HC week 14 Flashcards

1
Q

Waar staat LARISA voor?

A

LARISA: locatie, activiteiten, reiziger, incubatietijd, syndromen, aanvullend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pathogenese malaria

A

Na muggenbeet komen sporozoïten binnen 30 min in de lever. Daarna kost het 7-12 dagen tot de geïnfecteerde levercellen openbarsten: daarna kunnen merozoïeten zich verder verspreiden. Dit gaat via de rode bloedcellen. Binnen 24-72 uur vermenigvuldigt de ziekte zich sterk (pathogene fase). Ze kunnen ook als slapende variant komen: hypnozoïeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Malaria verwekkers

A
  • Plasmodium falciparum: kan alle ery’s infecteren, geeft dus ernstiger beloop. Ook is er sequestratie (vastplakken) van die ery’s, incubatie 8-14 dagen
  • Plasmodium vivax: alleen jonge ery’s, piekende koorts, incubatie 12-17 dagen
  • Plasmodium ovale: alleen jonge ery’s, piekende koorts, incubatie 16-18 dagen
  • Plasmodium malariae: piekende koorts, incubatie 18-40 dagen
  • Plasmodium knowlesi: apenmalaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Malaria symptomen

A
  • Koorts
  • Hoofdpijn, spierpijn
  • Veranderd bewustzijn
  • Buikpijn, misselijkheid, braken, diarree
  • Icterus, hepatosplenomegalie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Malaria verschijnselen

A
  • Verhoogd CRP
  • Shock
  • Cerebrale malaria
  • Nierinsufficiëntie
  • Ernstige anemie
  • Acidose
  • Hypoglycemie/leverfalen
  • Cardiale dysfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geeft bescherming/resistentie tegen malaria

A

Hemoglobinopathie geeft bescherming tegen malaria. Afwezigheid van de duffy factor (nodig voor ery’s binnendringen) geeft resistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Diagnostiek malaria:

A
  • Dikke druppel en uitstrijk
  • Antigeen sneltest
  • Quantitative Buffy Coat analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandeling malaria

A
  • P. falciparum: atovaquon/proguanil
  • P. malariae / knowlesi: chloroquine
  • P. vivax / ovale: chloroquine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Alarmsymptomen koorts:

A
  • Hoge koorts
  • Huid- en/of slijmvliesbloedingen
  • Hypotensie
  • Hypoxemie
  • Ernstige dehydratie
  • Meningeale prikkeling
  • Veranderd bewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dengue

A
  • Overgebracht door gele koorts mug
  • Steekt bij voorkeur overdag of vroege avond in stad
  • Besmette mug levenslang virusoverdracht
  • Klachten: koorts, hoofd-, spier- en gewrichtspijn, huiduitslag, buikklachten
  • Oedeem past meer bij zika, conjunctivitis past meer bij zika, trombopenie meest bij dengue
  • Recidiverende infectie met ander serotype dengue geeft ernstiger beeld, omdat antistoffen het virus wel herkennen en binnen de cel laten, maar niet kunnen neutraliseren
  • Behandeling: niet curatief maar symptomatisch, wel vaccin beschikbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cutane larva migrans:

A
  • Bewegend, intens jeukend spoor, lineair met bochten
  • Incubatietijd: enkele uren
  • Duur klachten: tot enkele maanden
  • Diagnose adhv klinisch beeld
  • Therapie: ivermectine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tunga penetrans:

A
  • Bevruchte zandvlo graaft in in stratum granulosum, na 2 weken eitjes
  • Verspreiding vooral in de tropen
  • Symptomen: zwelling, jeuk, ontsteking, bacteriële superinfectie
  • Behandeling: wonddesinfectie, uitprepareren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Myiasis

A
  • Vliegenlarven leggen eitjes op vochtige plek, die dringen binnen en worden larven
  • Pijnlijke bulten die bewegen
  • Calliphora & lucillia: rottend, dood vlees
  • Cordylobia: Afrika, op bedekte huid (wasgoed)
  • Dermatobia hominis: Zuid-Afrika, niet-bedekte huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Indicatie diagnostiek diarree:

A
  • > 5 dagen diarree
  • Bloed/koorts
  • Extremes-of-age
  • Immuungecomprommitteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling reizigersdiarree:

A
  • Milde TD (interfereert niet met activiteit): geen antibiotica, evt loperamide of ORS
  • Matige TD (interfereert met activiteit): azitromycine of rifaximine, evt loperamide of ORS
  • Ernstige TD (niet te verdragen, dysenterie altijd ernstig): azitromycine, evt ciprofloxacine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Langetermijn gevolgen diarree:

A
  • Bij 3-17%
  • IBS-achtig beeld
  • Vaker bij parasitaire of ernstige infecties
  • Reactieve artritis
  • GBS
17
Q

Amoebedysenterie

A
  • Amoebiasis is infectie met entamoeba histolytica, transmissie is feco-oraal
  • Klachten aspecifiek, soms asymptomatisch en chronisch
  • Darm geeft dysenterie, weefsel geeft abcessen
  • Diagnostiek darm via microscopie, PCR en serologie
  • Diagnostiek leverabces via punctie, serologie, beeldvorming
18
Q

Waardoor komt icterus bij een ouder kind vaak?

