen te zoeken. Het omvat aspecten van sociale interactie die gericht zijn op zorg, samenwerking, en het bevorderen van positieve relaties.

“communion manifests itself in the sense of being at one with other organisms. […] communion manifests
in noncontractual cooperation”
Specific: love/friendship, dialogue, unity/togetherness, caring/help.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Describe 6 core concepts of communion

A
  1. Verbondenheid: Communion benadrukt het belang van het opbouwen en onderhouden van sterke, betekenisvolle relaties met anderen
  2. Zorg en empathie: Een kernaspect van communion is de zorg voor het welzijn van anderen. Dit omvat empathie, het vermogen om de gevoelens en perspectieven van anderen te begrijpen en te delen, en bereidheid om ondersteuning en hulp te bieden.
  3. Samenwerking en gemeenschappelijkheid: Communion bevordert samenwerking en het delen van ervaringen
  4. Sociaal gedrag: Gedragingen die verbonden zijn met communion omvatten vriendelijkheid, altruïsme, medeleven, en het vermijden van conflicten
  5. Relaties en sociale netwerken: Communion gaat niet alleen over individuele relaties, maar ook over het deelnemen aan en bijdragen aan bredere sociale netwerken en gemeenschappen. Dit kan variëren van informele sociale groepen tot formele organisaties.
  6. Balans met agency: In de psychologie worden communion en agency vaak gezien als complementaire dimensies van persoonlijkheid. Terwijl agency gaat over zelfdeterminatie, onafhankelijkheid en doelgericht handelen, draait communion om verbondenheid, relaties en zorg voor anderen. Een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling omvat vaak een balans tussen deze twee dimensies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Describe an example of communion.

A

Stel dat iemand actief deelneemt aan een vrijwilligersorganisatie. Ze doen dit niet alleen omdat ze anderen willen helpen, maar ook omdat ze waarde hechten aan de verbinding met andere vrijwilligers en de gemeenschap als geheel. Hun acties worden gedreven door een wens om bij te dragen aan het welzijn van anderen en om positieve, ondersteunende relaties te cultiveren.

17
Q

What is meant by ‘stability in the performance of the actor?’

A

The self as social actor, encompassing semantic representations of traits, social roles, and
other features of self that result in and from repeated performances on the social stage of life.
In this perspective trait stability is thus a stability in the typical social, interactional performances that our
intensely social lives consist of.

18
Q

Wat wordt bedoeld met covariantie tussen eigenschappen?

A

Covariantie tussen eigenschappen verwijst naar de mate waarin twee eigenschappen (traits) samen variëren binnen een populatie.
Een grote positieve covariantie duidt op een sterke positieve relatie tussen de eigenschappen, terwijl een grote negatieve covariantie duidt op een sterke negatieve relatie.