HC'S WEEK 15 Flashcards

1
Q

Welke 2 groepen parasitaire wormen/helminthen zijn er?

A
  • rondwormen = nematoda
  • platwormen = platyhelminthen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 groepen zijn er te onderscheiden bij platwormen/platyhelminthen?

A
  • lintwormen = cestoda
  • zuigwormen = trematoda
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Van welke 2 factoren is de verspreiding van helminth infecties afhankelijk?

A

Afhankelijk van ontwikkelingscyclus en wijze van transmissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 2 soorten ontwikkelingscycli van helminthen?

A
  • directe ontwikkelingscyclus = 1 gastheer
  • indirecte ontwikkelingscyclus = 2 of meer gastheren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de kliniek van enterobius vermicularis (aarsmade)? (4)

A
  • jeuk rond anus
  • kleine, witte wormpjes op ontlasting van 1cm
  • geen complicaties, geen migratie door weefsels
  • vooral jonge kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 mogelijkheden voor diagnostiek van enterobius vermicularis/aarsmade zijn er?

A
  1. Determinatie adulte worm in ontlasting
  2. Plakband preparaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de therapie voor enterobius vermicularis/aarsmade?

A

Mebendazol oraal 1dd 100mg, herhalen na 14 dagen
Geen resistentie bekend
Mebendazol niet tijdens zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke symptomen behoren tot de migratiefase & volwassen fase van de ascaris lumbricoïdes/grote spoelworm? (4-5)

A

Migratie fase
- koorts
- hoesten
- eosinofilie
- pulmonair infiltraat

Volwassen fase
- bij veel wormen: buikpijn
- obstructie
- ondervoeding
- hoog IgE
- eosinofilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Löffler syndroom?

A

Symptomen in migratiefase van ascaris lumbricoïdes/grote spoelworm
- koorts
- hoesten
- eosinofilie
- pulmonair infiltraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 2 diagnostische mogelijkheden bij ascaris lumbricoïdes/grote spoelworm?

A
  • wormeieren onderzoek in feces
  • determinatie worm in feces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling voor ascaris lumbricoïdes/grote spoelworm?

A

Albendazol oraal 1x 400 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke symptomen komen voor bij een strongyloïdes stercoralis infectie? (4)

A
  • darm = diarree, buikpijn
  • huid = jeuk, larva currens (perianaal)
  • weefselinvasie = ontsteking, koorts
  • long = vocht, Löffner syndroom, pneumonie
    Asymptomatisch beloop in immuuncompetente patiënt is mogelijk!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem kenmerken van een strongyloÏdes stercoralis infectie bij disseminatie/immuungecompromitteerd? (3)

A
  • alle organen inclusief CNS aangedaan
  • abces vorming
  • ernstig beloop met hyperinfectie of overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een indicatie voor diagnostiek bij strongyloïdes stercoralis?

A

Eosinofilie
MAAR afwezig/lager bij: hyperinfectie, immuungecompromitteerd of immuunsuppressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diagnostiek bij strongyloides stercoralis infectie? (2)

A
  • larven in feces: PCR
    • bij disseminatie larven in ieder lichaamsvocht
  • specifieke antilichamen: serologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling van strongyloides stercoralis? (2)

A

Ivermectine oraal 1dd 0.2 mg/kg voor 2 dagen
Duur afhankelijk van immuunstatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer doe je screening op strongyloides stercoralis? ()

A
  • hoge dosis immuunsuppressiva zoals transplantatie
    patiënten
  • hematologische patiënten
  • indien tropen verleden extra belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 7 kenmerken van de afweerreactie tegen parasieten/invasieve wormen?

A
  • Th2 reactie
  • cytokines IL-4, IL-5 en IL-13
  • verhoogde IgE productie
  • activatie mestcellen
  • verhoogde mucus productie
  • activatie eosinofielen
  • activatie ‘alternatieve macrofagen’ (weefsel herstel)
    MAAR dit ook bij allergieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor soort infectie is mogelijk bij strongyloides stercoralis?

A

Auto-infectie
via perianale huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef 4 algemene kenmerken van schistosomiasis/Bilharzia?