A

Icterus bij een ouder kind komt vaak door een te hoog geconjugeerd bilirubine.

19
Q

Oorzaken hoog ongeconjungeerd bilirubine:

A
  • Verhoogde productie: hemolyse
  • Verlaagde conjugatie: syndroom van Gilbert, syndroom van Crigler-Najjar
20
Q

Oorzaken hoog geconjugeerd bilirubine:

A
  • Obstructie galwegen
  • Infectie: hepatitis A, B en C, Pfeiffer
  • Genetisch
  • Immunologisch
  • Toxische hepatitis
21
Q

Virussen verantwoordelijk voor hepatitis

A

hepatitis A, B, C, D, E, … EBV, CMV, enterovirus

22
Q

Diagnostiek hepatitis

A

Diagnostiek van hepatitis wordt vooral gedaan met virusserologie, omdat je vooral ziek wordt van de immuunreactie en niet direct van het virus.

23
Q

Transmissie hepatitis:

A
  • Hepatitis A: importziekte, besmetting tijdens vakantie, faeco-orale route, acute ziekte
  • Hepatitis B/C: risicogroepen, verticale transmissie of horizontaal via bloed of semen, kan chronisch dragerschap worden
24
Q

Behandeling hepatitis A

A
  • Meldingsplicht GGD
  • Geen therapie, ondersteunend
  • Omgevingsonderzoek
  • Post-exposure profylaxe, vaccinatie
  • Cave leverfalen
25
Q

Wanneer naar school na hepatitis (A)

A
  • 1 week na start symptomen
  • Goede hygiëne
  • Zo mogelijk gescheiden toilet
26
Q

Hepatitis A:

A
  • Virus in bloed en ontlasting 2-3 weken voor symptomen
  • Virus in ontlasting tot 2 weken na ziekte
  • Incubatietijd 30 dagen
  • Klachten ontstaan acuut en zijn self-limiting
27
Q

Klachten hepatitis A

A
  • Prodromaal: algemene malaise, hoofdpijn, koorts
  • Na enkele dagen: buikpijn, misselijk, braken, verminderde eetlust, geelzucht, soms jeuk
  • Extra-hepatische stoornissen: huiduitslag/vasculitis, gewrichtspijnen (door neerslag immuuncomplexen), encephalopathie
28
Q

Beloop hepA

A

Eerst hoog fecaal hepA en verhoogd ALT. Daarna IgM anti-hepA (3 mnd) en IgG anti-hepA (6 mnd)

29
Q

Hepatitis C:

A
  • Overdracht via bloed-bloed contact
  • 6 verschillende genotypes
  • Klachten zijn aspecifiek, ALAT stijgt
  • Anti-HCV IgG (na 8 weken), daarna HCV RNA voor actieve infectie (na 1-2 weken)
  • Chronisch als positief HCV-RNA > 6 maanden
  • Uiterlijke kenmerken cirrose: gynaecomastie, erythema palmare, caput medusae, spider naevi, gingivale bloeding
  • Aanwezigheid van leverfibrose kan met een biopt of fribroscan uitgevoerd
  • Extrahepatische ziekte: depressie, vasculitis, nierfalen, diabetes mellitus, cardiovasculaire events, maligne lymfoom
  • SVR is een maat van goede antivirale therapie
  • Therapie: directe antivirale therapie
30
Q

DAA’s remmen verschillende ontwikkelingsfasen hepC

A
  • Proteaseremmers
  • NS5A remmers
  • Polymerase remmers
31
Q

Opkomende infectieziekten definitie

A
  • Recent toegenomen incidentie
  • Verspreid naar nieuwe gastheerpopulaties of -soorten
  • Recent zijn ontdekt of geëvolueerd
32
Q

Zoönosen definitie

A

ziektes die gedeeld worden door mens en andere gewervelde diersoorten (>60%)

33
Q

Oorzaken toename infectieziekten

A
  • Meer handel in wilde dieren en dierlijke producten
  • Meer intensieve veehouderij
  • Meer ontbossing en humane invasie van natuurgebieden
34
Q

Systematische ordening onderliggende factoren

A
  • Globale/regionale factoren: klimaat, landgebruik, dierhouderij
  • Factoren mbt leefomgeving: habitat, voedsel en water, migratie
  • Factoren mbt populatiedynamica: contact tussen soorten, populatiegroei, uitbreiding territorium
  • Factoren mbt interacties: mensen, dieren, vectoren
35
Q

Aanpak van opkomende infectieziekten

A
  • Goede surveillance
  • Goede diagnostiek
  • Beperken van ziekte en dood
  • Wegnemen onderliggende oorzaken
36
Q

Bekendste EID’s

A

SARS, zika, gele koorts, vogelgriep, ebola, <ERS en COVID-19

37
Q

Het wel of niet uitgroeien van infectieziekte tot pandemie is afhankelijk van:

A
  • immuunstatus bevolking
  • gastheerfactoren
  • virulentie
  • vector
  • omgevingsfactoren
  • groepsimmuniteit
38
Q

Acties tegen EID

A
  • behandeling
  • vaccinatie
  • preventie: voorlichting, maatregelen, hygiène
39
Q

Redenen om te vaccineren

A

persoonlijke bescherming
sociaal altruïsme
persoonlijk altruïsme
verplichting