HC'S WEEK 13 Flashcards

1
Q

Noem 8 functies van de huid?

A
  • barriere functie: UV, micro-organismen, etc.
  • handhaven intern milieu: vocht & temperatuur
  • pijn en temperatuur voelen
  • isolatie voor warmte en kou
  • opslagplaats voor energie
  • omzetten vitamine D
  • stootkussen
  • intermenselijk contact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 3 lagen bestaat de huid?

A

Epidermis = opperhuid
Dermis = lederhuid
Subcutis = onderhuids bind/vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 5 lagen bestaat de epidermis?

A

Stratum corneum
Stratum lucidum
Stratum granulosum
Stratum spinosum
Stratum basale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 6 bouwstenen van de epidermis?

A
  • keratinocyten = hoorncellen
  • melanocyten = pigmentcellen
  • langerhanscellen = immuuncellen
  • merkelcellen
  • vrije zenuwuiteinden
  • GEEN bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 kenmerken van een melanocyt?

A
  • ieder mens even veel
  • bij donkere huid groter (aantal) melanosomen
    = meer eumelanine
  • bij blanke huid meer pheomelanine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke unit wordt gevormd door keratinocyten en melanocyten?

A

Epidermale-melanocytaire unit
- melanocyten omgeven met hun uitlopers de keratinocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer speelt er huidskleurverandering op?

A

Als de melanosomen van de melanocyten naar de keratinocyten zijn gemigreerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 6 kenmerken van de dermis?

A
  • overgang dermis-epidermis = basale membraan
  • papillen –> stevigheid
  • bloedvaten –> temperatuur regulatie
  • dikte 1-3 mm
  • fibroblasten –> tussenstof
  • adnexen (= huidaanhangsels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 moleculen zijn belangrijk voor de basale membraan?

A
  • desmosomen
  • hemi-desmosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de grens tussen de dermis en de epidermis genoemd als je kijkt vanaf de epidermis?

A

Retelijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de grens tussen de dermis en de epidermis genoemd als je kijkt vanaf de dermis?

A

Dermale papil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke structuren vormen samen de dermale matrix? (7)

A
  • fibroblasten
  • collageenvezels
  • elastinevezels
    Hiertussen:
  • glycosaminoglycanen
  • chondroitinesulfaat
  • dermatansulfaat
  • hyaluronzuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef 2 voorbeelden van adnexen?

A
  • haarfollikel
  • talgklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 2 kenmerken van adnexen?

A
  • kunnen niet opnieuw vormen bij een litteken/wond
  • talgklieren secreteren via het haarzakje naar buiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 soorten zweetklieren bestaan er?

A
  • eccriene zweetklieren: dermis/subcutis
  • apocriene zweetklieren: diep in subcutis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 3 functies van eccriene zweetklieren?

A
  • thermoregulatie
  • terugresorptie Na+
  • homeostase water & elektrolyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de functie van apocriene zweetklieren?

A

Onder invloed van androgenen secreet door bacteriën omgezet, waardoor vorming van specifieke lichaamsgeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 6 functies van de dermis?

A
  • mechanische bescherming
  • thermoregulatie
  • aanvoer voedingsstoffen/zuurstof
  • aanvoer ontstekingscellen
  • pijn- en tastzin
  • aanvoer keratinocyten en melanocyten bij wondherstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke structuren bevinden zich in de subcutis? (4)

A
  • vetcellen/lipocyten
  • bindweefsel netwerk
  • bloedvaten
  • zenuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem 4 functies van de subcutis?

A
  • energiereserve
  • isolatie
  • waterreservoir
  • stootkussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem de 4 stappen van het diagnostisch proces van de dermatologie?

A
  1. Dermatologisch onderzoek mbv PROVOKE
  2. Kiezen van meest kenmerkende verandering van
    de huid
  3. Aflopen differentiële diagnose
  4. Kiezen van (waarschijnlijkheids)diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar staat PROVOKE voor?

A

P = Plaats = voorkeurslocaties, symmetrie
R = Rangschikking = annulair, herpetiform, hoe ziet
het er uit (leasies t.o.v. elkaar)
O = Omvang = aantal, grootte
V = Vorm
O = Omtrek = lijnscherp, scherp, onscherp
K = Kleur = erytheem, geel, blauw
E = Effluorescenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem de 8 groepen effluorescenties volgens Darier?

A
  1. Erytheem
  2. Papuleuze dermatosen
  3. Erythemato(papulo)squameuze dermatosen
  4. Eczemen
  5. Vesico(bulleuze)dermatosen
  6. Idem 5
  7. Pustuleuze dermatosen
  8. Tumoren en zwellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Geef heel veel voorbeelden van effluorescenties?