A
  • importziekte
  • 200 miljoen mensen geïnfecteerd
  • 10% ernstig ziek, meerderheid asymptomatisch
    = parasitaire platworm (trematode): schistosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem de 5 humane soorten schistosomen?

A
  • s. mansoni = belangrijkste
  • s. japonicum
  • s. mekongi
  • s. intercalatum
  • s. haematobium = belangrijkste
    Andere soorten: s. bovis en s. matthei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de ontwikkelingscyclus van schistosomen?

A

Indirecte ontwikkelingscyclus
- tussengastheerspecificiteit: zoetwaterslak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de manifestatie van volwassen schistosomen van s. mansoni/andere humane soorten vs s. haematobium?

A

S. mansoni
- venen rondom darm
- eieren door vaatwand in darmwand
S. haematobium
- venen rondom blaas
- eieren door vaatwand en blaaswand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Beschrijf de pathogenese van schistosomiasis?

A

Uitgescheiden eieren = voornaamste oorzaak pathologie, leverontsteking en leverfalen
Volwassen vormen = geen schade, overleven jaren/decennia, voorkomen afdoende afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Noem de 4 klinische stadia van schistosomiasis?
1. Invasiestadium 2. Katayama syndroom = acute schistosomiasis 3. Gevestigde infectie 4. Chronische schistosomiasis
26
Hoe werkt het invasiestadium van schistosomiasis?
Penetratie cercariën = cercariën dermatitis = zwemmersjeuk met papillaire uitslag voor 2-3 dagen - zeldzaam bij humane schistosomen - heftig bij niet-humane soorten
27
Beschrijf de preventie en therapie voor schistosomiasis in het invasiestadium?
Preventie = afdrogen, water chloreren/verhitten Therapie = antihistaminica, anti-pruritus middelen
28
Wat is het katayama syndroom en bij wie komt dit voor?
= acute schistosomiasis Met name bij niet-immune personen & als zware eerste infectie
29
Beschrijf het beloop van het Katayama syndroom?
Start circa 2 weken na infectie Totale duur 6-8 weken
30
Noem ... symptomen/klachten bij het Katayama syndroom?
- koorts - oedeem - urticaria - eosinofilie - overig: lethargie, spierpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn, hoesten en diarree
31
Wanneer begint het stadium van de 'gevestigde infectie' van schistosomiasis?
Als eiproductie op gang is gekomen
32
Beschrijf het stadium 'gevestigde infectie' bij s. mansoni?
Mesenteriale vaten: eieren op weg naar buiten door colon en rectum - achterblijvende eieren = ulceraties = buikpijn en dysenterie - diarree, bloed bij ontlasting, buikpijn, vermoeidheid
33
Beschrijf het stadium 'gevestigde infectie' bij s. haematobium?
Plexus blaas: eieren door blaaswand - kleine laesies = hematurie bij terminale mictie - zware infectie = pijnlijk urineren, dysurie
34
Noem 3 mogelijke diagnostische mogelijkheden bij schistosomiasis?
- feces/urine onderzoek - serologisch onderzoek - urine antigeentest
35
Beschrijf het stadium 'chronische schistosomiasis' bij s. mansoni?
- portale hypertensie, hepatosplenomegalie - leverfibrose, ascites, decompensatie - pseudo-polyposis
36
Beschrijf het stadium chronische schistosomiasis bij s. haematobium?
- pseudopapilloma's, tuberkels - obstructie ureter, hydronefrose - nierfunctiestoornissen, uremie - slechte blaasfunctie, blaascarcinoom
37
Wat is de therapie voor schistosomiasis?
Praziquantel 40-60 mg/kg in 1-2 dosis, 1 dag = effectief tegen volwassen wormen circa 8 weken na de initiële infectie Advies = altijd behandelen vanwege ei-antigeen op granuloomvorming
38
Wat is de functie van IL-4? (4)
