HC10 & HC11 Flashcards

1
Q

Fenomenologie

A

➢ geen onderscheidt meer tussen subject en object
o Beiden een constructie
➢ Als je iets wil weten over de wereld moet je kijken naar de wereld zoals hij tot jou komt.
o Altijd verweven met elkaar, kan de wereld of jezelf niet waarnemen zonder een van de twee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Edmund Husserl

A
Fenomenologie
> bewustzijn als startpunt
> Intentionaliteit
> Onderscheidt Leib en Körper
> Tegenhanger objectiverende houding van de wetenschap
> Fenemonologische reductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bedoelt Husserl met ‘intentionaliteit’?

A

Je bent je als persoon altijd van iets bewust of betrokken. Ergens altijd intentioneel op betrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het onderscheid tussen Leib en Körper dat Husserl maakt?

A
Onderscheid van manieren om te kijken naar het lichaam:
Leib:
•	Bezielde natuur
•	Voelen in waarneming
Körper:
•	Materiële natuur
•	Van buitenaf
> hand op hand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelt Husserl met ‘Fenomenologische reductie’?

A

Tussen haakjes plaatsen, twijfelen aan je waarneming (reduceren) tot je tot de echte (fenomenologsche) waarneming komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Maurice Merleau-Ponty

A

➢ Lichamelijkheid als standpunt
➢ tegenhanger van Husserl
➢ Lichaamsschema (fantoomlid = niet geupdate lichaamsschema)
➢ Identiteit
o Geheugenverlies is een deel van je identiteit kwijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Medard Hillhorst

A

Onderzoekt ‘schoonheid’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ludwig Wittgenstein

A
  • Vroege Wittgenstein

- Late Wittgensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vroege Wittgenstein

A

➢ taal
➢ gebaseerd op logisch atomisme
o Taal bestaat uit atomen (paard, kast, mens, namen)
o Kan je op een logische manier met elkaar in verband brengen. (als; dan, en, etc. → logische connector)
> Sprake van kennis wanneer logisch onafhankelijke feiten met elkaar in verbinding staan.

➢ Afbeeldingstheorie
o Die atomen (individuele woorden) corresponderen met dingen in de werkelijkheid
o Taal is een afbeelding van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Late Wittgenstein

A

Contextualistische theorie
➢ taalspel (denk aan schaakspel)
o Uit de context komt naar voren wat de betekenis is van een woord
• Tijdens het schaakspel is ‘de koning’ een schaakstuk en niet de koning van het land
o Kennis
> vorige theorie incorrect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg bij de Late Wittgenstein de twee regels uit van het taalspel (contextualistische theorie).

A
  1. Constitutieve regels.
    Bepalen wat het spel is. (doel, wat mag, etc)
  2. Regulatieve regels.
    Reguleren het spel. (strategieën, richtlijnen, etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Henri Bergon

A

Over tijd.
> kloktijd (de natuurkundige tijd)
> duur (innerlijke beleving)

Verstand begrijpt de ruimte, Intuïtie begrijpt de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly