HC week 9 Flashcards
Complicaties transplantatie:
- Nabloeding
- Chirurgische complicaties
- Infecties
- Afstotingsreactie
Transplantaties die vaker voorkomen:
- Cornea (makkelijker want geen vascularisatie en immune privileged site)
- Nier
- Pancreas
- Lever
- Hart
Vormen van transplantatie:
Autotransplantatie en syngene (tweeling) transplantatie geven meer kans op slagen, allogene en xenotransplantaties minder.
Immunogeniciteit van transplantatie verschilt want:
- Variatie in MHC expressieniveau
- Variatie in aantal APC’s, met name dendritische cellen
Directe en indirectie T-cel alloreactie:
- Direct: donor APC presenteert willekeurig peptide aan ontvanger T-cel, zorgt voor afstoting eerste maanden
- Indirect: herkenning door T cel van ontvanger van vreemde donorpeptiden, gepresenteerd aan eigen T-cellen, chronisch
Wat is kruisreactie
Directe T-cel alloreactie
Adaptieve afweer na transplantatie - factoren:
- MHC
- Bloedgroep
- T-cellen
- Antistoffen: gepreformeerd of geïnduceerd
Type afstotingsreactie
- Hyperacuut, humoraal: door gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor MHC/bloedgroep, deze antistoffen komen van eerdere transplantatie, zwangerschap en bloedtransfusie
- Acuut, cellulair of acuut humoraal (3-6 mnd): door inductie adaptieve allo-immuunrespons tegen donor MHC, evt met HLA antistoffen
- Chronisch (maanden-jaren): door allo-immuunresponsen of niet-immunologische oorzaken
Niet-immunologische oorzaken chronische afstoting:
- Hypertensie
- Hyperlipidemie
- Geneesmiddelentoxiciteit
- Virale infecties
- Late effecten van ischemie-/reperfusieschade
- Terugkeer van oorspronkelijke ziekte
Afweer bij transplantatie:
- Adaptieve afweer: allo-immuunrespons van B- en T-cellen
- Aangeboren afweer heeft ook effect op allogeniciteit donororgaan (via leukocyten, complement en cytokinen):
o Ziekte of trauma donor
o Duur hersendood
o Mate ischemie-/reperfusieschade
o Operatieprocedure
Nodig voor transplantatie (liefst AB0 en MHC compatibiliteit):
- Negatieve kruisproef, humoraal
- Negatieve kruisproef, cellulair (MLR)
- Optimale MHC match
Hoe werken humorale en cellulaire (MLR) kruisproeven?
Kruisproef: cellen donor + serum ontvanger + complement
MLR: T-cel ontvanger + APC donor
HLA typering:
- Serologisch via kruisproef
- Moleculair via PCR
Infectierisico’s na transplantatie, ingedeeld per tijdvak:
- Binnen één maand: nosocomiaal (transplantatie-specifiek of algemeen, door verblijf in ziekenhuis) donor-derived of recipient-derived
- Tussen één en twaalf maanden: reactivatie van latente infecties of opportunistische infecties
- Na twaalf maanden: community acquired infecties, late intracellulaire infecties of maligniteiten
Veel infecties na transplantatie zijn te voorkomen met profylaxe (CMV, HBV, HSV, aspergillus, candida, Listeria, Toxoplasma etc.). Wanneer tijdens tijdvak drie een afstotingsbehandeling nodig is, komt de patiënt qua infectierisico weer terug in het tweede tijdvak.
Behandeling tegen transplantatieafstoting:
In eerste 3 maanden zijn tacrolimus, mycofenolaat motefil en prednison de hoeksteen van behandeling tegen afstoting.
Karakteristieke afwijkingen afstoting:
- Interstitieel infiltraat
- Tubulitis
- Vasculitis
Indeling volgens BANFF:
Type 1a: matig ernstige tubulitis
Type 1b: ernstige tubulitis
Type 2a: elke vorm van vasculitis
Type 2b: ernstige vasculitis
Type 3: transmurale vasculitis/necrose
Rejectiebehandeling:
- Eerste lijn: hoge dosis prednison
- Tweede lijn: ATG, alemtuzumab
ATG:
- Polyklonale antistof, opgewekt in konijnen
- Werkzaam tegen T-cellen, ook andere cellen
- Veel bijwerkingen
Alemtuzumab:
- Monoklonaal
- Effect op alle immuuncellen
- Vanuit ratten
- Weinig bijwerkingen
- Kan soms wel 36 maanden T-cel depletie geven
Wat is graft vs host ziekte?
Bij stamceltransplantatie kunnen afweercellen van de donor ook de gezonde weefsels van de patiënt aanvallen
Welke cellen veroorzaken GVHD?
- Vooral CD4 T-cellen
- Ook NK-cellen en APC’s
Wanneer kan GVHD ontstaan?
- Transplantaat bevat immunocompetente T-cellen
- Donor en ontvanger zijn HLA incompatibel
- Ontvanger is immunodeficiënt
Haplo-identieke donor
in ieder geval 1 chromosoom voor HLA wordt gedeeld
GVHD kan optreden na:
- Stamceltransplantatie
- Orgaantransplantatie
- Bloedtransfusie bij: pasgeborenen, immunodeficiënte patiënten, patiënten behandeld met hoge dosis cytostatica
Acute GVHD pathogenese:
- Weefselschade door conditionering
- Activatie van APC’s van de patiënt
- Presentatie van antigenen door APC’s aan donor T-cellen
- Activatie van T-cellen met als gevolg cytokineproductie
- Toename van weefselschade door immuunreactie
Acute GVHD doelwitorganen:
- Huid: schilfering tot blaarvorming en volledige afstoting
- Darm: verdwijnen darmepitheel
- Lever: icterus
Acute GVHD behandeling:
- Graad 1: lokale steroïden
- Graad 2-4: systemische steroïden, prednison
Chronische GVHD:
- Eigenlijk elk orgaan kan aangetast zijn
- Pleomorf ziektebeeld
- Vrij ernstige immuundeficiëntie en opportunistische infecties
- Behandeling hetzelfde maar daarbij meer multidisciplinaire aanpak
Post-transplantatie cyclofosfamide:
- Selectief voor GVHD
- Non-alloreactieve T-cellen blijven gespaard