- stimuleert Th2-respons - activeert B-cellen om IgG1, IgG4 en IgE te maken - verhoogde secretie van mucus in darm - activatie alternatieve macrofagen
39
Wat is de functie van IL-13? (2)
- stimuleert IgE synthese door B-cellen - verhoogde secretie van mucus in de darm
40
Wat is de functie van IL-5?
Activeert eosinofiele granulocyten
41
Wat zorgt voor de remming van de Th2-respons?
Regulatoire T-cel respons door IL-10
42
Wat is de hygiëne hypothese?
De afwezigheid van infecties (met name invasieve parasieten) verhoogde de gevoeligheid voor het ontwikkelen van allergische ziekten - door remming van activatie/ontwikkeling van immuunsysteem - gebrek aan expositie verstoort juiste inductie van immunologische tolerantie
43
Wat is een allergie?
Een overdreven reactie van het afweersysteem die bij een deel van de mensen optreedt op natuurlijke stoffen die vanuit buiten het lichaam afkomstig zijn
44
Wat is een type I overgevoeligheidsreactie?
IgE gemedieerde allergie waarbij er een oplosbaar antigeen is dat de mestcel activeert die vervolgens verschillende allergieklachten kan veroorzaken
45
Beschrijf de type I overgevoeligheidsreactie volgens Gell and Coombs?
IgE gemedieerd
46
Beschrijf de type II overgevoeligheidsreactie volgens Gell and Coombs?
Antilichamen binden aan antigenen gebonden aan de extracellulaire matrix of een celoppervlak, resulterend in destructie
47
Beschrijf de type III overgevoeligheidsreactie volgens Gell and Coombs?
Antilichamen binden aan circulerende antigenen en vormen complexen die neerslaan, met name in de kleine bloedvaten
48
Beschrijf de type IV overgevoeligheidsreactie volgens Gell and Coombs?
T-cel gemedieerde celdestructie = contactallergie
49
Hoe werkt een type I overgevoeligheidsreactie?
Allergenen (eiwitten, antigeen) veroorzaken een IgE gemedieerde allergische reactie - specifiek IgE veroorzaakt < 2u een directe reactie - pollen, huisstofmijt, voedsel, medicatie, etc.
50
Welke klachten horen bij een type I overgevoeligheidsreactie?
- allergische rhinitis/hooikoorts - allergisch astma - atopische dermatitis - constitutioneel eczeem - angio-oedeem - urticaria - dyspneu - braken - anafylaxie
51
Hoe werkt een type II overgevoeligheidsreactie?
Binding van IgG of IgM antilichamen aan extracellulaire matrix samen met complement activatie - 4-8u na blootstelling - activatie C5a, C3a en C4a = pro-inflammatoire effecten - lokale celschade door mestcellen en basofielen in de huid
52
Noem 4 voorbeelden van een type II overgevoeligheidsreactie?
- chronische urticaria - geneesmiddelen veranderen oppervlakte eiwitten van eigen cellen en worden als lichaamsvreemd beschouwd - trombopenie = petechiën huid en slijmvliezen - hemolytische anemie = geneesmiddel bindt aan erytrocyten
53
Hoe werkt een type III overgevoeligheidsreactie?
Binding van IgG antilichamen aan circulerende antigenen die immuuncomplexen vormen - immuuncomplexen slaan neer in hoofdzakelijk kleinere vaten in de synovia & glomeruli - 4-8u na contact allergeen - complement activatie en rekrutering van leukocyten naar plek van depositie - pro-inflammatoire cytokines door met name neutrofielen = weefselschade
54
Noem 4 voorbeelden van een type III overgevoeligheidsreactie?
Vasculitis Serumziekte Allergische alveolitis Poststreptokokken glomerulonefritis
55
Hoe werkt een type IV overgevoeligheidsreactie?
Th1 gemedieerde overgevoeligheidsreactie - vertraagd type gevoeligheid (DTH) - >12u na contact allergeen - infiltratie lymfocyten en monocyten in epidermis
56
Wat is de morfologie van een type IV overgevoeligheidsreactie?
Oedeem in de huid Eczeem: roodheid, schilfering, droge huid, jeuk
57
