HC's WEEK 10 Flashcards
Noem de 3 subtypen van ADHD volgens de DSM-5
- aandachttekort & hyperactiviteit-impulsiviteit (ADHD-c)
- overwegend aandachttekort (ADHD-i)
- overwegend hyperactiviteit-impulsiviteit (ADHD-h)
Noem de 9 beschreven criteria voor aandachtsproblemen
- moeite om aandacht bij taken te houden
- vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
- niet lijken te luisteren
- gemakkelijk afgeleid raken
- vermijden/afkeren van taken die langdurige geestelijke inspanning vragen
- onvoldoende aandacht voor details/achteloos fouten maken
- aanwijzingen niet opvolgen/opdrachten niet kunnen afmaken
- moeite met organiseren van taken
- dingen kwijtraken die nodig zijn voor taken
Benoem de 6 criteria beschreven voor hyperactiviteit
- onrustig bewegen met handen en voeten
- opstaan als zitten blijven verwacht wordt
- rondrennen, overal op klimmen als dit ongepast is
- moeilijk rustig spelen of ontspannende activiteiten doen
- in de weer zijn, doordraven
- aan een stuk doordraven
Noem 3 beschreven criteria voor impulsiviteit
- antwoord zeggen voordat vragen afgemaakt zijn
- moeite hebben met op beurt wachten
- verstoren van bezigheden van anderen
Noem 7 etiologische factoren van ADHD
- genetische factoren (65-90% erfelijkheid)
- omgevingsfactoren (maternaal roken/alcohol)
- gen-omgevingsinteracties
- neuropsychologische mechanismen
- neurofysiologisch (trage hersengolven)
- structuur hersenen (lager hersenvolume, vertraagde cortexrijping)
- functie hersenen (minder activiteit prefrontale cortex)
Wat zijn 2 pijlers van behandeling van ADHD voor ouders en school?
- psycho-educatie
- gedragstherapeutische interventies
Wat zijn 6 pijlers van behandeling van ADHD gericht op het kind zelf
- psycho-educatie
- zelfregulatietraining
- neurofeedback?
- planning & organisatietrainingen
- voedingssupplementen/eliminatiedieet
- medicatie
Noem 5 soorten medicatie die gebruikt worden tegen ADHD
- methylfenidaat
- dexamfetamine
- atomoxetine
- guanfacine
- clonidine
Noem 14 neurobiologische ontwikkelingsstoornissen volgens de DSM-5
- autismespectrumstoornissen
- disruptieve stoornissen: ADHD, CD, ODD, DMDD
- ticstoornissen: Gilles de la Tourette
- stemmingsstoornissen: selectief mutisme, agorafobie, etc.
- angststoornissen
- obsessieve-compulsieve stoornissen
- trauma- en stressgerelateerde stoornissen
- somatisch-symptoomstoornis en verwanten
- eetstoornissen
- genderdysforie
- specifieke leerstoornissen
- taalstoornissen
- sociale communicatiestoornis
- coördinatie ontwikkelingsstoornis
Beschrijf de 3 pijlers van psychiatrisch onderzoek bij een kind
- cognitie: IQ, taaltest, schoolvordering, etc.
- LO: algemeen neurologische techniek
- psychiatrisch: gesprek, observaties, opdrachten
Volgens SCICA = semigestructureerd klinisch interview
Wat zijn de 2 determinanten van tijdens de kinderleeftijd voor psychische stoornissen
- kwetsbaarheid (vs weerbaarheid)
- biologische markers: genen, HPA-as, etc.
- psychologische markers: IQ, geheugen, etc.
- omgevingsfactoren (vs kansen)
- prenatale omstandigheden
- interactie ouder-kind
- life-events
Noem een voorbeeld van een genomgevingsinteractie die invloed heeft op kinder psychiatrische stoornissen
Verwaarlozing in kindertijd + weinig MAO-A gen = agressie
Wat houdt developmental programming in?
= bepaalde vroege ervaringen geven blijvende structurele en functionele veranderingen
- ernstige vroege verwaarlozing
Wat is het verschil tussen het limbische systeem en de prefrontale cortex bij beslissingen?
Limbische systeem = immediate gratification, hot, emotional system
Prefrontale cortex = cool, calm en collected, goal-oriënted beslissingen
Noem 8 structuren die het limbische systeem vormen
- amygdala
- hippocampus
- gyrus cinguli
- hypothalamus
- insulaire schors
- orbitale & mediale prefrontale cortex
- dorso-mediale thalamus
- ventrale basale ganglia (nucleus accumbens)
Noem 3 functies van de hypothalamus
- Endocrien (via hypofyse)
- Autonoom (nucleus paraventricularis, nucleus dorsomedialis, laterale hypothalamus)
- Algemene functies (slaap-waak, dag-nachtritme, stressreacties)
Hoe loopt de directe route via waar sensorische input het limbische systeem in komt?