A

Macula, purpura, urtica, tumor, squama, erosie, lichenificatie, dyschromie, teleangiëctasie, nodus, bulla, vesicula, crusta, excoriatie, erytheem, papula, plaque, pustula, comedo, ulcus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een macula & geef 2 kenmerken?
Macula = vlek - omschreven kleurverandering in niveau huid - zonder andere dermale/epidermale afwijkingen
26
Wat is lichenificatie & geef 2 kenmerken?
Lichenificatie = vergroving van huidreliëf - rhagaden = kloven/fissuren - xerosis = droge huid
27
Welke 3 effluorescenties zijn te vinden bij een casus acne vulgaris?
- pustula = pukkels - comedo = mee-eters - papula = rode bultjes
28
Wat zijn de 3 fasen van wondgenezing?
1. Inflammatoire fase = direct - 2 weken 2. Proliferatieve fase = uren - dagen/weken/mnd 3. Regeneratieve fase = 2/3 wk - 1(+) jaar
29
Uit welke 2 soorten respons bestaat de eerste fase van wondgenezing, de inflammatoire fase?
- vasculaire respons = bloeding stelpen - cellulaire respons
30
Welke 5 kenmerken behoren tot de cellulaire respons van de inflammatoire fase van de wondgenezing?
- invasie in wond (leukocyten) - fagocytose micro-organismen (macrofagen) - necrose (enzymen) - aantrekken fibroblasten (cytokinen) - angiogenese (groeifactoren)
31
Noem 4 kenmerken van de proliferatieve fase van de wondgenezing?
- re-epithelialisatie van huidoppervlak - neoangiognese: nieuwe vaatvoorziening - vorming granulatieweefsel en ECM (collageen) - wondrand contractie
32
Noem de 3 stappen van neoangiogenese dat plaatsvindt tijdens de proliferatieve fase van de wondgenezing?
1. Groei van nieuwe vaten 2. Anastemosering aan pre-existente vaten 3. Koppelen van vaten in wondgebied
33
Door welke 5 factoren wordt neoangiogenese gestimuleerd?
- cytokines - laag zuurstofgehalte - melkzuur - VEGF (door macrofagen) - FGF
34
Geef 2 kenmerken van de regeneratieve fase van de wondgenezing?
- herschikking van collageenvezels - atresie van bloedvaatjes
35
Wat is de definitie van een chronische wond?
Niet genezende wonden Geen anatomische en functionele integriteit binnen 3 maanden
36
Wat is de oorzaak van een chronische wond/in welke fase van de wondgenezing gaat er iets mis?
Persisterende inflammatiore fase Verstoorde balans tussen pro-inflammatoire en anti-inflammatoire cytokinen
37
Welke 5 factoren IN de wond resulteren in een stagnatie van de wondgenezing?
- bacteriële infectie - inadequate behandeling - slecht wond klimaat: inadequate behandeling - vreemd lichaamsmateriaal - maligniteit
38
Welke 5 factoren ROND de wond resulteren in een stagnatie van de wondgenezing?
- slechte doorbloeding - oedeem - neuropathie of druk - status na radiotherapie - terugkerend trauma
39
Welke 6 systemische factoren resulteren in een stagnatie van de wondgenezing?
- comorbiditeit - leeftijd - slechte voedingstoestand - medicatie: corticosteroïden, NSAIDs - obesitas - roken/alcohol
40
Noem 2 externe factoren die resulteren in de stagnatie van de wondgenezing?
- onvoldoende wondzorg - compressietherapie
41
Welke wond wordt veroorzaakt door langdurige hypertensie?
Ulcus hypertensivum Ulcus van Martorell
42
Vanaf welke huidlaag krijg je bij een wond geen regeneratie meer maar alleen herstel?
Wond in de dermis of dieper
43
Wat is exantheem?
Vlekjesziekte of rash Huiduitslag als uiting van een algemene aandoening
44
Uit welke 2 soorten effluorescenties bestaat exantheem?
Macula = vlekjes Papels = bultjes
45
Welke 2 vormen van maculopapuleus exantheem bestaan er?
Morbilloform = grofvlekkig Rubelliform = fijnvlekkig
46
Hoe noem je uitslag op de slijmvliezen?
Enantheem
47
Noem 3 groepen oorzaken van exantheem?
- infectieus: bacterieel of viraal - niet-infectieus: allergie, auto-immuunziekte, vasculitis - overig: geneesmiddelen
48
8 dingen die je moet vragen bij de anamnese van een patiënt met exantheem?
- leeftijd - voorgeschiedenis - medicatie - immuunstatus - koorts & beloop van de koorts - vaccinatie status - voorafgaande contacten met besmettelijke ziekten - bijkomende klachten en symptomen
49
Noem de 6 klassieke kinderexanthemen?
1e ziekte = mazelen/morbilli 2e ziekte = roodvonk/scarlatina 3e ziekte = rode hond/rubella 5e ziekte = erythema infectiosum 6e ziekte = exanthema subitum Waterpokken/varicella
50
Noem 7 voorbeelden van niet-klassieke exanthemen (bij kinderen)?