Hoe kan de diagnose type IV overgevoeligheidsreactie gesteld worden?
Plakproeven - 24, 48, 72u aflezen
58
Noem 3 voorbeelden van een type IV overgevoeligheidsreactie?
Contact eczeem Maculopapuleus exantheem TEN = toxische epidermale necrolyse
59
Welke 2 typen overgevoeligheidsreacties worden soms samen gezien?
Type I en type IV - bijvoorbeeld allergisch astma - mengvormen bij chronisch constitutioneel eczeem
60
Beschrijf het beloop bij een IgE gemedieerde reactie na eerste contact met een allergeen? (6)
1. Eerste contact allergeen 2. Allergeen presentatie mbv APC 3. B-cel stimulatie 4. Specifieke IgE synthese tegen het allergeen 5. Sensibilisatie fase 6. IgE op wand van de mestcel
61
Beschrijf het beloop van de IgE gemedieerde reactie na het tweede contact met een allergeen?
1. Tweede contact allergeen 2. Allergische reactie 3. Effectorfase
62
Beschrijf het proces van sensibilisatie betreft de allergeen presentatie en IgE synthese? (7)
1. Allergeen bindt aan APC/dendritische cel die aan immuunsysteem wordt aangeboden 2. T-cel krijgt opdracht iets te doen tegen allergeen 3. T-cel switched van Th1 naar Th2 4. Th-cellen gaan cytokines produceren, zoals IFN-y, IL- 4, IL-13 en IL-5 5. IL-4 en IL-13 activeren B-cel om IgE te maken tegen het allergeen 6. IL-5 stimuleert aanmaak eosinofiele granulocyten 7. IL-4 en IL-13 zorgen ook dat minder aanmaak Th1 en dus minder aanmaak IFN-y
63
Beschrijf de effectorfase van een IgE gemedieerde reactie? (5)
1. IgE vestigd op buitenwand mestcellen, op hoge affiniteit Fc-epsilon-receptor 2. Twee IgE-moleculen voor binding 1 allergeen 3. Mestcel kapot waardoor ontstekingsmediatoren vrijkomen 4. Ook weer Il-4, IL-5 en IL-13 vrij, waardoor opnieuw stimulatie B-cellen en eosinofiele granulocyten 5. Mogelijke late reactie
64
Bij een allergische reactie kan je de effectorfase opdelen in 2 delen, welke zijn dit?
1. Vroege fase = directe reactie - binnen seconden 2. Late fase = late reactie - na 6-8 uur
65
Noem de 5 belangrijkste mediatoren die vrijkomen uit mestcellen tijdens directe reactie?
- histamine - leukotriëne C/D/E - prostaglandine D2 - tryptase, chymase - kininen
66
Wat zijn 5 gevolgen van het vrijkomen van de mediatoren uit mestcellen tijdens de directe reactie?
- bronchusconstrictie - vasodilatatie - oedeem - mucussecretie - zenuwstimulatie
67
Noem nog 4 andere mediatoren die vrijkomen uit mestcellen bij de late reactie?
- IL-4, IL-5, IL-13 - TGF-a - leukotriëne B4 - PAF
68
Wat zijn 3 gevolgen van het vrijkomen van de mediatoren uit mestcellen tijdens de latereactie?
- IgE synthese - leukocyten adhesie/migratie/activatie - activatie basofielen, T-cellen en eosinofielen
69
Noem 7 functies van eosinofiele granulocyten tijdens de late fase van de effectorfase van een allergische reactie?
Veroorzaken weefselschade: - epitheel schade - zenuwschade - vrije radicalen - bronchusconstrictie - mucussecretie - vasodilatatie - vasopermeabiliteit
70
Door middel van het uitscheiden van welke 3 stoffen is de eosinofiele granulocyt ook verantwoordelijk voor...?
Chemoattractie: - IL-5 = stimulatie productie meer eosinofielen - eotaxine - RANTES = regulatie en activatie normale T-cel expressie
71
De eosinofiele granulocyt scheidt nog 3 stoffen uit die een andere functie hebben?
Survival van granulocyt zelf - IL-3 - IL-5 - GM-CSF = stimulatie productie granulocyten en macrofagen/neutrofielen
72
Wat betekend mastocytose?
Overmaat van mestcellen in het bloed - soms door afwijking in KIT receptor
73
Wat zijn leukotriënen?
Aanjagers van inflammatie 1000x sterker dan histamine
74
Welke monoklonale antistof is gericht op IgE?