Direct vanuit ruggenmerg en hersenstam
- deels zonder tussenkomst thalamus (geur)
- deels zonder tussenkomst schors (viscerale input)
Hoe loopt de indirecte route via waar sensorische input het limbische systeem in komt?
Indirect na processing in de schors
- betreft complexe informatie
Hoe loopt de directe route via waar motorische output het limbische systeem verlaat?
Direct via hypothalamus en (autonome) centra in ruggenmerg en hersenstam
Hoe loopt de indirecte route via waar motorische output het limbische systeem verlaat?
Indirect via beïnvloeding van (sub)corticale systemen
Beschrijf kort (2 punten) het Papez circuit (in- en output limbisch systeem/prefrontale cortex)
- sensorische input direct via thalamus naar hypothalamus = stream of feeling
- corticale informatie via mamillary bodies en cingulate gyrus = stream of thoughts
Hoe werkt fear conditioning in de amygdala?
- primaire reïnforcers (smaak, etc.) gekoppeld aan een neutrale stimulus (geluid, etc.)
- gevaar vermijden via hetero-synaptische ervaring
- fear memory trace kan uitgewist worden
Wat is het gevolg van een bilaterale amygdala laesie?
Kluger-Butsy syndroom
- kennen geen angst/anxiety
- kunnen het ook niet natekenen
Beschrijf de 9 symptomen die voor kunnen komen bij een depressieve stoornis (5 nodig voor diagnose)
- Sombere stemming/verlies van plezier
- Schuldgevoelens
- Slaapproblemen
- Minder eetlust
- Angst/spanningsklachten
- Verminderd libido
- Lichamelijke vermoeidheid
- Suïcidaliteit
- Hypochondrie
Gedurende 14 dagen
Wat is het main symptoom dat nodig is voor de diagnose depressie met melancholische kenmerken?
Anhedonie (= volledig interesseverlies) OF ontbreken van stemmingsreactiviteit
Noem de 6 symptomen waarvan er naast anhedonie minimaal 3 nodig zijn voor de diagnose depressie met melancholische kenmerken
- destinct quality of mood
- dagschommelingen
- vroeg ‘s ochtends ontwaken
- psychomotore remming/agitatie
- significante anorexie/gewichtsverlies
- buitensporige schuldgevoelens
Noem 4 kenmerken van een depressie met psychotische kenmerken
- Hopeloosheid, anhedonie
- Vrijwel altijd ook melancholische kenmerken
- Stemmingscongruentie wanen
- Hallucinaties zijn zeldzaam
Noem de 6 stappen van het basis behandelingsschema bij depressie
1/2. Behandeling met SSRI, venlafaxine, TCA
1/2. CGT of IPT
3. Switchen van antidepressivum: SSRI –> TCA
4. Lithium additie
5. Klassieke MAO-remmer
6. Electro-convulsie therapie (ECT)
Noem de 5 stappen van behandeling van depressie zonder melancholische kenmerken
- Psychotherapie –> effectief
- SSRI, venlafaxine, TCA –> effectief
- Lithiumadditie –> onduidelijk
- Klassieke MAO-remmer –> effectief
- ECT –> wss niet effectief
Noem de 5 stappen van behandeling van depressie met melancholische kenmerken
- Psychotherapie –> niet effectief @ acute fase
- SRRI’s –> niet effectief
TCA’s en venlafaxine –> effectief - Lithiumadditie –> zeer effectief
- Klassieke MAO-remmer –> wss effectief
- ECT –> effectief
Noem 3 indicaties voor electro-convulsietherapie (ECT) bij depressie
- depressie met melancholische kenmerken
- medicatie-resistentie
- slechte toestand (weinig eten, onrustig, etc.)
Noem 6 etiologische factoren voor het ontwikkelen van een angststoornis
- 30-40% genetisch
- geïnhibeerd temperament (verlegenheid)
- negatieve ervaringen
- sociaal mijdende gezinnen
- angstige/overprotectieve opvoedstijl
- gen-omgevingsinteractie
Noem 3 kenmerken van een separatie angststoornis
- specifiek voor kinderleeftijd/adolescentie
- angst als reactie op scheiding van hechtingsfiguur
- niet passend bij ontwikkelingsfase
Noem 3 kenmerken van een gegeneraliseerde angststoornis
- piekeren over diverse aspecten van het dagelijkse leven & hier niet mee kunnen stoppen
- hoofdpijn, vermoeidheid, buikpijn en concentratiestoornissen
- ## belemmeringen in dagelijkse bezigheden
Noem 2 kenmerken van een specifiek fobie
- extreme, irreële angst voor een specifieke situatie of object waardoor vermijding
- interfereert met dagelijks functioneren
Noem 2 kenmerken van een sociale angststoornis
- angst in sociale situaties met volwassenen en leeftijdsgenoten
- irreële angst om bekritiseerd te worden
Beschrijf 3 kenmerken van een paniekstoornis
- zonder enige oorzaak krijgen van een paniekaanval met als gevolg vermijding van reizen of naar bepaalde plekken gaan
- lichamelijke & cognitieve symptomen
- anticipatieangst = angst voor paniek krijgen en controle verliezen
Noem 3 kenmerken van agorafobie
- angst voor situaties waaruit weggaan moeilijk/niet mogelijk is
- situaties worden daardoor vermeden
- het wel zijn in zo’n situatie gaat gepaard met heftige angst of paniek
Vanuit welke 3 pijlers wordt gewerkt bij cognitieve gedragstherapie (CGT)?