- viraal exantheem, eci - mononucleosis infectiosa - petechiën bij meningitis - ziekte van Kawasaki - erythema multiforme - hand- voet en mondziekte - Gianottie crostisyndroom
51
Noem de verwekker, incubatietijd, symptomen en voorkeursleeftijd van de mazelen/morbilli?
Verwekker = paramyxovirus Incubatietijd = 8-14 dagen Voorkeursleeftijd = 0,5-4 jaar Symptomen = koorts, conjunctivitis, rhinitis en hoesten
52
Wat zijn morfologische uitingen van mazelen/morbilli?
Exantheem = grofvlekkig, confluerend maculopapuleus exantheem Enantheem = koplikvlekken
53
Wat zijn 2 risicogroepen voor het krijgen van de mazalen/morbilli?
- kinderen < 1 jaar - pasgeborenen van niet-immune moeders
54
Noem 2 kenmerken van koplikvlekken bij de mazalen/morbilli?
- kleine witte vlekken op mondslijmvlies - prodromale fase = vlak voor hoogtepunt ziekte
55
Wat is het beloop van de mazelen/morbilli?
- meestal zelflimiterend - hoge koorts, rhinitis, conjunctivitis - na 3-7 dagen exantheem
56
Noem 4 complicaties van de mazelen/morbilli?
5-10% otitis media of pneumonie 0,1% encefalitis of myocarditis
57
Wat is de diagnostiek en het beleid rondom de mazelen/morbilli? (2)
- diagnostiek middels IgM antistoffen - rijksvaccinatieprogramma
58
Noem de verwekker, incubatietijd, voorkeursleeftijd en symptomen bij roodvonk/scarlatina?
Verwekker = groep A streptococcus pyogenes Incubatietijd = 2-7 dagen Voorkeursleeftijd = 2-10 jaar Symptomen = koorts, keelontsteking, gezwollen cervicale klieren, soms vervelling
59
Wat zijn de morfologische uitingen van roodvonk/scarlatina? (2)
Exantheem = puntvormig, rood, ruw exantheem - narcosekapje vrij van uitslag Enantheem = frambozentong (rood met opgezette papels)
60
Wat is het beloop van roodvonk/scarlatina?
Doorgaans mild
61
Noem 2 risicogroepen van roodvonk/scarlatina?
- anatomische afwijkingen in KNO gebied - syndroom van Down
62
Noem de vroege en late complicaties van roodvonk/scarlatina?
Vroeg = peritonsillair abces/infiltraat, otitis media acuta, sepsis, STSS Laat = acuut reuma, poststreptokokken glomerulonefritis
63
Wat is het beleid en de diagnostiek rondom roodvonk/scarlatina? (5)
- vooral klinische diagnose, lab weinig zinvol - afwachtend beleid - antibiotica bij ernstige ziekte of risicogroepen - kinderen mogen naar school/creche - doormaken infectie geen garantie voor immuniteit
64
Noem de verwekker, incubatietijd, voorkeursleeftijd en symptomen van rode hond/rubella?
Verwekker = rubellavirus Incubatietijd = 12-23 dagen Voorkeursleeftijd = 6-12 jaar Symptomen = bovenste luchtweginfectie, lymfadenopathie, soms gewrichtsklachten
65
Wat zijn de morfologische uitingen van rode hond/rubella? (2)
Exantheem = kleinvlekkig maculopapuleus, confluerend op romp en gelaat - eerst romp, dan gelaat - eerst maculopapulair, dan confluerend Enantheem = kleine ronde vlekjes op palatum molle
66
Noem 3 complicaties die kunnen optreden bij rode hond/rubella?
- trombocytopenische purpura - encefalitis - Guillain-Barre syndroom
67
Welke risicogroep is er voor rode hond/rubella?
Zwangeren, vooral in 1e trimester WANT congenitaal rubella syndroom
68
Wat zijn de gevolgen van het congenitaal rubella syndroom? (4)
Aangeboren afwijkingen - microcephalie - glaucoom - doofheid
69
Wat is het beloop van rode hond/rubella?
- doorgaans mild, zelflimiterend - eerst luchtweginfectie met lymfadenopathie, daarna exantheem met koorts
70
Wat is de diagnostiek en beleid rondom rode hond/rubella? (3)
- diagnostiek middels IgG antistoffen - bij zwangeren diagnostiek met IgM en IgG - rijksvaccinatieprogramma
71
Noem de verwekker, incubatietijd, voorkeursleeftijd en symptomen bij erythema infectiosum?
Verwekker = humaan parvovirus B19 Incubatietijd = 7-21 dagen Voorkeursleeftijd = 4-10 jaar Symptomen = malaise, koorts, gewrichtspijnen
72
Wat zijn de morfologische kenmerken van het exantheem te zien bij erythema infectiosum? (5)
- erytheem wangen - maculopapuleus strekzijde ledematen - soms op billen of romp - exantheem is wegdrukbaar en roze-rood - begin scherp begrensd, later confluerend met centrale verbleking (guirlandes) GEEN enantheem
73
Wat is het beloop van erythema infectiosum?
Zelflimiterend
74
Noem 2 risicogroepen bij erythema infectiosum?
- niet-immune zwangeren - patiënten met chronische hemolytische anemie
75
Noem 2 complicaties bij erythema infectiosum?