Omalizumab = anti-IgE
75
Noem 5 gevolgen van het gebruik van omalizumab?
- afname serum IgE - afname vroege en late astmatische reactie - reductie astma symptomen - reductie rhinitis symptomen - adjuvant effect in combinatie met immunotherapie
76
Noem de klachten die behoren tot het atopisch syndroom? (6)
- huidklachten = urticaria - neus/oogklachten = rhino-conjunctivitis - luchtwegklachten = piepen, heesheid - gastro-intestinale klachten = buikpijn, misselijk - cardiovasculair = hypotensie - anafylaxie = combinatie bovenstaande
77
Noem 4 diagnostische mogelijkheden bij allergische aandoeningen?
- IgE aantonen mbv huidtest - anamnese - gouden standaard = provocatietest - IgE aantonen in serum mbv Immuno CAP
78
Hoe werkt immunotherapie als behandeling van allergische aandoeningen? (7)
= injectie met allergeenextract - indicaties: pollen, huisstofmijt, kat, bijen, wespen - beter effect op rhinitis dan op astma - geen effect atopisch eczeem - 3-5 jaar gedurende behandeling - maximaal voor 3 allergenen - onderhoudsfase maandelijks bij huisarts
79
Noem de 2 effecten van immunotherapie?
1. Immuundeviatie = verschuiving Th2 naar Th1 2. Tolerantie = onderdrukking Th2 respons, waaronder IgE synthese en late reactie
80
Noem 8 contra-indicaties voor immunotherapie?
- ernstige immuundeficiënties - maligniteiten - ernstige psychische stoornissen - behandeling met betablokkers - slechte compliance - ernstige astma/farma-gecontroleerde astma - FEV1 < 70% - significante cardiovasculaire aandoeningen - kinderen jonger dan 5 jaar (relatief)
81
Noem 4 mogelijke toedieningsvormen van immunotherapie bij allergische aandoeningen?
- injecties - sublinguale immunotherapie = SLIT - orale immunotherapie - epicutane immunotherapie
82
Noem 3 kenmerken van sublinguale immunotherapie (SLIT) bij allergische aandoeningen?
- graspollen, huisstofmijt, boompollen - minder actief dan injecties - grootste probleem = compliance
83
Noem 3 kenmerken bij orale immunotherapie bij allergische aandoeningen?
- pinda, melk - veel bijwerkingen, blijvende tolerantie niet aangetoond - 95% milde bijwerkingen, 5% ernstige bijwerkingen
84
Noem 3 kenmerken van epicutane immunotherapie bij allergische aandoeningen?
- kleine ronde plakkers met pinda eiwitten - significante verschillen, maar alleen bij 6-11 jaar - blijvende tolerantie aangetoond in kleine groep
85
Geef 3 kenmerken van acute urticaria (galbulten/angio-oedeem)?
- ontstaan snel - door granulatie van mestcellen of basofiele granulocyten - jeuk +++, angio-oedeem, systemisch (GI, respiratoir)
86
Beschrijf het ziektebeeld pemphigus vulgaris?
- auto-antistoffen tegen desmogleïnen = adhesie moleculen van desmosomen die huidcellen normaal bij elkaar houden - door auto-antistoffen laat epidermis los van dermis = splijting net boven stratum basale = blaar
87
Noem 2 synoniemen voor een type IV overgevoeligheidsreactie?
= delayed type hypersensitivity (DTH) = T-cel gemedieerde allergie DUS geen antistoffen
88
Wat is het basismechanisme van een type IV overgevoeligheidsreactie?
- allergeen opgenomen door APC - allergeen aangeboden aan antigeen-specifieke T-cel - activatie T-cel - uitscheiding pro-inflammatoire cytokines
89
Met welke diagnostische methode kan contactallergie getest worden?
Epicutaan allergologisch onderzoek (plakproeven)
90
Tot welke 2 typen overgevoeligheidsreacties behoort geneesmiddel overgevoeligheid meestal?
Type III of IV - klinische presentatie type III = vasculitis - klinische presentatie type IV = variabel - maculopapuleus exantheem - SJS/TEN, DRESS, etc.
91
Beschrijf de anamnese voor een voedselallergie? (ABCD)