- gevoel: herkennen lichaamssignalen, relaxatietechnieken
- gedachten: negatieve gedachten vervangen met functionele gedachten
- gedrag: behandelen vermijdend gedrag & gebrek aan copingvaardigheden
Wat houdt de monoamine therapie in?
- reserpine (antihypertensief middel) kan depressie veroorzaken
- noradrenaline en serotonine depletie kan depressie veroorzaken
- 5-HT concentratie is verlaagd bij depressieve pt
- polymorfisme in gen dat codeert voor 5-HT reuptake eiwit geassocieerd met depressie
In welke kern wordt noradrenaline geproduceerd?
Locus coeruleus
In welke kern wordt serotonine geproduceerd?
Raphe kernen van pons en medulla
Noem de 4 belangrijkste drugs targets van antidepressiva
- Re-uptake pomp voor 5-HT of NA –> SSRI/SNRI
- Mono-amine afbrekende enzymen remmen –> MAO-remmers
- Postsynaptische receptoren stimuleren/remmen
- Presynaptische receptoren inhiberen die 5-HT en NA remmen
Uit welk aminozuur wordt noradrenaline gesynthetiseerd? En serotonine?
Noradrenaline = tyrosine
Serotonine = tryptofaan
Noem 3 manieren hoe noradrenaline uit de synapsspleet verwijderd kan worden?
- re-uptake
- afbraak door MAO-A/COMT
- binding aan receptor
Noem 5 farmacologische interventies van noradrenaline
- receptor (ant)agonisten (cocaïne)
- reuptake blokkers (cocaïne)
- MAO-A remmrs
- depletie noradrenaline-bevattende granulen (reserpine)
- vrijzetting van noradrenaline uit granulen
Noem 5 farmacologische interventies van serotonine
- 5-HT1a receptor agonisten: anziolytica
- 5-HT2 receptor antagonisten: antipsychotica & antihypertensiva
- 5-HT3 receptor antagonisten: antibraakmiddelen
- MAO-A-remmers: antidepressiva
- reuptake blokkers: antidepressiva
Noem 6 algemene soorten antidepressiva
- klassieke tricyclische antidepressiva (TCAs)
- selectieve serotonine reuptake inhibitors (SSRIs)
- selectieve noradrenaline reuptake inhibitors (SNRIs)
- (presynaptische) a2-receptor antagonisten
- MAO-A remmers
- overig
Geef drie voorbeelden van TCA’s antidepressiva
- amitriptyline
- nortriptyline
- imipramine
Geef 5 voorbeelden van SSRIs antidepressiva
- fluoxetine
- fluvoxamine
- paroxetine
- sertraline
- citalopram
Geef 1 voorbeeld van SNRI antidepressiva
- venlafaxine
Geef 3 voorbeelden van (presynaptische) a2-receptor antagonisten (antidepressiva)
- mianserine
- mirtazapine
- trazodone
Geef 2 voorbeelden van MAO-A-remmers antidepressiva
- tranylcypromide
- moclobemide
Noem de 4 antidepressiva die het meest gebruikt worden in NL
- amitriptyline (TCA)
- paroxetine (SSRI)
- citalopram (SSRI)
- venlafaxine (SNRI)
Leg de desensitisatie theorie kort uit
- na 2-4 wkn downregulatie van
- postsynaptische NA- en 5-HT-recpeotren
- presynaptische 5-HT-receptoren
- concentratie van 5-HT in synapsspleet neemt hierdoor toe
- sterkere stimulatie 5-HT-receptoren
- meer downregulatie deze receptoren en minder negatieve feedback
- gevolg = hogere concentratie serotonine
Beschrijf kort de glutamaat (non-monoamine) theorie
- ketamine = glutamaat NMDA-receptor antagonist
- werkt acuut anti-suïcidaal
- antidepressiva verlagen glutamaatconcentratie
- bij depressie hoger glutamaat in bloed & verstoorde glutamaatregulatie in cortex