- aplastische crise bij patiënten met chronische hemolytische anemie - intra-uteriene vruchtdood/spontane abortus bij infectie zwangere < 20 weken
76
Wat is de diagnostiek en beleid bij erythema infectiosum? (3)
- diagnostiek meestal niet nodig - expectatief beleid - bij zwangeren met mogelijke besmetting kan antistofbepaling aangeboden worden
77
Noem de verwekker, incubatietijd, voorkeursleeftijd en symptomen bij exanthema subitum?
Verwekker = humaan herpesvirus type 6A/B Incubatietijd = 5-14 dagen Voorkeursleeftijd = 3 maanden - 3 jaar Symptomen = hoge koorts zonder focus, na koorts ontstaat exantheem
77
Noem de verwekker, incubatietijd, voorkeursleeftijd en symptomen bij exanthema subitum?
Verwekker = humaan herpesvirus type 6A/B Incubatietijd = 5-14 dagen Voorkeursleeftijd = 3 maanden - 3 jaar Symptomen = hoge koorts zonder focus, na koorts ontstaat exantheem
78
Noem de morfologische kenmerken van het exantheem bij exanthema subitum? (2)
- fijn, maculopapulair exantheem - begint op romp, verdwijnt via ledematen GEEN enantheem
79
Wat is het beloop bij exanthema subitum?
Zelflimiterend
80
Noem 3 mogelijke complicaties bij exanthema subitum?
- afstotingsreacties - pneumonie - encefalitis
81
Noem een risicogroep voor exanthema subitum?
Immuungecompromitteerde patiënten
82
Wat is de diagnostiek en beleid rondom exanthema subitum?
- serologie mogelijk maar niet routinematig - preventie niet mogelijk: bijna alle kinderen na 2e levensjaar seropositief - HHV-6 blijft latent aanwezig, in wisselende mate uitgescheiden in speeksel - expectatief beleid
83
Noem de verwekker, incubatietijd, voorkeursleeftijd en symptomen bij waterpokken/varicella?
Verwekker = varicella zoster virus Incubatietijd = 1-21 dagen Voorkeursleeftijd = 0-4 jaar Symptomen = lichte koorts, algehele malaise, exantheem met jeukklachten
84
Noem ... kenmerken van het exantheem bij waterpokken/varicella?
- macula die snel overgaan in blaasjes en crusteuze laesies - laesies ontstaan niet synchroon, dus alle stadie tegelijkertijd aanwezig - stadia = maculae, vesikels, pustels, crustae - aanwezigheid laesies behaarde hoofdhuid
85
Ook enantheem bij waterpokken/varicella?
Ja, vesikels of ulcera op mondslijmvlies
86
Wat is het beloop van waterpokken/varicella?
Koorts Algehele malaise Ontstaan blaasjes die overgaan in pustels en korstjes
87
Wat zijn de 3 belangrijkste complicaties bij waterpokken/varicella?
Bacteriële superinfectie: cellulitis, artritis, osteomyelitis = door krabben Meningo-encefalitis Pneumonie
88
Noem 3 risicogroepen voor waterpokken/varicella?
- immuungecompromitteerde patiënten - zwangeren 13-20 weken - pasgeborenen CAVE congenitaal varicella syndroom
89
Welk ziektebeeld kan er ontstaan uit een latente varicella zoster infectie?
Herpes zoster/gordelroos
90
Wat is de diagnostiek en het beleid bij waterpokken/varicella? ()
- diagnose meestal klinisch gesteld - op indicatie PCR uit blaasjes op VZV IgG antistoffen - bij niet-immune zwangeren/pasgeborenen kan VZV immunoglobulinen gegeven worden - vaccinatie mogelijk maar niet standaard toegepast
91
Wat voor soort ziekte is de ziekte van Behcet?
Auto-inflammatoire ziekte = ontsteking eigen lichaamscellen, soms gepaard gaande met koorts
92
Beschrijf de typische Behcet patiënt? (3)
- pijnlijke orale aften --> allepatiënten --> afvallen - pijnlijke genitale zweren - pijnlijke pustels
93
De ziekte van Behcet is een systeemsziekte. Noem 7 voorbeelden van systemische manifestaties van de ziekte van Behcet?
- 98% orale ulceraties - 80% huidlaesies/genitale ulceraties - 50% oculaire ziekte - 45% gewrichtsklachten - 5-25% neurologische klachten - 0-25% gastro-intestinale problematiek - 16% vasculaire ziekte
94
Wat zijn de 4 meest aangedane lokaties bij de ziekte van Behcet?
- oog: uveïtis posterior/anterior --> blindheid - huid: folliculitis, erythema nodosum, steriele pustels - genitaliën - tractus digestivus
95
Wat is de samenhang tussen de ziekte van Behcet en gewrichtproblematiek? (4)
- 67% krijgt artralgie = pijlijke, niet-inflammatoire gewrichten - 30% krijgt ook artritis - vooral knieën en enkels - ook inflammatoire rugpijn
96
Wat is de enige test waarmee de ziekte van Behcet is aan te tonen?
Pathergie test
97
Welke 2 onderverdelingen zijn te maken bij neuro-Behcet?
- parenchymale CNS-betrokkenheid: incl. hersenstam en ruggenmerg - soms meningo-encefalitis - non-parenchymale CNS-betrokkenheid = neurovasculaire Behcet - sinus trombose, arteriële occlusie, aneurysma
98
5 kenmerken van betrokkenheid tractus digestivus bij de ziekte van Behcet?
- vooral ileocoecaal - vaker bij Aziaten - ulceratief - ontstekingsinfiltraat - geen granulomen
99
Wat is de klassieke onderverdeling van vasculitiden? (4)
- grote vaten - middelgrote vaten: Kawasaki, polyarteritis nodosa - kleine vaten: ANCA, immuuncomplexen - variabel in alle vaten: Behcet
100
Noem 4 minder bekende symptomen bij de ziekte van Behcet?
- gastro-intestinale ulcera - psychiatrische uiting - longbloedingen - epidydimitis
101
Noem 4 triggers van de ziekte van Behcet?
- streptococcen - herpes - HSP65 - retinal S-proteïne
102
Beschrijf de pathogenese van de ziekte van Behcet? (6)
- APC's overmatig geactiveerd door triggers - leidt tot regulatiestoornissen, productie van pro- inflammatoire cytokinen, stimulatie T-cellen en neutrofiele granulocyten - neutro's zorgen voor positieve patherietest, doordat er influx in de weefsels is - leidt tot weefselschade, endotheelschade, inflammatie en vasculitis - beloop van uveïtis = ongunstig - associatie met HLA-B51 gen
103
Noem 3 (groepen) toegepaste geneesmiddelen bij de ziekte van Behcet?
- thalomide: grijpt in op het DNA - prednison/azathioprine/cyclosporine/ mycofenolaat mofetil: remmen T-cellen - colchicine: remmen neutrofielen granulocyten
104
Leg uit hoe de behandeling van de ziekte van Behcet verder werkt? (5)
- step-up behandeling - start met lokale steroïdenzalf, als dit onvoldoende werkt dan overstappen op systemische therapie - lange termijn: overstap steroïdsparende medicatie, zoals methotrexaat, azathioprine of colchicine - adalimumab ook minder actieve uveïtis - apremilast veelbelovend maar veel bijwerkingen
105
Kenmerken van behandeling anti-TNF/thalomide? (3)
- gecontraindiceerd bij zwangeren - bewezen effectief - bij therapie refractaire ziekte
106
Welke 3 processen staan centraal bij de pathogenese van systemische sclerose/sclerodermie?
- fibrosering = orgaandysfunctie - endotheeldysfunctie = vasculopathie - immuuncel activatie = productie auto-antistoffen en inflammatie
107
Leg middels 3 punten de vasculopathie uit die plaatsvindt bij systemische sclerose?
- initiële (onbekende) trigger leidt tot endotheel activatie - endotheelcel schade (endotheel disfunctie) - disfunctionele angiogenese - toename VEGF en ET-1
108
Wat zijn 2 gevolgen van de endotheelschade bij vasculopathie bij systemische sclerose?
- toename vasoconstrictieve, trombogene, mitogene en pro-inflammatoire factoren - afname vasodilaterende, anti-trombogene, anti- mitogene factoren
109
Op welke 2 manieren kan vasculopathie zich uiten bij systemische sclerose?
- vasoconstrictieve complicaties: Raynaud, hypertensie pulmonale arteriën - vasodilaterende complicaties: teleangiëctasieën, watermeloenmaag
110
Wat zijn kenmerken van digitale ulcera bij systemische sclerose? (6)
- 44% van de SSc patiënten - zeer pijnlijk - persisterend en terugkerend door slechte genezing: verlittekening, infecties, weefselverlies - verlies van functie - misvormend - amputatie
111
Waarom werkt immunosuppressie niet bij het voorkomen van fibrosering bij systemische sclerose?
Eenmaal geactiveerde fibroblasten zullen geactiveerd blijven, dus immunosuppressie werkt niet. Activatie van fibroblasten = verlittekening en weefselschade als gevolg
112
Het patroon van de soort auto-antistof die te vinden is bij systemische sclerose kan voorspellend zijn voor welke organen aangedaan zullen raken - geef 3 voorbeelden?
- Scl-70 = ILD/interstitial lung disease - Th/To = pulmonale hypertensie - PM-Scl75 = myositis
113
Noem kenmerken van diffuse systemische sclerose? (2)
- uitgebreide huid betrokkenheid - meer nadruk op long betrokkenheid
114
Noem kenmerken van gelimiteerde systemische sclerose? (5)
- calcinose (kalkafzettingen) - Raynaud - slikproblemen - gewrichtsklachten - teleangiëctasieën
115
Geef voorbeelden van directe en indirecte schade aan het hart bij systemische sclerose?
Direct: verlittekening hartspier = zeldzaam Indirect: vasculopathie = door fibrosering van de longvenen ontstaat hypertrofie van het hart
116
Waardoor ontstaan slikproblemen bij systemische sclerose?
Oesophagus kan fibroseren, waardoor verminderde motiliteit
117
2 primaire gevolgen van systemische sclerose?
- pulmonale parenchymale ziekte - NSIP = non-specific interstitial pneumonia - UIP = usual interstitial pneumonia - organiserende pneumonie - emfyseem + pulmonaire fibrose - vasculaire ziekte - pulmonale hypertensie - diffuse alveolaire bloeding
118
Wat is op de X-thorax het verschil tussen een NSIP en een UIP?
NSIP = tijdelijk, homogeen beeld UIP = heterogeen, vlekkig en irregulair
119
Behandelmogelijkheden bij fibrose? (6)
1. Methotrexaat 2. Cyclofosfamide: vooral bij longbetrokkenheid - alternatief = MFM want minder bijwerkingen 3. Hematologische stamceltransplantatie OF - nintedanib = tyrosine kinase remmer: remming fibroblast activatie, bij longbetrokkenheid - PPARy liganden - ACE-remmers: bij nierbetrokkenheid
120
Welke 2 groepen verwekkers veroorzaken meestal bacteriële huidinfecties?
- grampositieve kokken - staphylococcus aureus - streptococcus pyogenes (= meestal groep A streptokokken, maar soms B, C of G) - gramnegatieve staven - pseudomonas aeruginosa
121
Wat zijn pyodermieën?
Pusvormende huidinfecties door S. Aureus of S. Pyogenes
122
Noem 6 pyodermieën, van ondiep naar diep?
- impetigo vulgaris/bullosa = krentenbaard = infectie stratum corneum - ecthyma/ulcus - folliculitis/furunkel/carbunkel = infectie van de adnexen - erysipelas = infectie dermis tot oppervlakkige subcutis - cellulitis = infectie subcutis - fasciitis necroticans
123
Noem 5 kenmerken van impetigo vulgaris/krentenbaard?
- oppervlakkig met goudgele korsten op een erythemateuze bodem - 90% S. Aureus en 10% S. Pyogenes - besmettelijk - jonge kinderen - primair/secundair
124
Wat is de therapie voor impetigo vulgaris/krentenbaard? (3)
- therapie lokaal = korsten afwassen - aseptisch en antibiotisch - therapie per os = antibiotisch flucloxacilline CAVE bij streptokokken groep A wel systemisch behandelen
125
Wat is de pathogenese van impetigo bullosa?
Exfoliatieve toxinen geproduceerd door S. Aureus - groep II coagulase-positieve stafylokokken
126
Welke therapie is geïndiceerd bij impetigo bullosa?
Antibiotica oraal of lokaal
127
Wat gebeurt er als je de groep II coagulase-positieve stafylokokken, die impetigo bullosa veroorzaakt, elders in je lichaam hebt?
Dan krijg je huidmanifestatie van de infectieziekte, namelijk SSSS = staphylococcal scalded skin syndrome --> intraveneus AB
128
Noem 7 secundaire infecties bij een verstoorde huid barriere?
- eczeem - wonden/trauma - chronisch (lymf)oedeem - navelstomp - herpes simplex/zoster - schimmel infecties - parasitaire infecties
129
Noem 2 kenmerken van een ecthyma/ulcus?
- diepere, necrotiserende variant van impetigo - vaak streptokokken of PVL-positieve S. Aureus
130
Noem 3 kenmerken van folliculitis?
= oppervlakkige ontsteking haarzakjes - S. Aureus - provocatie door scheren/trauma, occlusie of topicale corticosteroïden
131
Noem 3 behandelingsmogelijkheden bij folliculitis?
- provocerende handeling staken - antiseptica - antibiotica
132
Noem 4 kenmerken van furunkel/carbunkel?
- acuut necrotiserende ontsteking van haarzakje - koorts, malaise - S. Aureus - furunculosis = terugkerende infecties - door dragerschap S. Aureus in de neus
133
Noem 3 behandelingsmogelijkheden van furunkel/carbunkel?
- ontlasten - antibiotica - desinfectie
134
Wat is erysipelas?
Acute bacteriële infectie van de dermis, oppervlakkige subcutis & oppervlakkige lymfevaten
135
Noem de verwekker en symptomen van erysipelas?
Verwekker = S. Pyogenes Symptomen = vaak hoge koorts, koude rillingen en malaisee
136
Noem 6 kenmerken van de morfologie van erysipelas?
- scherp begrensd erytheem - oedeem - induratie - warm - soms blaren door vele oedeem - op gezicht & extremiteiten
137
Noem 3 risicofactoren voor het ontstaan van erysipelas?
- verstoorde huidbarriere - diabetes mellitus - veneus/lymfoedeem
138
Beschrijf de therapie van erysipelas? (3)
- flucloxacilline/clindamycine iv/po - oedeem verminderen dmv ambulante compressie na acute fase - recidief: maandelijks benzylpenicilline im
139
Wat is cellulitis?
(Sub)acute/chronische bacteriële infectie van de dermis en de subcutis
140
Geef algemene kenmerken van cellulitis? (4)
- meerdere verwekkers: streptokokken, S. Aureus, H. Influenzae - minder scherp begrensd - patiënt kan erg ziek zijn - kan veroorzaakt worden door geïnfecteerd eczeem
141
Noem 4 risicofactoren voor cellulitis?
- verminderde lymfe afvloed - verminderde arteriële/veneuze circulatie - beschadiging van de huidbarriere - obesitas
142
Noem 5 morfologische kenmerken van fasciitis necroticans?
- onscherp begrensd erytheem - pijn en zwelling - overgaand (in 2/3d) in roodpaarse tot donkerblauwe verkleuring van de huid - formatie van bullae (haemorrhagisch) - zwarte necrose
143
Noem 5 risicofactoren voor fasciitis necroticans?
- trauma (brandwonden/chirurgie) - IV drugsgebruik - varicella - bestaande weke delen infectie Algemeen: immunosuppressie, DM, ondervoeding, alcoholisme, > 60j, verminderde nierfunctie, maligniteit, PAV
144
Wat zijn mogelijke verwekkers van fasciitis necroticans?
Mengflora of mono-microbieel - 10-15% groep A streptokokken - groep B streptokokken - enterokokken - S. Aureus, E. Coli, etc.
145
Wat zijn de 2 pijlers van therapie van fasciitis necroticans?
- ruime chirurgische excisie - antibiotica
146
Door welke 4 verwekkers kunnen virale huidinfecties veroorzaakt worden?
- herpes simplex virus type 1 en 2 - varicella zoster virus - humaan papillomavirus (HPV) - molluscum-contagiosum-virus
147
Wat zijn 3 kenmerken van het humaan papillomavirus?
- cutaan/mucosaal - oncogeen/niet-oncogeen - symptomatisch/asymptomatisch
148
Wat zijn verrucae planae?
Platte wratten
149
Noem 4 behandelingsmogelijkheden van wratten?
- geen therapie - salicylzuur - stikstof - laser
150
Wat zijn mollusca contagiosa & noem 5 kenmerken?
= waterwratten - besmettelijk - met name bij kinderen - spontane genezing - uitgebreid bij constitutioneel eczeem - bij volwassenen vaak genitaal
151
Noem 5 luxerende factoren voor een recidief herpes infectie?
- zonlicht - stress - menstruatie - koorts - trauma
152
Hoe ontstaat eczema herpaticum?
Komt voor bij patiënten met constitutioneel eczeem, waarbij het eczeem geïnfecteerd is met het herpesvirus
153
Welk punt van de kliniek van eczema herpaticum is anders dan bij normaal eczeem?
Geen jeuk maar branderige pijn
154
Noem 3 mogelijke complicaties die kunnen optreden bij eczema herpaticum?
- sepsis - encefalitis - meningitis DUS direct diagnostiek en start antibiotische therapie
155
Wat zijn dermatomycosen?
= ringworm = infecties van de huid, haren en nagels door dermatofyten (schimmels) of gisten (candida), dit kan zowel oppervlakkig als diep voorkomen
156
Welke 3 gastheerfactoren spelen een rol bij dermatomycosen?
- lokale factoren in de huid - vochtigheidsgraad en temperatuur - onderliggende zaken: DM of afweerstoornis
157
Wat is onychomycose?
Schimmelinfectie van de nagels
158
Wat is tinea capitis?
Schimmel op haren - overdraagbaar door contact
159
Geef 4 kenmerken van Candida?
- commensaal in mond, tractus digestivus en de vagina - nestelt in slijmvliezen en/of huidplooien - 'eilandjes voor de kust' beeld - symmetrisch, schilferkraag, centrale erosie
160
Candida infectie veroorzaakt intertrigo. Wat zijn de behandelingsmogelijkheden hiervoor?
Bestrijd warmte, vocht en wrijving - huidplooien schoon en droog - afvallen bij overgewicht - bestrijdt incontinentie
161
Noem de 3 pijlers voor de behandeling van gist/schimmelinfecties?
- algemeen: droog houden, secundaire infectie bestrijden, onderliggend probleem behandelen - antimycotica lokaal: azolen, whitfield creme of ciclosporox creme - antimycotica oraal: axolen (dermatofyten & gisten), terbafine (dermatofyten) of nystatine (candida)
162
Geef 4 kenmerken van een parasitaire infectie met scabiës/schurft?
- erythemateuze papels - vesikels - gangetjes - voorkeurslocaties: pols, tussen vingers, enkels, genitalia, oksels en rond tepels CAVE bacteriële superinfectie met S. Aureus of S. Pyogenes
163
Wat is de diagnostiek benodigd bij scabiës/schurft?
Dermatoscopie - parasieten zitten in stratum corneum - deltasign = kop en voorpoten van de mijt
164
Noem 3 kenmerken van scabiës crustosa?
- miljoenen mijten - hyperkeratotische plaques, ook op handpalmen en voetzolen - zeer besmettelijk, ook aerogeen via schilfers
165
Wat zijn de 3 pijlers van de behandeling van scabiës/schurft?
1. Medicamenteus - permetrine 5% creme dag 1 en dag 8 - ivermectine 200 ug/kg dag 1 en dag 8 - benzoylbenzoaat 25% FNA dag 1,2,8 en 9 2. Contacten behandelen 3. Hygiënische maatregelen - was- en luchtvoorschriften - vermijden contact
166
Noem 4 histopathologische kenmerken van psoriasis?
- hyperparakeratose - toename dikte stratum corneum - meer kernhoudende cellen in stratum corneum - micro-abces van Munro - neutrofielen in stratum corneum - ontstekingsinfiltraat in dermis - gedilateerd capillair in papiltop als gevolg van inflammatie
167
Wat is het Koebner fenomeen?
Huidziekte breidt zich uit naar een plek op de huid die trauma heeft ondergaan
168
Noem 7 comorbiditeiten die vaak voorkomen naast psoriasis?
- 25% reumatoïde artritis - metabool syndroom - cardiovasculaire aandoeningen - diabetes mellitus - hepatitis - nierfunctiestoornissen - leverfunctiestoornissen
169
Noem 5 verschillende manifestaties van huidafwijkingen van psoriasis?
- plaques (85%) = psoriasis vulgaris - inversa = huidafwijkingen in lichaamsplooien - erythrodermis (<2%) = knalrode verkleuring over gehele lichaam - guttata (<10%) = druppelvormige, ronde plekjes vaak na een luchtweginfectie - pustulair (<5%) = door overmatige reactie van neutrofiele granulocyten, zijn steriel
170
Noem de 4 groepen behandelingen die mogelijk zijn bij de behandeling van psoriasis?
- zalfjes - lichttherapie - tabletten immunosuppressie oraal - biologicals
171
Noem 2 soorten zalfjes die kunnen werken tegen psoriasis?
- lokale corticosteroïden - vitamine D zalfjes
172
Waarom kan lichttherapie voordelig zijn bij psoriasis? Wat is een nadeel van lichttherapie?
UVB straling leidt tot immuunsuppressie, waardoor verbetering van psoriasis MAAR verhoogd risico op huidkanker
173
Wat voor orale immunosuppressie tabletten kunnen gegeven worden bij psoriasis?
Dimethylfumaraat - remt mitochondriën, waardoor verlaagde T-cel activiteit - uitgescheiden via CO2
174
Welke biologicals kunnen gegeven worden bij de behandeling van psoriasis?
- infliximab/adalimumab = remming TNF-a - ustekinumab = remming IL-12 en IL-23 = erg effectief
175
Noem 2 kenmerken van stadium I Lyme borreliose infectie? Noem ook morfologie en symptomen?
- lokale infectie - 3-30 dagen na beet Morfologie: >5cm uitbreiding, erythema migrans Symptomen: 30-60% jeuk/brandend gevoel, koorts, algehele malaise, asymptomatisch
176
Noem 5 morfologische karakteristieken van tekenbeet in Amerika?
- 59% homogene laesie - 32% centraal erytheem - 9% centrale opheldering (75% in EU) - 29% zichtbare bijtpunt - 2% vesikels, papels, schilfers
177
Noem 5 tekenen/symptomen bij een gelokaliseerde infectie van de lyme borreliose stadium I?
- 51% geen klachten - 41% spier en/of gewrichtspijn - 33% hoofdpijn - 12% vermoeidheid - 2% stijve nek
178
Geef 6 kenmerken van een lyme borreliose stadium II (gedissemineerde infectie)?
- <1 jaar na infectie - multiple secundaire huidlaesies - koorts - algehele malaise - vermoeidheid OOK meningitis, radiculitis, hersenzenuw uitval, artritis, carditis, etc.
179
Geef 6 kenmerken van een lyme borreliose stadium III (persisterende infectie)?
- >1 jaar na infectie - chronisch (> 6 maanden) - polyneuropathie - encefalopathie = cognitieve stoornissen, slaapstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen - chronische artritis - acrodermatitis chronica atroficans
180
Noem 5 kenmerken van de epidemiologie van Lyme?
- verwekker = borrelia afzelii/garinii/burgdorferi - vector = teken - reservoir = herten en knaagdieren - voorkomen NL = juni-december - geen overdracht mens-mens
181
Risico op krijgen ziekte van Lyme is afhankelijk van ...? (5)
- dichtheid van tekenpopulatie - prevalentie geïnfecteerde teken - mate, frequentie en duur van expositie - kans op klinische Lyme na beet geïnfecteerde teek is 1-3% - positiviteit kweek geen voorspellende waarde voor infectie
182
Noem de 4 pijlers van diagnostiek van de ziekte van Lyme?
- primair klinische diagnose - serologie - ELISA - confirmatie Western blot - IgG - kweek van huidlaesies/neuroborreliose - PCR
183
Geef 5 mogelijkheden betreft primaire/secundaire preventie tegen de ziekte van Lyme?
- tekenbestrijding met pesticides - vermijden habitat van teken - persoonlijke bescherming met kleding - profylaxe in gebieden met infectierisico na beet van > 4% - vaccinatie van risico groepen?
184
Geef per stadium van Lyme mogelijke opties voor therapie?
Stadium 1 - doxycycline 2 dd 100 mg po 10 dagen - amoxicilline 3 dd 500 mg po 14 dagen Stadium 2 - vroege neuroborreliose: ceftriaxon 1 dd 2g iv 14 dagen - artritis: doxycycline 2 dd 100 mg po 30 dagen Stadium 3 - chronische neuroborreliose: ceftriaxon 1 dd 2g iv 30 dagen