A = typische Allergische klachten B = klachten in relatie tot Blootstelling C = Consistent klachten na blootstelling D = klachten Direct (< 2u) na blootstelling
92
Benoem de symptomen bij een allergie per 5 orgaansystemen?
- maag-darmkanaal = jeuk/zwelling lippen/mond/ gehemelte/glottis, misselijk, buikpijn, braken, diarree - huid = urticaria en/of angiooedeem - luchtwegen = loopneus, verstopte neus, jeuk neus, niezen, benauwd, piepen, hoesten, stridor, heesheid - ogen = jeuk, roodheid, tranen, zwelling - cardiovasculair = collaps, tachycardie, hypotensie
93
Noem 4 voordelen van diagnostiek van voedselallergie mbv ImmunoCap?
- één bloedafname, dus één keer prikken - verdere diagnostiek naar specifieke allergenen - geen kans op allergische reactie - medicatie geen effect
94
Noem 2 nadelen van diagnostiek van voedselallergie mbv ImmunoCap?
- uitslag duurt een week - soms moeilijke interpretatie bij hoog aantal IgE of CCD's
95
Noem 5 nadelen van diagnostiek van voedselallergie met Skin Prick Test?
- per allergeen 1 prik - kleine kans op allergische reactie - geen antihistaminica gebruiken - niet geschikt voor alle huidtypen - kwaliteit afhankelijk van onderzoeken en allergeenextract
96
Noem 2 voordelen van diagnostiek van voedselallergie met Skin Prick Test?
- resultaat direct zichtbaar - mogelijkheid om grote diversiteit aan allergenen te testen
97
Noem 2 voordelen van diagnostiek van voedselallergie met Dubbelblind Placebo Controlled Food Challenge (DBPCFC)?
- geeft informatie over drempelwaarde - geeft informatie over aard klachten
98
Noem 4 nadelen van diagnostiek van voedselallergie met Dubbelblind Placebo Controlled Food Challenge (DBPCFC)?
- arbeidsintensief - tijdrovend voor patiënt en ouders - duur - risico anafylaxie
99
Noem de 4 kenmerken van een atopisch syndroom?
- eczeem - voedselallergie - astma - rhino-conjunctivitis
100
Wat is atopie?
Aanleg om allergisch te reageren op stoffen/prikkels uit de omgeving
101
Wat is allergie?
Overdreven reactie van immuunsysteem op een niet-schadelijke prikkel of stof/allergeen
102
Wat is sensibilisatie?
Aanwezig zijn van specifieke IgE antistoffen tegen een bepaald antigeen
103
Door welke 2 factoren neemt allergie toe?
- erfelijke factoren: beide ouders gesensibiliseerd, dan > 60% kans dat kind ook - omgevingsfactoren - hygiëne hypothese - biodiversiteit hypothese - epitheliale barriere hypothese
104
De mutatie in welk gen zorgt voor hele ernstige vorm van eczeem?
Mutatie in filaggrine gen - zorgt normaal dat huid niet uitdroogt
105
Wat is de normale situatie vs de situatie waarin allergieën meer ontwikkelen?
Normale situatie = ontwikkeling Th1 zorgt voor remming van Th2 = minder allergieën Ontwikkeling allergie = door minder blootstelling aan infecties onvoldoende onderdrukking van Th2 = ongeremde Th2 populatie die allergie kan veroorzaken
106
Wat is de biodiversiteit hypothese?
Te weinig microbiële blootstelling of kolonisatie van maagdarmkanaal en luchtwegen leidt tot disbalans van het immuunsysteem waardoor meer/minder kans op atopie
107
Wat is de epitheliale barriere hypothese?
Door aantasting van epitheliale barriere door verschillende mogelijke factoren, is het lichaam veel toegankelijker voor stoffen van buitenaf
108
Hoe lang duurt het voordat eczeem kan zijn ontstaan?
6-24 uur
109
Noem de 3 stappen van de pathofysiologie van eczeem?
1. Barriere dysfunctie 2. Doordringen antigenen/allergenen 3. Immuunsysteem activatie
110
Wat zijn de nadelen van een eliminatiedieet bij eczeem?
