HC 6 oefenvragen Flashcards

1
Q

Leg uit wat de rol van moeras is in het groeien van hoogveen

A

Veengrond is ontstaan doordat afgestorven planen in moerassen bewaard zijn gebleven onder natte, zuurstofarme omstandigheden. Er ontwikkelt zich in eerste instantie laagveen. Gebrek aan zuurstof en een hoge zuurgraad in de voortdurend vochtige bodem remmen de afbraak van dode planten en leiden tot de vorming van veengrond. Zo groeit het veen uiteindelijk boven de grondwaterspiegel uit. Nadat het ontstane veen de invloed van het grondwater ontgroeit en de venen alleen gevoed worden door mineraalarm regenwater, slaat de veenvorming om in hoogveenvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit waarom er op een hoogte van ongeveer 60 m. boven NAP bij het landgoed Water Meerwijk water voor komt? Leg ook uit wat voor bodemmateriaal er onder het water ligt en hoe dat materiaal daar terecht is gekomen (vanaf 300.000 BP tot nu).

A

Toen het landijs zich terugtrok, werden aan de oostkant van de stuwwal de tongbekkens opgevuld met spoelzand van de stuwheuvels en sedimenten van de Rijn. In het tongbekken van Groesbeek bevindt zich onder het spoelzand ingespoeld keem, dat een waterkerende laag vormt. Hierdoor kan water niet wegzakken en blijft regenwater liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit, en gebruik daarvoor de relevante concepten, waarom het voor zwemmers gevaarlijk is de zee in te gaan op plaatsen waar geen branding te zien is.

A

Op plekken waar geen branding te zien is is er een sterke retourstroom (ook wel mui genoemd). De hevige retourstroom ontstaat doordat er een onderbreking is in de zandbak die loodrecht op het strand staat waardoor water met veel kracht terug naar de zee stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De laatste ijstijd bereikte zijn grootste gebied over Europa ongeveer _________ jaar geleden.

A

250.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het proces waarbij golven bij het naderen van landtongen langzamer gaan golven en de golven zich om de landtongen heen moeten slaan, wordt ________________ genoemd.

A

golf-refractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk kenmerk is kenmerkend voor kusten met barrières?

A

getijde-openingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke omschrijving beschrijft de volgorde van de kenmerken die worden waargenomen wanneer een brekende golf een kust nadert en uiteindelijk breekt?

A

De golf wordt steiler, valt naar voren en snelt de strandhelling op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit waardoor de zeespiegel steeg in het Holoceen. Geef voor de Noordzee bij Nederland de twee belangrijkste oorzaken en leg uit hoe deze bijdragen aan de zeespiegelstijging na afloop van het laatste glaciaal

A

De ijskappen op Scandinavië smolten, waardoor de zeespiegel absoluut steeg. Doordat het ijs smolt, werd er druk van het land gehaald, waardoor Nederland relatief lager kwam te liggen (wipwap-effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zeegolven zorgen zowel voor sedimentatie als voor erosie van zandstranden. Leg uit waarom we in Nederland toch mooie zandstranden hebben ondanks de eroderende werking van golven.

A

Aan de westkust van Nederland zijn er micro- en meso-getijden. Doordat er minder energie in deze getijden zitten zetten ze meer af dan dat ze wegslaan. Door kustdrift zet het water meer zand af, dan dat het mee terug neemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De retourstroom, als water terugstroomt van een strand, kan ook worden aangeduid als een________.

A

onderstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zeegolf-terugvloeiing stroomt _______________________.

A

loodrecht op de kustlijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een opeenvolging van afwisselende ijstijden en interglaciale perioden, over een periode van 1 tot 10 miljoen jaar of meer, vormt een ____________.

A

ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer golven een kustlijn onder een hoek naderen, komt er parallel aan de kust een stroming op gang in een richting weg van de wind. Dit is specifiek bekend als de ___________.

A

kuststroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit waarom uiterwaarden frequent uitgegraven worden en met welk doel.

A

Uiterwaarden zijn er om overtollig water op te vangen. Hierdoor worden overstromingen voorkomen. Als de uiterwaarden te ondiem worden moeten ze worden uitgegraven omdat ze anders hun functie verliezen en het risico op overstromingen groter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De verschuiving van materiaal op en neer langs de kustlijnrand met het op- en afspoelen wordt specifiek _________ genoemd.

A

kustdrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het verticale verschil tussen eb en vloed wordt de/het ____________ genoemd.

A

getijdenverschil

17
Q

Verklaar waarom West-Nederland ook wel een ‘inversielandschap’ genoemd wordt en leg uit wat de rol van de mens hierin is geweest.

A

De grond bestond uit veen. Er waren steeds meer inbraken van de zee op het kustgebied, waardoor er zand en klei werd neergelegd op het veen. Het hoogveen kan niet goed tegen zeewater en zakte in. Ook was er verhoogde zonne-activiteiten het veen hierdoor in. De mens wilde wel wonen op deze hogere gronden en boeren in de lagere gebieden. Om hier goede grond van te maken werd het veen gemengd met klei. Hierdoor kwam het zandgebied steeds hoger te liggen en het veen/kleigebied steeds lager. De hoogtes zijn dus omgedraaid: inversie

Inversie is het verschijnsel waarbij een hoger gebied laag komt te liggen of een laag gebied hoog. In west-Nederland was er veen en door de indringing van de zee werd er zand en klei neergelegd. Het Hoogeveen kan niet goed tegen het zeewater en zakte in.

18
Q

Het warmere interglaciale tijdvak waarin we ons nu bevinden wordt het ___ genoemd.

A

holoceen

19
Q

De meest recente deglaciatie begon ongeveer ___________ jaar geleden.

A

15.000

20
Q

Wat is de naam die gewoonlijk aan de meest recente ijstijd in Europa wordt gegeven?

A

Weichselien

21
Q

Waar een rivier uitmondt in een zee-baai, wordt de baai een (n) _________________ genoemd.

A

estuarium

22
Q

Het Nederlandse landschap is grotendeels gevormd in recente geologische tijden. Verklaar kort de volgende stelling: het West-Nederlandse landschap is grotendeels gevormd door ‘global warming’

A

het west-nederlanse landschap is vooral gevormd door de zee. Deze is ontstaan toen de aarde begon op te warmen en de noordzee vollipe met smeltwater. In het preboreaal stond de noordzee nog droog. Het waterpeil begon te stijgen in het Atlanticum, waardoor laagveen ontstond. In het subboreaal stopte de zeespiegel met stijgen en ontstond er opslibbing. In het subatlanticum groeide het veen door tot hoogveen. Daarnaast begonnen de rivieren met grote hoeveelheden materiaal af te voeren door ontbossing. Tot slot brak de waddenzee open.