HC 9 en 10 Keuzen in de zorg: doelmatigheid 1 en 2 Flashcards

1
Q

ongeveer hoeveel van rijksuitgaven naar zorg?

A

26%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

grootste kostenpost curatieve (kortdurende) zorg?

A

psychologische stoornissen, daarna kanker nieuwvormingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

grootste kostenpost langdurige zorg?

A

psychologische stoornissen (nog veel groter aandeel dan bij curatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke sector langdurige zorg grootste kostenpost?

A

ziekenhuiszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom vrouwen meer kosten zorg?

A

zwangerschap en leven langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom stijgen de zorgkosten?

A

○ Demografische ontwikkelingen: vergrijzing
○ Medisch technische ontwikkelingen: steeds nieuwe innovaties en technologiegebruik in de zorg en dit is vaak duurder
Indicatieverbreding/uitbreiding collectieve pakket: pakket van zorg dat wordt vergoed wordt verbreed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kostenstijging in de zorg is een probleem door: ○ Betaalbaarheid, toegankelijkheid, houdbaarheid
○ Dreigende tweedeling tussen rijken en armen
Keuzes zijn nodig! . wat is een oplossing?

A

kritisch kijken naar welke zorg verzekerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is doelmatigheid in de zorg?

A

zo efficiënt en betaalbaar mogelijke zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar rust het zorgstelsel op?

A

solidariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat was in 1991 bedacht om te kijken welke zorg moest worden vergoed?

A

trechter van Dunning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kan je doelmatigheid van de zorg bepalen?

A

een economische evaluatie doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn directe en indirecte en medische en niet-medische kosten?

A

Welke kosten? - alleen ‘belangrijke’ kostenitems
Soorten Kosten
* Direct medische kosten: diagnostiek, behandeling, zorg,
preventie
* Direct niet-medische kosten: kosten patiënt (reis, tijd,
informele zorg)
* Indirecte medische kosten: medische zorg in gewonnen
levensjaren
* Indirecte niet-medische kosten: maatschappelijk
productieverlies door verzuim, arbeidsongeschiktheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke economische evaluatie wordt het meest gedaan?

A

kostenutiliteitsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe bereken je de QALY?

A

levensjaren x ernst van gezondheidstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe bereken je de ICER?

A

(kosten nieuw - kosten oud) / (effecten nieuw - effecten oud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is willingness to pay vs accept?

A

The WTA method makes the subjects sure that if they are losing any level of consumption, that they may want considerable sums of money in order to offset the loss of goods. The WTP on the other hand leads subjects to believe that losing money may not be worth the additional unit of the good.

17
Q

leg de verdelingsprincipes uit:
* Utilitarisme
* Proportional shortfall
* ‘ Fair innings’

A
  • utilisme: maximaliseren gezondheid voor zo veel mogelijk mensen
  • proportional shortfall: when people stand to lose relatively more of their remaining health, a higher cost per QALY threshold is appropriate. (absolute shortfall (hoe veel QALYs verlies je) / gemiddeld aantal resterende QALYs zonder ziekte)
  • fair innings: iedereen heeft recht op X aantal gezonde levensjaren
18
Q

conclusie

A
  1. Kosten van de zorg blijven stijgen
  2. Economische evaluatie belangrijk instrument voor vaststellen
    doelmatigheid van zorg
  3. Ontwerp van economische evaluatie moet aansluiten bij
    vraagstelling: alternatieven, perspectief, tijdhorizon, definitie
    patiëntengroep
  4. Doelmatigheid van zorg mede bepalend voor keuzes in de
    zorg
  5. Geen absolute drempelwaarde voor kosten-effectiviteit
  6. Andere overwegingen (ethisch, maatschappelijk, etc.)
    kunnen doorslaggevend zijn