Medisch - geen effectief bewijs - onderbehandeling vh eczeem - vermijden allergeen = risico op acute allergische reacties - deficiënties Psychosociaal - eetstoornissen - belemmerde psychosociale ontwikkeling
111
Welke 2 middelen vormen de behandeling van eczeem?
- dermatocorticosteroïden - emolliens = verbetering huidbarriere
112
Wat is de behandeling van constitutioneel eczeem? (6)
Goede voorlichting & instructie 1. Lokale immunosuppressiva 2. Zonodig antibacteriële therapie 3. Indifferente therapie 4. Evaluatie atopie syndroom 5. Algemene leefadviezen
113
Wat is het eerste punt van de definitie van anafylaxie?
Acute reactie (minuten tot uren) met betrokkenheid van huid of slijmvliezen of beide - bijvoorbeeld gegeneraliseerde urticaria, pruritus en/of oedeem van lippen/tong/uvula
114
Welke 2 verschijnselen moeten tenminste naast de acute reactie van punt 1 tijdens anafylaxie voorkomen?
- respiratoire klachten of insufficiëntie - dyspneu, bronchospasme, stridor, afname piekstroom of hypoxie - verlaagde bloeddruk of hiermee gepaard gaande symptomen - hypotonie, syncope, incontinentie, collaps
115
Wat is de tweede pijler van de definitie van anafylaxie?
2 of meer van onderstaande symptomen, die acuut optreden na blootstelling aan allergeen - betrokkenheid huid of slijmvliezen: urticaria, pruritus en/of angio-oedeem - respiratoire klachten/dyspneu - verlaagde bloeddruk of hierbij gaande symptomen - persisterende gastro-intestinale klachten
116
Wat is de derde pijler van de definitie van anafylaxie?
Verlaagde bloeddruk na blootstelling aan een voor de patiënt bekend allergeen (min-uren) - kinderen 1m-1j: systolische RR < 70 mmHg - kinderen 1-11j: systolische RR 70-90 mmHg - kinderen >11j: systolische RR < 90 mmHg - volwassenen: systolische RR < 90 mmHg OF afname systolische RR tov uitgangswaarde
117
Geef 5 voorbeelden van allergenen die een IgE gemedieerde anafylaxie kunnen veroorzaken?
- insectengiffen - voedsel - voedselafhankelijke inspanning geïnduceerde anafylaxie - geneesmiddelen - latex
118
Geef 9 voorbeelden van allergenen die een niet-IgE-gemedieerde anafylaxie kunnen veroorzaken? ()
- complement activatie door contrast - activatie stollingscascade - directe activatie mestcellen - koude urticaria - immuuncomplex vorming - IgG gemedieerd - COX-1 remming (NSAID) - systemische mastocytose - idiopathisch
119
Waarmee is de ernst van een anafylactische reactie in te delen?
Schaal van Müller
120
Wat is minst ernstige reactie die op de schaal van Müller staat, welke kenmerken horen daarbij?
Fors lokale reactie (LLR) - oedeem - erytheem - jeuk - diameter > 10 cm - piek 24-48 uur
121
Beschrijf graad I reactie op de schaal van Müller?
- gegeneraliseerde jeuk - urticaria - en/of erytheem
122
Beschrijf graad II reactie op de schaal van Mülller?
- klachten van graad I met gegeneraliseerd oedeem - misselijkheid en braken - licht gevoel in hoofd - uitstralende drukkend gevoel op borst - buikpijn en diarree
123
Beschrijf graad 3 reactie op de schaal van Müller?
- klachten van graad I of II - stridor - dysfagie - heesheid - onduidelijke spraak - dyspneu
124
Beschrijf graad IV op de schaal van Müller?
- cyanose - hypotesnie - collaps - incontinentie - bewusteloosheid - ernstige hartritmestoornissen - al dan niet met klachten van graad I, II of III
125
Welk lichamelijk onderzoek voer je uit bij een allergische reactie/anafylaxie?
ABCDE methode A = zwelling lippen, tong, pharynx, uvula, hoorbare ademhaling, stridor, verstopte neus B = cyanose, intrekkingen, gebruik HA-spieren, AF, rhonchi/wheezing, verlengd experium, saturatie C = kleur huid, capillary refill, HF, bloeddruk D = bewustzijn E = huidverschijnselen
126
Wat zijn de B1-adrenerge effecten van adrenaline? (2)
