HC week 3 Flashcards
Welke spieren zijn poly- en bi-articulair
M. ileopsoas is polyarticulair. M. sartorius, m. rectus femoris is bi-articulair
Abductoren heup
m. gluteus medius, m. gluteus minimus en m. piriformis
Adductoren heup
m. adductor magunus, longus, brevis, m. pectineus, m. obturatorius externus, m. gracilis
Innervatie onderste extremiteit
N. femoralis komt uit L2-L4 en innerveert ventrale bovenbeenspieren.
N. ischiadicus bestaat uit n. tibialis en n. fibularis. N. tibialis innerveert vooral flexoren van been en voet (plantairflexie en supinatie).
N. obturatorius is verantwoordelijk voor innervatie van de adductoren. N. gluteus superior en inferior zijn verantwoordelijk voor innervatie van de abductoren.
Trigonum femoralis begrenzing
- Lig. inguinale
- M. sartorius
- M. adductor longus
Artrose pathofysiologie
- Verlies van gewrichtskraakbeen
- Ombouw van onder kraakbeen liggend (subchondraal) bot
- Ontsteking synoviale membraan
Klachten artrose
- Pijn
- Stijfheid bij opstaan
- Toename gewrichtsomvang
- Ontsteking
- Standsafwijking gewricht
- Kraken
- Bewegingsbeperking
Diagnostiek artrose
- Klinische diagnose
- Geen aanvullende diagnostiek bij: 45+, aan activiteiten gerelateerde kniepijn, geen/kortdurende ochtendstijfheid
- Als diagnostiek, dan vaak foto
Oorzaken artrose
- Primair: oorzaak onbekend
- Secundair: trauma, infectie, gewrichtsafwijkingen, stollingsstoornis, jicht, reumatoïde artritis
- Risico toename bij: overgewicht, trauma, leeftijd
Kraakbeensamenstelling
- Suikerketens (GAG’s): negatief geladen, trekken water aan
- Collageen
- Chondrocyten
Functie kraakbeen
- Glad oppervlak en dus lage wrijvingsweerstand
- Schok dempen
- Verdelen belasting over subchondraal bot
(Niet) modificeerbare risicofactoren artrose:
Niet modificeerbare risicofactoren artrose:
- Leeftijd
- Geslacht
- Genetisch
Modificeerbare risicofactoren artrose:
- Overgewicht en obesitas
- Trauma
- Infectie
- Beroep
- Sportbelasting
Plekken artrose
- Cervicaal
- Laag lumbaal
- Heupen
- Knieën
- MTP 1
- Vingers
Kenmerken op foto artrose
- Gewrichtsspleetversmalling
- Subchondrale sclerose
- Osteofytvorming (haakjes)
- Degeneratieve cystes
Classificatie artrose
- Graad 1: mogelijk gewrichsspleetversmalling en osteofyten
- Graad 2: zeker gewrichtsspleetversmalling, osteofyten en matige sclerose
- Graad 3: duidelijke gewrichtsspleetversmalling, osteofyten, enige sclerose en cystevorming, deformiteit
- Graad 4: ernstige gewrichtsspleetversmalling, slecorse, cysten, duidelijke deformiteiten en grote osteofyten
Conservatieve farmacologische therapie artrose
- Paracetamol
- Topicale pijnstilling
- NSAID
- COX-2 remmers
Injectie therapie artrose
- Pijnstiller
- Corticosteroïden
- Hyaluronzuur
Niet farmacologische therapie artrose
- Osteotomie (gewrichtsparend)
- Arthrodese (gewricht verstijven)
- Resectie artroplastiek (gewricht verwijderen)
- Prothese (gewrichtvervangend)
DD coxartrose
- Osteonecrose heupkom
- RA/jicht
- Hernia
- Femoroacetabular impingement
- Maligniteit
- Radiculair syndroom
- SI-pijn
- Bil claudicatio
- Transiënte ischemische osteoporose
Symptomen coxartrose
- Pijn in lies en bovenbeen
- Bewegingsbeperking
- Beperkte loopafstand
- Mank lopen
Operaties coxartrose
- Totale heupprothese
- Girdlestone: slecht te mobiliseren, bij onvoldoende bot of infectie
- Osteotomie: proximale femur of acetabulum, jonge patiënt
- Arthroscopie: herstellen heupvorm
- Artrodese: kan bij jonge patiënten heel zeldzaam overwogen worden
Osteonecrose heupkop
- Traumatisch: mediale collumfractuur, luxatie heup
- Niet traumatisch: prednison, alcoholmisbruik, hyperlipoproteïnemie, beroepsduikers
Ficat classificatie osteonecrose
- Graad I: geen veranderingen
- Graad II: subchondrale sclerose, cysten
- Graad III: subchondrale collaps, fractuur heupkop (cresent sign)
- Graad IV: femur kop inzakking en secundaire veranderingen
Behandeling osteonecrose volgens ficat:
- Pre-collaps stadium: druk verminderen door opboren
- Conservatief: belasting verminderen, pijnstilling
- Operatief: heupkopdecompressie, osteotomie, THP
Soort patiënten osteonecrose
- Sikkelcelziekte
- Transplantatie
- Oncologische patienten
- Aangeboren afwijkingen (hemofilie)
- Trauma
Benaderingen THP
- Ventraal: tussen m. tensor fascia latae en m. sartorius
- Anterolateraal: tussen m. tensor fascia latae en m. gluteus medius
- Posterolateraal: tussen m. gluteus maximus door en exorotatoren
Complicaties THP
- DVT
- Infectie
- Zenuwletsel
- Luxaties
- Vaatletsel
- Fracturen
- Beenlengteverschil
- Loslating
- Ectopisch botvorming
- Overlijden
Girdlestone procedure
- Prothese extractie
- 2 weken antibiotica iv
- 4 weken antibiotica per os
- 2-4 weken antibioticavrij, kweek afnemen
- Re-implantatie
Defect acetabulum oplossen
Defect van acetabulum kan opgelost worden met impaction bone grafting. Ook kan de ongecementeerde methode toegepast worden.
Anamnese heupfractuur SEH
- Patiënt identificatie
- Traumamechanisme
- Pijn
- Functionele behoefte
- Medische voorgeschiedenis
- Eerdere fracturen
- Allergieën/medicatie/laatst gegeten
LO heupfractuur SEH
- Afwijkende stand
- Motoriek
- Sensibiliteit
- Pulsaties
- Asdrukpijn
- Actief/passief bewegen
Inclinatiehoek en anteversiehoek
De inclinatiehoek (hoek tussen schacht femur en heupkop) is normaal 120°-135°. Bij een varusheup is deze hoek kleiner, bij een valgusheup groter. De anteversiehoek (hoe ver collum naar ventraal staat) is normaal 10°-15° (bij kinderen vaak groter).