HC1- wetenschap achter conflictstudies Flashcards

1
Q

Internationale vredesconferentie in Den Haag 1899, 1907

A
  • 17 landen kwamen bijeen in Den Haag, overleg over hoe ze conflicten vreedzaam konden oplossen
  • enkele verdragen zijn hieruit ontstaan
  • 1907: nog meer landen deden mee. Verdrag werd opnieuw vastgelegd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Carnegie Endowment for International Peace,

A

1910

Wereldwijde investeringen om onderzoek te doen. Stimuleren samenwerking landen.

Conflictstudies is geen dicipline, maar een wetenschapsveld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Women’s International League for Peace and Freedom

A
  • Vrouwen kwamen bijeen hoe vrede er wereldwijd uit moest zien
  • Doel: onderliggende oorzaken van conflict aanpakken
  • Vandaag de dag is dit nog een organisatie die zich inzet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

einde WOII

A

Steeds meer vredesbeleid

-Institutionalisering van oorlog en vredesonderzoek
- Johan Galtung, belangrijke oprichter
- 1962 eerste instituut in Nederland
- 1965 Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, Leon Wecke
- Jaren 90 stortte dit weer in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie conflict volgens Mitchel 1981

A

Elke situatie waarin twee of meer partijen tegenstrijdige belangen ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geweld

A

een vorm van conflict, geen vanzelfsprekend gevolg ervan, kan een fase zijn, maar niet elk conflict hoeft per definitie tot geweld te leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een analyse?

A

‘’.. breaking phenomenon into their constituent parts and viewing them in relation to the whole they form’’ (Ragin 1994)

Dit kan resulteren in een actormap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hedendaags geweld (vanaf Koude Oorlog) gekenmerkt door: (6 kenmerken)

A
  1. Geen duidelijk begin en einde
  2. Ze duren lang en voortdurend
  3. Veel verschillende partijen
  4. Externe actoren
  5. Gedeterritorialiseerd (niet op een bepaald land, grensgebied, stad, vaak verspreid over verschillende delen en dan niet eens in een land maar in meerdere landen)
  6. Groepen die een identiteitscategorie claimen (tussen verschillende groepen, waarvan een of beide groepen een identiteit claimt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vier generaties van onderzoek naar conflict (Richmond 2010)

A
  1. Eerste generatie: conflictmanagement en ‘beperkte vrede’ (aanwezigheid van geweld). Conflict zou iets biologisch zijn, zit gewoon in mensen.
  2. Tweede generatie: conflictresolutie en ‘bottom-up/civiele vrede’. Conflict is ook iets psychologisch. Er zijn factoren waardoor conflict kan ontstaan.
  3. Derde generatie: liberale vredesopbouw en staatsvorming. Liberaal want berust op democratische waarden.
  4. Vierde generatie: liberale-lokale hybriditeit en ‘emancipatoire vrede’ (inter-statelijk) als gevolg op top-down methode van 3e generatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eerste generatie van conflictonderzoek

A

conflictmanagement en beperkte vrede

-Conflict is biologisch, het zit in mensen, gaan vanzelf over in geweld
-Politiek realisme (?)
-Exclusieve focus op staten, oorlog is ‘wedstrijd’ tussen machtige staten
-Neutrale derde partij zorgt voor balans, intermediair tussen twee staten
- door diplomatie, militaire interventie
-Orde en afwezigheid openlijk geweld (‘negatieve vrede’, puur afwezigheid van geweld en niet onderliggende oorzaken) is het doel

  • Voorbeeld:

Cyprus. Sinds 1964 probeert VN geweld te voorkomen. In 1972 nieuwe inval van Turkije en de VN-missie veranderde in alleen een wapenstilstand en bufferzone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tweede generatie in conflictonderzoek

A

Conflictresolutie

  • Conflict is psychologisch, socio-biologisch, product van politieke, economische en sociale structuren
    -Conflictresolutie (i.p.v. alleen management, maar daadwerkelijk ook oplossen door aanpakken dieperliggende oorzaken).
    -Aanpak van dieperliggende oorzaken (universele menselijke behoeften) denk ook ‘human security’
    -‘Positieve vrede’, aanpak onderontwikkeling
    -Vredesopbouw door niet-statelijke actoren (zoals ngo’s)
    -Voorbeeld:

Tadzjikistan: werd gesprek gevoerd waardoor conflict voorkomen kon worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Derde generatie in conflictonderzoek

A

Liberale vredesvorming

-Liberale vredesopbouw, liberale staatsvorming
-Democratisering, mensenrechten, ontwikkelingshulp en economische hervorming, liberale is dat het voornamelijk is op democratische waarden.
-Top-down, focus op elite – maar wel bijeenbrengen diversiteit aan multi-level actoren vanuit de staat
-Belang van internationale instituties, maatschappelijk middenveld
-‘Peacebuilding is a multidimensional: door democratisering en mensenrechten
-Veelal gefaald: vrede als geconceptualiseerd door verschillende externe actoren, niet zozeer lokale actoren. Greep te veel terug op autocratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vierde generatie in conflictonderzoek

A

liberale-lokale hybriditeit en emancipatoire vrede

-Kritiek op derde generatie (liberale vredesopbouw): universalimse, top-down, neoliberaal, neokoloniaal
-Focus op emancipatoire vrede:

‘that reflects the interests, identities, and needs of all actors, state and non-state, and aims at the creation of a discursive framework of mutual accommodation and social justice which recognizes difference’ (Richmond, 2010, p.26)

-Breed kijken naar stabiele belangen burgers, en tussen burgers en de overheid/staat. Om zo stabiele relaties te bouwen.

-Combinatie top-down en bottom-up (‘liberal-local hybrid) (maar externe actoren als ‘enablers’, ‘facilitators’)

-Kritiek: het individu is onderworpen aan het systeem en heeft geen zeggenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

COW-project

A

Correlates of war

COW seeks to facilitate the collection, dissemination, and use of accurate and reliable quantitative data in international relations. Key principles of the project include a commitment tostandard scientific principles of replication, data reliability, documentation, review, and the transparency of data collection procedures.More specifically, we are committed to the free public release of data sets to the research community, to release data in a timely manner after data collection is completed, to provide version numbers for data set and replication tracking, to provide appropriate dataset documentation, and to attempt to update, document, and distribute follow-on versions of datasets where possible.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gleditsch, Metternich & Ruggeri (lit)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In data we trust? (lit)

2 overwegingen van gebruikers van datasets

A
  1. Het soort data:

-ACLED is als enige bruikbaar voor niet-gewelddadige en niet-fatale gebeurtenissen. Want UCDP GED vermeldt dit niet. Als men geïnteresseerd is in dodenaantallen en linken leggen met andere gewapende conflicten is de UCDP GED veel beter.

  1. De kwaliteit van de data:

-Soms is er geen keus, dan is er slechts één dataset die de benodigde info geeft. In dat geval moet de gebruiker ook overwegen of de data de gewenste kwaliteit hebben. Of dat er andere strategieën nodig zijn, zoals zelf de date vergaren.

17
Q

Welke dataset raardt Eck (2012) aan als je kan kiezen tussen beide datasets?

A

To the extent that one’s research interests allow them to choose between UCDP GED and ACLED, the analysis here shows that the quality of UCDP GED’s geocoding and precision information is far superior to ACLED’s. This is particularly important for anyone examining geographic dimensions of civil war. By this I mean any independent variable that is connected to the question of “where” things happen: terrain type (mountains, forest), natural resources, population sizes, gdp, infrastructure and so on. In other words, the vast majority of the types of questions examined in the civil war literature have a geographical dimension to them because of the level of measurement of the independent variables. The urban bias in ACLED’s data can lead to incorrect causal inferences.

18
Q

Waarom wordt de ACLED volgens Eck (2012) nog niet zo veel gebruikt in onderzoek als je zou verwachten (2 redenen)?

A
  1. It is conceptually problematic for many theories of civil war when no distinction is made in the intensity and nature of violence.
  2. Er wordt geen onderscheid gemaakt in soorten actoren. Hierdoor kunnen onderzoekers geen onderscheid maken tussen welke conflicten betrekking hebben tot gewapend conflict en ze te linken aan andere databases zoals Uppsala Conflict Data Program (UCDP) en de Non-State Actor Dataset.
19
Q

Verschil ACLED en UCDP GED

A

-UCDP GED heeft alleen fatale events, ACLED ook niet-fataal/niet-gewelddadig.