- verhogen contractiekracht - verhogen hartritme = verhogen cardiac output
127
Wat zijn de B2-adrenerge effecten van adrenaline? (2)
- verlagen cAMP intracellulair = afname vrijkomen histamine - bronchodilatatie
128
Wat zijn de A1-adrenerge effecten van adrenaline? (3)
- perifere vasoconstrictie - verhogen bloeddruk - afname larynxoedeem
129
Wat zijn 3 doelen van steroïden bij anafylaxie?
- verminderen mortaliteit - verminderen ernst symptomen - verkleinen kans bifasische reactie
130
Welke 4 klachten komen voor bij een beroepsallergie?
- huid = eczeem, angio-oedeem, urticaria - rhinitis = loopneus, niezen - conjunctivitis - astma
131
Welke 2 soorten allergenen veroorzaken beroepsallergie?
- hoogmoleculaire allergieën = eiwitten - laagmoleculaire allergieën = chemicaliën
132
Beschrijf 3 kenmerken van beroepsgebonden klachten van een allergie?
- klachten tijdens het werk - klachten verminderen in het weekend - klachten verminderen/verdwijnen tijdens vakantie
133
Wat houdt het priming effect in bij een beroepsallergie?
Neusslijmvlies wordt gevoeliger voor dezelfde hoeveelheid allergeen naarmate expositie langer is - toenemende klachten tijdens werkweek - hoogtepunt aan einde van de week
134
Noem 3 oorzaken van beroepsgebonden klachten?
- allergische reactie voor beroepsallergenen - biologisch = eiwitten en enzymen: bakkers - niet biologisch = chemisch: plastic, kappers - hyperreactiviteit van de luchtwegen - direct toxische effecten van irritantia - trilhaar verlies, hyperplasie, metaplasie
135
Geef 3 kenmerken van hyperreactiviteit van de luchtwegen bij een beroepsallergie?
- toegenomen gevoeligheid voor aspecifieke stimuli - meer last van beroepsmatige stimuli - verschil met allergie = kunnen geen inflammatie en sensibilisatie induceren
136
Welk syndroom kan door directe toxische effecten van irritantia ontstaan bij een beroepsallergie?
RADS = reactive airway dysfunction syndrome - persisterend astma en hyperreactiviteit door éénmalig forse expositie aan een irritans - chloordamp, brandrook
137
Leg uit hoe een longprovocatie test werkt? (4)
- dagopname - allergeen sterk verdund, in oplopende concentraties geprovoceerd - vooraf FEV1 meten - bij daling van 15% wordt gestopt
138
Wat is kruisreactiviteit?
IgE antistoffen die primair gericht zijn tegen inhalatieallergenen kunnen ten gevolge van botanisch verwantschap secundair reageren met voedselallergenen
139
Hoe werkt venom immunotherapie (VIT) bij insecten allergie? (3)
- 5 jaar elke maand subcutane injectie - herhaalkans reactie na/tijdens VIT circa 10% bij wespengif, 20% bij bijengif - beschermend effect tot 10 jaar na einde VIT, langer dan dat geen data
140
Geef ... kenmerken van een type IV geneesmiddelen allergie?
- meestal 3-10 dagen na start geneesmiddel - meestal maculopapulaire rash - erstig = systemische klachten & lab afwijkingen - evt epicutane testen - bij meerdere mogelijke oorzaken: provocatie - kans op kruisallergie erg laag - bij milde reactie alleen medicijn vermijden
141
Hoe kan een type IV overgevoeligheidsreactie zich uiten op de huid?
Toxische Epidermale Necrolyse (TEN) - als > 30% huidoppervlak aangedaan - gemedieerd door T-cellen - typisch voor anti-epileptica
142
Wat is een beperkte vorm van Toxische Epidermale Necrolyse (TEN)?
Stevens-Johnson syndroom - alleen slijmvliesafwijkingen - klein beetje loslatingen - <15% huidoppervlak
143
Wat is een uiting van een type III allergie/overgevoeligheidsreactie? Noem 3 kenmerken
Serum sickness disease - neutropenie - verhoogd CRP en BSE - vaak door geneesmiddelen OF regelmatig steken van insecten