HC 7 Communicatie: Informatief en persuasief communiceren Flashcards

1
Q

Communicatie

A

Communicator > Bericht > Medium > Ontvanger > Effect

Two-way process, informatie transmitted, in een code, specifiek medium, van zender naar ontvanger, feedback van ontvanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doelen van communicatie

A

Educatieve communicatie
Informatieve communicatie
Persuasieve communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Informatieve communicatie

A

Gericht op: neutrale kennisoverdracht, mensen in staat stellen zelf keuzes te maken
Doel: aansluiten bij informatiebehoeften, kennis toevoegen
Relevant bij: discrepantie huidige kennis en gewenste situatie: 1. Persoon bevindt zich in nieuwe situatie. 2. Is ontevreden met de oude situatie: probleemervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risk probability information

A

Informatie over kans en hoe vaak die kans een negatief gevolg heeft
Presentatie: kwantitatief, kwalitatief en visueel
Cumulatief: lange termijn risico –> single-incident
Persoonlijke: persoonlijk relevante informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Risico scenario information

A
  1. Beschikbaarheidheuristiek: hoe vaker iets gebeurt en/of die veel indruk maken, goed herinnerd > associatiefout
  2. Simulatieheuristiek: gemakkelijker gebeurtenis voor te stellen (mentaal te stimuleren), hoger kans inschatten
  3. Representativiteitsheuristiek: oppervlakkige kenmerken van risicocategorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Educatieve communicatie

A

Kenmerken: diepte investering, praktisch relevant, betrekking op structureel probleem: missen besluitvormingsvermogen, onvoldoende mondig, missen bepaalde deskundigheid of competentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persuasieve communicatie/overtuigend

A

Doelbewust proberen iemand te overreden om attitude, doelen om gedrag te veranderen in een vooraf vastgestelde richting
Beoogt verandering mbt: kennis, meningen, attitudes, emoties, gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emotie toepassen persuasieve communicatie, voor welke doelgroep

A

Betrokken doelgroep: rationele argumenten

Niet-betrokken doelgroep: emotionele argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fear arousal, persuasieve communicatie

A

Ernst van gevolgen
Verhoogt acceptatie boodschap
Motief voor verandering
Te sterk dan minder acceptatie

Mensen bang maken voor consequenties van gedrag kan motiverend zijn (fear-as-acquired drive)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Elaboration likelihood model

A

Hoe verwerken mensen persuasieve boodschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aannames elaboration likelihood model

A
  1. Mensen hebben niet de mogelijkheid of motivatie om alle informatie zorgvuldig te wegen
  2. Mensen willen graag correcte/consistente attitudes hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Elaboration likelihood model, twee routes die naar overtuiging leiden

A
  1. Centrale route: involves careful thinking and examination of relevant information
  2. Peripheral route: involves less cognitive effort. Quick strategies to decision-making
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

central route, elaboration likelihood model

A

Is de cognitieve effort

  1. Attention
  2. Ability
  3. Ambition
  4. Arguments
  5. Attitude
  6. Agreement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Centrale route argumenten om attitude te veranderen

A

Valence: positieve of negatieve evaluatie
Amount: tijd besteed aan evaluatie
Confidence: mate van zekerheid van evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Click-wirr response

A

Deel van persuasieve communicatie, perifere route.

Decision-making is sometimes well-reasoned, but often happens as a result of an automated reflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

6 persuasieve principes

A
  1. Reciprocity
  2. Scarcity
  3. Authority
  4. Consistency
  5. Liking
  6. Consensus
17
Q

Reciprocity

A

Mensen geven graag iets terug, als zij iets gekregen hebben.

18
Q

Scarcity

A

Hoe minder van iets is hoe beter. Exclusiviteit is de sleutel.

19
Q

Authority

A

Autoriteiten en experts vormen een referentiekader voor onze besluitvormingsprocessen

20
Q

Consistency

A

Mensen willen graag gezien worden als logische en consistente wezens (gedrag, attitude)

21
Q

Liking

A

Mensen worden eerder overtuigd door mensen die ze aardig (denken te) vinden

22
Q

Consensus

A

Als veel mensen het doen, zal het voor mij ook wel goed zijn. Sociale herkenning.

23
Q

Framing

A

Benadrukken van een bepaald aspect van een boodschap. Gain (winst) vs loss (verlies)

24
Q

Framing presentatie

A

Boodschap positief of negatief presenteren

Negatieve presentatie = loss of frame

  • negatieve gevoelens
  • effect op intentie en motivatie
  • risiconeiging

Positieve presentatie = gain of frame

  • positieve gevoelens en attitude
  • acceptatie van info hoger
  • risicovermijding
25
Q

Fear appeals zijn effectief als…

A

ze een significante (ernstige) en
relevante (waarschijnlijke) dreiging omvatten en een actie
voorstellen die eenvoudig is (self-efficacy).

high threat = high efficacy