-Datakwaliteit van UCDP GED ligt erg ook, ACLED ligt een stuk lager, door een stedelijke bias en ‘miscoded location information’ een gebied met conflict in Tanzania, dat compleet in een ander land gebeurd zou zijn volgens de dataset. En door ‘misuse of geoprecision codes’ deze code geeft aan hoe zeker we weten dat het conflict daar plaats vond (1 is 100% zeker dat het conflict daar was). Vaak is er conflict in de achterlanden en dan geeft de ACLED aan dat hij heel zeker weet dat het daar gebeurde, maar dat kan hij eigenlijk helemaal niet zo zeker weten.

-UCDP GED bevat alleen actoren die geïdentificeerd kunnen worden. ACLED ook zonder te identificeren wat voor actor het is.

20
Q

Volgens Richmond (2010) houden kritische benaderingen en beleidsmakers volgens een post-liberale methode voor vredesopbouw rekening met 9 dingen:

A
  1. A detailed understanding (rather than co-option or ‘tolerance’) of local culture, traditions, and ontology; and acceptance of peacebuilding as an empathetic, emancipatory process, focused on everyday care, human security, and a social contract between society and the polity, which acts as a provider of care rather then merely security;
  2. in addition, a peacebuilding contract between internationals and local actors which reflects the social contract within the polity;
  3. thinking about peace beyond the liberal state mechanism (rather than using peace to propagate liberal states);
  4. ‘local–local’ ownership of a local, regional and global process of peacemaking, or of an agreement (as opposed to international–local elite ownership);
  5. local decision-making processes to determine the basic political, economic, and social processes and norms to be institutionalised;
  6. international support for these processes, guidance on technical aspects of governance and institution-building without introducing hegemony, inequality, conditionality, or dependency;
  7. an economic framework, focusing on welfare and empowerment of the most marginalised, should be determined locally. Internationals may assist in free market reform and marketisation/privatisation not on the basis of external expert knowledge but by local consensus, but they should also immediately introduce a socio-economic safety net to bind citizens and labour to a peaceful polity (rather than to war-making, a grey/black economy, or transnational criminal activities). Otherwise, neoliberalism clearly undermines any social contract and leads to a counterproductive class system;
  8. any peacebuilding process must cumulatively engage with everyday life, custom, care and empathy, as well as institutions;
  9. 1–8 should result in a process whereby an indigenous peace is installed that includes a version of human rights, rule of law, and a representative political process that reflects the local groupings and their ability to create consensus, as well as broader international expectations for peace (but not alien ‘national’ interests).
21
Q

Volgens Richmond (2010) zijn de volgende vier actoren nodig voor vredesopbouw:

A

(1). A recognition of care, empathy, welfare, and a consideration of everyday life, as the basis of a social contract required between societies, emerging post-conflict polities, and internationals;

(2). peacebuilding actors should not work from blueprints but should develop strategies based upon multilevel consultation in each case. They should develop relations with local partners which reach as far as possible in a local society, enabling grass-roots representation. They should endeavour to see themselves as mediatory agents (the interface between the liberal and the local), whereby their role is to mediate the global norm or institution with the local norm before it is constructed. Hence, academics and peacebuilding policymakers should avoid overstating the applicability of blueprint-type models, but instead engage more with local knowledge in an empathetic manner; a genealogy of peace and conflict theory 35

(3). peacebuilding actors should also operate on the basis of the norms and systems they are trying to instil, such as democracy, equality, social justice, etc. Theorists and policymakers cannot ever be beyond ethics, and must acknowledge the reflexive qualities and responsibilities of peacebuilding;

(4). theorists and peacebuilding actors need to move from an institutional peace-as-governance agenda to an alternative, or at least additional, everyday agenda. Putting communities first entails a rethinking of the priorities of peace. In terms of peacebuilding, this would place contextual human needs, particularly economic and security needs, before free market reform, and parallel to democracy, second generation human rights, and a rule of law that protects the citizen and not just wealth and property. This would probably require the creation of social welfare-oriented peacebuilding institutions and the recognition of customary governance and support institutions.