HC week 2 Flashcards
Noem alle carpale botten
Scaphoid, lunatum, triquetum, pisiforme, trapezium, trapezoideum , capitatum, hamatum
Wat is TFCC
triangulair fibrocartileus complex, aan ulnaire zijde en overbrugt afstand tussen ulna en os triquetrum
4 groepen ligamenten
- Onderarm-carpus
- Ligamenta intercarpea
- Ligamenta carpea-metacarpea
- Ligamenta metacarpea-falangen
Waar hechten de mm. lumbricales aan
aan de pezen van de FDP (flexor digitorum profundus)
Wat innerveren de n. ulnaris, n. radialis en n. medianus?
N. ulnaris: palmair 1,5 vinger vanaf buitenzijde, dorsaal 2,5 vinger vanaf buitenzijde, flexoren ulnaire zijde, korte handspieren
N. radialis: innervatie extensoren
N. medianus: innervatie flexoren, pronatoren, duim
Wat betekent uitval van deze zenuwen?
- N. medianus: preachers hand
- N. ulnaris: klauwhand
- N. radialis: dropping hand
Welke vlakken horen bij welke assen?
In het frontale vlak steken we een pin sagittale as
In het sagittale vlak steken we een pin transversale as
In transversale vlak steken we een pin longitudinale as
Extensorpezen loges
- Abductor pollicis longus, extensor pollicis brevis
- Extensor carpi radialis longus, extensor carpi radialis brevis
- Extensor pollicis longus
- Extensor digitorum, extensor indicis
- Extensor digiti minimi
- Extensor carpi ulnaris
Dorsale compartiment
- M. extensor digitorum communis
- M. extensor digitorum minimi
- M. extensor carpi ulnaris
- M. supinator
- M. abductor pollicis longus
- M. extensor pollicis brevis/longus
- M. extensor indicis proprius
Radiale mobile wad compartiment
- M. brachioradialis
- M. extensor carpi radialis longus
- M. extensor carpi radialis brevis
Diepe volaire compartiment
- M. flexor digitorum profundus
- M. flexor pollicis longus
- M. pronator quadratus
Oppervlakkige volaire compartiment
- M. flexor carpi ulnaris
- M. flexor carpi radialis
- M. flexor digitorum superficialis
- M. pronator teres
- M. palmaris longus
Definieer thenar, hypothenar en anatomische snuifdoos
Thenar = duimmuis
Hypothenar = pinkmuis
Anatomische snuifdoos: gevormd door extensor pollicis longus en brevis, en abductor pollicis longus
Wat is de ziekte van Quervain
steriele ontsteking van eerste extensorloge, vaak door overbelasting
WAt is ziekte van dupuytren?
verkorting van fascia palmaris, gebogen vingers kunnen niet strekken
Wat is een triggerfinger?
pees blijft achter de pulley hangen, door verdikking van de pulley of de pees zelf
Hoe is de sensibiliteit van de hand
zie plaatje
handrug: pink en halve ringvinger ulnaris, halve ringvinger, wijs en middelvinger medianus, Duim en radiale handrug radialis
Handpalm: stukje thenar radialis, duim, wijs, middel en halve ringvinger medianus, halve ringvinger en pink ulnaris
Motoriek innervatie
- N. radialis: extensie van pols en vingers (dorsaal)
- N. ulnaris:: intrinsieke handspieren, flexoren ringvinger en pink, oppositie en adductie van de duim
- N. medianus: flexoren radiale zijde
Distaal letsel van medianus kan lijken op
Carpaal tunnel syndroom. Verschil is dat bij CTS ook tintelingen zijn, het vooral in de nacht is en dat wapperen helpt
Wat is een zondagsarmpje?
radius uit de kop (ligamentum annulare) door trekkrachten. Deze kan via pronatie en supinatie teruggeschoven worden.
Welke structuren lopen door de carpale tunnel?
