HC3 & HC4 Flashcards

1
Q

Verschil tussen Aristoteles’ en Plato’s filosofie?

A

Plato: “De waarheid buiten de waarneembare wereld.” (ideeënwereld)
Aristoteles: “De waarheid binnen de waarneembare wereld.” (substanties)

Plato wijst naar boven op het schilderij en Aristoteles naar beneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Substantie van Aristoteles

A

Bestaat uit:

  1. Vorm
  2. Materie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de ‘essentie’ volgens Aristoteles?

A

De vorm (theos)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Deugdenethiek van Aristoteles

A

‘het juiste midden’
lafheid – moed – overmoed
➢ deugdzame houding ‘deugd’
Onderscheid tussen genot en pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zielenleer van Aristoteles

A
  1. Vegatieve ziel (alleen planten)
  2. Dierlijke ziel (dieren + vegatief)
  3. Rationele (mensen + vega + dier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tragedie volgens Aristoteles

A
  • herkenbaar en deugdzaam (juiste midden) protagonist (mens)
  • Van geluk naar ongeluk
  • Familielid
  • Tijdens tragedie ontdekken wat ie doet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Katharsis (Aristoteles)

A

Effect, directe emotionele respons

> hoogste punt van reactie volgens aristotootje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke filosofen horen bij de middeleeuwen?

A
  1. Augustinus

2. Thomas van Aquino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat stond centraal in de filosofie van de middeleeuwen?

A

Een absolute, bovennatuurlijke orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Quote van Augustinus

A

“Wanneer niemand het me vraagt weet ik het, wanneer ik het echter aan iemand probeer uit te leggen weet ik het niet.”

> ‘Tijd is een uitstrekking van de ziel’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nieuw soort kennis: openbaringskennis

A

God bestaat, alles zoals god dat wil: ‘plan’
Exemplaria : blauwdrukken van de dingen

> I.p.v. ratio door Plato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Augustinus theorie over het juiste handelen

A
  • Introduceert ‘de wil’ naast rede en verlangens

- plan van god niet volgen door te luisteren naar verlangens is een zonde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Thomas van Aquino

A

o Godsbewijzen geschreven: God bestaat, maar we kunnen niks zeggen over god
o Tweedeling:
1. Filosofie en
2. Theologie aan elkaar knopen

> de laatste die deze tweedeling maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie perioden uit de Moderne Tijd?

A
  1. de Renaissance
  2. de Nieuwe Tijd
  3. de Verlichting
    (4. de Romantiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoofdkenmerk uit de Moderne Tijd?

A

Wending naar het subject

ware werkelijkheid binnen de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pico della Mirandola

A

Moderne Tijd:Renaissance
o Eigen wil
o Mens moet zelf gaan nadenken (ipv dogmatiek)
o De mens heeft geen vaste gedaante of natuur, itt alle andere wezens

17
Q

Machiavelli

A

Moderne Tijd:Renaissance
o ‘de heerser’
o Overkomen beter dan het hebben van een eigenschap
o Beter gevreesd dan geliefd
o Liegen en moorden is prima binnen politieke context (omdat er een groter geheel is dat beschermt moet worden)
o Scheiding tussen ethiek (geen plaats in de politiek) en politiek (wel alles geoorloofd)
o De mens is vanuit oorsprong niet goed, enkel bezig met eigen positie beschermen.

18
Q

Erasmus

A

Moderne Tijd:Renaissance
o “De mens moet zich gedragen volgens etiketten.”
o Vader van het humanisme
o De waardigheid van de mens en het individu staat centraal
o Geboorte individualisme

19
Q

René Descartes

A

Moderne Tijd:Nieuwe Tijd
➢ Rationalist
➢ Wantrouwen van zintuigen
➢ “Wat is ware kennis?”

20
Q

Motto René Descartes?

A

Cognito ergo sum

o Ik denk, dus ik ben
o Hij twijfelt alleen niet aan: ‘het feit dat hij twijfelt’
> Twijfelt niet aan zijn bestaan, wel aan al het materiële bestaan

21
Q

René Descartes moderne opvatting ‘dualisme’?

A

Denken en lichaam moeten wel gescheiden zijn (cognito ergo sum)

o Lichaam en geest zijn met elkaar verbonden (honger en dorst, lichaam heeft invloed op de geest, chagrijnig worden bijvoorbeeld) → pijnappelklier verbindt ze ‘omdat ieder mens er maar 1 van heeft en het midden van het hoofd.’
o Denkende substantie (de geest): Maar hun verband is ondoorgrondelijk voor het verstand, het gespleten subject.
o Materiële substantie (het lichaam)