HC week 12 Flashcards

1
Q

Pathogenese pneumonie:

A
  1. Aerogene transmissie
  2. Bacterie dringt binnen in alveoli, gaat daar vermeerderen
  3. Alveolaire macrofaag probeert micro-organisme te doden, dmv cytokinen
  4. Neutrofiele granulocyten worden aangetrokken
  5. Aanmaak alveolair exsudaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Innate defense pneumonie

A
  • Hoestreflex
  • Mucociliaire klaring
  • Anti-microbiële eigenschappen van mucosale celoppervlak (sIgA)
  • Cellulaire en humorale immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pneumonie anamnese:

A
  • Tijdsduur
  • Ernst van de klachten
  • Verwekker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verwekkers pneumonie

A
  • Pneumococ
  • Mycoplasma
  • H. influenzae
  • Legionella
  • S. aureus
  • Chlamydia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten beloop maken bepaalde verwekkers meer waarschijnlijk?

A

Acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen  pneumococ, staphylococ, legionella
Mild beloop, groenig sputum, minder hoge koorts, COPD  h. influenzae
Griepachtig, hoofdpijn, spierpijn, niet zo ziek, jonge mensen  mycoplasma, chlamydia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanvullend onderzoek CAP

A
  • X-thorax
  • Bloedkweek
  • Sputum kweek
  • Urine sneltest voor legionella en pneumokokken
  • Lab: leuco’s, CRP, leverenzymen, nierfunctie
  • Arteriële bloedgasanalyse
  • ECG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Optioneel aanvullend onderzoek CAP

A
  • Serologie: mycoplasma, chlamydia, legionella
  • Pleurapunctie bij pleuravocht: gram en kweek
  • Bronchoscopie
  • CT-scan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CURB-65 score

A
  • C: confusion
  • U: ureum > 7
  • R: respiratory rate > 28 /min
  • B: bloeddruk sys < 90 of dias < 60
  • 65: leeftijd > 65 jaar
  • Bij 3 of meer punten opname / IC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling CAP (bij verschillende verwekkers)

A
  • Penicilline  pneumococ
  • Cefuroxim  pneumococ + h. influenzae
  • Quinolonen (ciproxin, moxifloxacin, levofloxacin) legionella, h. influenzae, chlamydia
  • Macroliden  legionella, mycoplasma, chlamydia, pneumococ
  • Flucloxacilline / augmentin / levofloxacin  staphylococ

AB toedienen binnen 4 uur bij ernstige pneumonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Duur behandeling CAP

A
  • Pneumococ: 5-7 dagen
  • S. aureus: 7-14 dagen
  • Mycoplasma: 7-14 dagen
  • Legionella: 7-14 dagen
  • Chlamydia: 7-14 dagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is empyeem?

A

Empyeem = geïnfecteerd pleuravocht, risicofactor voor mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee vormen van CAP:

A
  • Typisch: s. pneumoniae, h. influenzae, s. aureus
  • Atypisch: mycoplasma, chlamydia, legionella, viraal (influenza, RSV, adenovirus, corona), tuberculose, PJP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Klachten typische CAP

A
  • Acuut begin
  • Hoge koorts
  • Productieve hoest
  • Purulent sputum
  • Lobulair infiltraat op X-thorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klachten atypische CAP

A
  • Acuut / semi-acuut / chronisch koortsend beeld
  • Niet-productieve hoest
  • Diffuse afwijkingen op X-thorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aanvullend onderzoek atypische pneumonie

A
  • Saturatie
  • CD4+ cellen
  • CRP
  • Leuko’s
  • X-thorax of CT
  • Bacteriologische kweek sputum
  • Als geen sputum opgeven BAL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pneumocystis jirovecii pneumonie:

A
  • Opportunistische infectie, vaak gecombineerd met HIV
  • Normaal alveolaire macrofagen aangestuurd door T-cellen, juist bij hiv daardoor problemen
  • Schimmel zit vastgeplakt met fibronectine en vitronectine
  • Daarna schade aan alveolus en verstoring van gaswisseling, dus langdurig beloop
  • Complicaties: pneumothorax, cysteuze longafwijkingen
  • Behandeling: cotrimoxazol 3 wk, indien lage saturatie ook prednison, daarna hiv behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Preventie opportunistische infecties hiv, afhankelijk van CD4+ gehalte:

A
  • > 200: geen profylaxe, wel vaccinatie voor influenza, pneumokokken, hep A en B
  • < 200: risico PJP, cotrimoxazol dagelijks
  • < 100: risico toxoplasmose, cotrimoxazol dagelijks
  • < 50: risico CMV, valganciclovir dagelijks
  • Beste profylaxe is herstellen afweer middels cART
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Pathogenese sarcoïdose:

A
  • Bijna nooit necrotiserende granulomen
  • Granuloom bestaat uit monocytaire epitheloïde cellen, daaromheen een band van T-cellen (specifiek Th1)
  • T-cellen produceren groeifactoren, geeft fibrosering
  • Granuloom bij sarcoïdose produceert ACE en IL-2R (geven ziekteactiviteit weer)
  • Granuloom kan 1-alfa-hydroxylase tot expressie brengen, geeft actief vitamine D en dus hypercalciëmie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is Blau syndroom?

A

Mutatie in NOD2 geeft een vorm van sarcoïdose  Blau syndroom. Geeft granulomateuze ontstekingen overal behalve in de longen.

20
Q

Klachten sarcoïdose:

A
  • Gewichtsverlies
  • Vermoeidheid
  • Anorexie
  • Koorts
  • Droge hoest
  • Kortademigheid
  • Retrosternale pijn op de borst
  • Orgaanspecifieke symptomen
21
Q

Organen aangedaan door sarcoïdose:

A

Vaakst aangedane organen zijn luchtwegen, lymfatisch systeem en de lever. Bijnier wordt nooit aangetast door sarcoïdose, omdat deze cortisol (glucocorticosteroïd) produceert.

22
Q

Syndroom van Löfgren:

A
  • Erythema nodosum
  • Artritis
  • Bilaterale hilaire lymfomen
  • Betere prognose dan klassieke sarcoïdose
23
Q

Stadia sarcoïdose

A

Stadium 1: klieren aangetast
Stadium 2: longparenchym aangetast
Stadium 3: allebei
Stadium 4: fibrose van de longen

24
Q

Indicaties behandeling sarcoïdose:

A
  • Orgaanschade in hart, oog of CZS
  • Hypercalciëmie
25
Q

Behandeling sarcoïdose

A
  • Prednison
  • Methotrexaat
  • Azathioprine
  • Anti-TNF
  • Hydroxychloroquine
  • Anti-IFN-gamma
26
Q

Anti-fosfolipidensyndroom:

A
  • Primair of secundair (bijv bij SLE, Sjögren of MCTD)
  • Lichaam maakt antistoffen tegen beta-glycoproteïne-1 en andere stollingsfactoren, die induceren tot activatie van bloedplaatjes, maar ook activatie van fosfolipiden in epitheel
  • Anti-fosfolipiden antistoffen geven arteriële en veneuze trombose
  • Definitie: trombose, recidiverende vruchtdood, vaak ook trombopenie en livedo reticularis (cyanotische grillige kringen op de huid)
27
Q

Definieer Kikuchi

A

necrotiserende lymfadenitis, geassocieerd met SLE

28
Q

Waar duidt gedaald complement op

A

vasculitis

29
Q

wat is een indicatie voor APS

A

vals positieve syfilis test

30
Q

Behandeling APS

A
  • Reguliere antistolling: coumarines, heparine, geen DOAC
  • Bij zwangerschap: laagmoleculaire heparine passeert placenta niet
  • Rituximab?
  • Immunoglobuline therapie
  • Plasmaferese
31
Q

Pathofysiologie CF:

A
  • Gestoord transport van zouten
  • Zweetklieren: veel zweet met veel zout
  • CFTR kanaal gestoord, waardoor gestoord chloortransport en secundair water en natrium
  • Ook is de terugresorptie in de huid gestoord
  • In het lichaam is het juist zoutarm en vochtarm  taai slijm
  • Trilharen kunnen hierdoor niet goed meer functioneren
  • Meest voorkomende mutatie DF508
32
Q

Diagnostiek CF:

A
  • Zweettest
  • Genetica
  • Neus- /darmslijmvlies potentiaal
33
Q

Kliniek baby’s CF:

A
  • Meconium ileus
  • Langer icterisch na geboorte
  • Vette volumineuze ontlasting
  • Opgezette buik, verminderde eetlust
  • Groeiachterstand
  • Hoog zoutverlies bij zweten
  • Recidiverende LWI
34
Q

Kliniek volwassenen CF:

A
  • Recidiverende LWI
  • Obstructie tractus digestivus
  • Tekort aan vetoplosbare vitamines
  • Neuspoliepen
  • Diabetes mellitus
  • Man: slecht functionerende vas deferens, daardoor verminderde fertiliteit
  • Zonnesteek
  • Osteoporose
35
Q

Cf stigmata:

A
  • Geringe lengtegroei
  • Laag gewicht
  • Tonvormige thorax
  • Clubbing
36
Q

Kliniek CF pulmonaal

A
  • Recidiverende LWI
  • Bronchiectasieën
  • ABPA (allergische bronchopulmonale aspergillose)
  • Hemoptoë
  • Pneumothorax
  • Pulmonale hypertensie
37
Q

Behandeling CF

A

Tegenwoordig veel chloortransportmodulatoren, vroeger vooral voeding, voorkomen infecties en behandelen van complicaties.

38
Q

Lagere LWI risicofactoren:

A
  • Leeftijd
  • Chronische longaandoening: astma, CF, PCD, BPD
  • Hypotonie of aspireren
  • Immuundeficiëntie
  • Congenitale afwijkingen van long of hart
39
Q

Bronchiolitis

A
  • Acute virale LWI
  • Meestal veroorzaakt door RSV
  • Vooral in herfst en winterseizoen
40
Q

Kliniek bronchiolitis

A
  • Vaak aansluitend aan verkoudheid
  • Veel bij kinderen < 1 jaar
  • Subfebriele/matige verhoging
  • Snel progressieve dyspneu met intrekkingen
  • Crepitaties en piepen
41
Q

Risicogroepen bronchiolitis

A
  • Zuigelingen < 2 maanden
  • Kinderen met nauwe luchtwegen: ex-prematuren, bronchopulmonale dysplasie, aangeboren hart- of longafwijking
42
Q

Diagnostiek bronchiolitis:

A
  • RSV PCR-sneltest op neusspoelsel
  • Transcutane saturatiemeting
  • X-thorax weinig toevoeging
43
Q

Therapie bronchiolitis

A
  • Zuurstof- en vochtsuppletie
  • Beademing op IC indien nodig
  • Bronchusverwijders
  • Vaccinatie niet mogelijk, passieve immunisatie kan wel met palivizumab
44
Q

WHO-criteria pneumonie:

A
  • Koorts en hoesten
  • Rhonchi en crepitaties
  • Tachypneu
  • Leukocytose (> 10 x 10^9)
  • Consolidatie op X-thorax
45
Q

Verwekkers pneumonie (kind):

A
  • M. tuberculosis (wereldwijd)
  • S. pneumoniae (Nederland)
  • Mycoplasma
  • H. influenzae
  • Moraxella
  • S. aureus
  • Viraal: RSV, parainfluenzavirus, influenza, adenovirus, humaan metapneumovrius, COVID-19
  • Bij kinderen < 3mnd eerder bacterie, 3 mnd – 5 jaar virus, > 5 jaar bacterie
46
Q

Pijlers behandeling pneumonie:

A

antibiotica, zuurstof, voeding/vocht