HC 7 Flashcards
Systeemdenken: betekenis
Geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen leden van het systeem
Waar word naar gekeken bij systeemdenken?
Gezinstype
Gezinsstructuur
Onderliggende patronen
Communicatie tussen gezinsleden
Signalen van onveiligheid
Uit het diagnostiek traject weten we?
- Wat voor gezinstypen het gezin is
- Hoe de gezinsstructuur eruit ziet
- Van welke onderliggende patronen er sprake van is
- Hoe de gezinsleden met elkaar communiceren
- Of er sprake is van signalen van onveiligheid
BLZ 39
- Ziekte van een ouder, kind of familielid
- Ruziënde ouders
- Meningsverschillen tussen ouders over hoe de opvoedtaken vorm te geven
- Taakverdeling tussen ouders
- Individuele problemen van gezinsleden
- Bepaalde fase in het gezin dat moeilijk verloopt
Blz 39
- Inzicht krijgen in wat kinderen nodig hebben om te kunnen functioneren in de maatschappij
- Eigen bagage, wat neemt de ouder mee in de (opvoed) rugzak
- Vanuit welke positie reageert de ouder
- Kennis over/en vergroten van emotie regulatie
- Vergroten van reflectieve vaardigheden
- Vergroten van inlevingsvermogens van ouders en leren dat dit bij kinderen noh minder ontwikkeld is
7.Verbeteren kwaliteit ouder-kind relatie
BLZ 40
Regels en redelijke grenzen
Structuur en regelmaat
Stimulering van ontwikkeling
Zorg en bescherming
Plezier en positieve aandacht
BLZ 40
- Sensitiviteit
- Afstemmen
- Beschikbaarheid
- Voorspelbaarheid
- Mentaliseren: mentale staat onderliggend aan gedrag begrijpen/analyseren
Sensitiviteit
- Het vermogen van ouders om de stemmingen en behoeften van hun kind aan te voelen
- Door intensief en met aandacht met het kind om te gaan leren ouders hun kind goed kennen
Afstemmen
- Handelen van ouders afstemmen op het kind.
- Ouders passen zich aan aan het kind en het kind zal met de emotionele radar ook proberen af te stemmen op de ouder
?
- Tijd van ouders om met aandacht aanwezig te zijn bij hun kind.
- Voorwaarden voor het opbouwen van een band tussen ouder en kind
?
- Doorgaans op dezelfde manier reageren op de signalen van het kind
- Kind weet daardoor waar hij of zij aan toe is
- Kind ontwikkeld vertrouwen in de ouder
?
- Praten met het kind over at er gebeurt of gaat gebeuren of wat de ouders of het kind beleefd of voelt
- Kind leert de wereld om hen heen te begrijpen en emoties te verwoorden
- Kind leert emoties te reguleren
?
- Kind heeft moeite om anderen te vertrouwen en minder zelfvertrouwen
- Kind heeft het gevoel er alleen voor te staan en voelt zich eenzaam
- Minder drang tot exploratie
- Onvoldoende in staat om emoties te reguleren
- Moeite met het interpreteren en overzien van relaties
Hyperarousal
Cognitief gebied, sluit ziek, lymbisch systeem neemt over, overreacting, overleven
Optimum arousal rond
Cognitief gebied geopend, actief zelf-geweten vermogen
Hypoarousal
Cognitief gebied sluit zich, onvoldoende spanning om te verwerken. Net of je op een pc typt die niet aan staat
0-3 maanden: kind en ouder
Kind: basisveiligheid/angst
Ouder: verantwoordelijk, zorgen voor, verwaarlozen
3 tot 9 maanden: kind en ouder
Kind: toevertrouwen/ wantrouwen
Ouder: geven/ nemen
9 maanden tot 2,5 jaar: kind en ouder
Kind: zelfvertrouwen/onzekerheid
Ouder: steunen en meeleven / geen interesse of dwingend
2,5 tot 5 jaar: kind en ouder
Kind: zelfstandig/ eenzaamheid
Ouder: stevig en duidelijk zijn/ vaag
5 + jaar
Kind: creatief/ machteloos
Ouder: vertrouwen/ angstig
- Manier waarop individu (familieleden) en professional samenwerken om een samen overeengekomen doel te bereiken
- Kwaliteit van de relatie belangrijke indicator voor positieve uitkomsten en het voorkomen van uitval, hulpverleningskenmerken, betrouwbaarheid en emotionele stabiliteit hebben hier invloed op
- Therapeutische relatie complexer, omdat de hulpverlener in voegt in het gezinssysteem en heeft te maken met verschillende individuen binnen het gezin
- Gevoel van veiligheid tussen individu en therapeut en ook tussen de gezinsleden
- De gezinsleden hebben een gezamenlijke doelperceptie nodig
Structureel perspectief
Doelstelling: gezinsstructuur bewerken, aanzetten om nieuwe patronen uit te proberen
Middel: Invoegen en gesprekstechnieken
Functie hulpverlener: Herstructureren
Interactief perspectief
Doelstelling: Beinvloeden waarneembaar gedrag & (disfunctionele) gedachten (cognities) over zichzelf en de omgeving
Middel: Gesprekstechnieken, opdrachten en oefeningen
Functie hulpverlener: Directief aansturen op veranderingen in interacties en cognities
Narratief perspectief
Doelstelling: construeren van het eigen levensverhaal, betekenis geven en perspectief maken
Middel: Gespreks-en interviewtechnieken
Functie hulpverlener: Voorwaarden scheppen, mee construeren en betekenis geven