Flexoren en n. medianus
Wat is telefoonbotje?
n. ulnaris. Deze kan bekneld raken en moet dan gereleased worden. Ook kan deze uit het kommetje komen waardoor transpositie nodig is
Wat is popeyes sign
Popeye’s sign bij flexie van de elleboog ontstaat door een bicepspeesruptuur. Dit wordt getest met de hook test en dient chirurgisch weer vastgezet te worden
Beschrijf pronatie en supinatie en eventuele problemen daarvan
De onderarm kan proneren (m. pronator teres en quadratus) en supineren (m. supinator en biceps). Bij een synostose van de radius en ulna zijn deze aan elkaar verbeend, waardoor pronatie en supinatie niet mogelijk is.
Wat is epicondylitis?
Laterale epicondylitis = tenniselleboog (extensoren), mediale epicondylitis = golferselleboog (flexoren). Epicondylitis geneest meestal vanzelf met rust, ijs, fysiotherapie en pijnstilling. Percutane naaldtherapie kan helpen voor epicondylitis, corticosteroiden helpen juist niet.
Corpus liberum
gewrichtsmuis, kan zorgen voor op slot schieten gewricht
Scaphoid fractuur
Bij een breuk aan de carpale botten is meestal het scaphoïd aangedaan. Deze is matig doorbloed (vooral proximaal) waardoor langzaam/geen herstel. Bij een onplaatste breuk wordt het os scaphoid gegipst, bij een verplaatste breuk wordt het os scaphoid chirurgisch vastgeschroefd.
Non-union fractuur
Roken is grote risicofactor voor niet-vastgroeiende fractuur. Artrose kan ontstaan na een non-union fractuur of een SL-laesie → de botjes botsen tegen elkaar aan, er ontstaat een SNAC of SLAC wrist;
Wat is een fatpad sign?
vet gaat afstaan van gewricht, kan aanwijzing zijn voor fractuur
Beschrijf galeazzi, monteggia en essex lopresti fractuur
Galezzi: midschacht/distaal radius# met distale luxatie ulna
Monteggia: midschacht/proximaal ulna# met proximale radiusluxatie
Essex lopresti: proximale radiuskop# met distale ulnaluxatie
Radiologische evaluatie pols:
- Palmar tilt: hoek van distale radius op radius
- Radial tilt: hoek tussen proc. Styloideus radialis en ulnair gedeelte radius
- Radial length
- Ulnaire variantie: verschil lengte radius en ulna
Müller classificatie
- Welk bot
- Segment: proximaal, midschacht, distaal
- Type fractuur: extra-articulair, partieel articulair, compleet articulair
Conservatieve behandeling doelen fractuur:
- Verbeteren stand (repositie)
- Preventie toename dislocatie
- Statische nabehandeling
Operatieve behandeling doelen fractuur
- Verbeteren stand
- Stabilisatie fractuurdelen
- Preventie toename dislocatie
- Primaire botgenezing
- Oefenstabiele nabehandeling
Behandeling distale radiusfractuur
- Conservatief: gips + repositie
- Operatief:
o K-draden: percutane fixatie met daarna gips
o Fixateur externe: definitief of overbrugging, slechte weke delen
o Open repositie: goede weke delen, direct oefenen, wel last van platen
Osteoblast
- Ontstaat van mesenchymale stamcel
- Produceert osteoïd
- Activiteit sterk wisselend (factor 5)
Osteoïd
- Ongemineraliseerde botmatrix
- Collageen type I
- Botvormende proteïnes: osteonectine, osteocalcine, alkalische fosfatase
- Mineraliseert na ca 10 dagen
- 2% van botvolume
- 20% van botoppervlak
Mineralisatie
- Mineralisatiefront
- Apatiet of hydroxyapatiet kristallen
- Osteocalcine bindt calcium
- AF geeft lokale fosfaat verhoging
- Matrix vesicles (oiv osteoblasten) zijn de focus van mineralisatie
- Nauw verbonden aan collageen I