HC 6: fysiologie van de ademhaling Flashcards
Wat is eupneu?
Regelmatig patroon van in- en uitademen.
Inademen = actief
Uitademen = passief
Welke verstoringen van ademhaling zijn er?
- dyspneu (ademnood)
- apneu (ademstilstand)
- apneusis (langzame inademing, korte uitademing)
- Cheyne stokes = vrij apart, heel snel dan weer langaam
Op welke 4 systemen berust het ademhalingsstelsel? / Functies:
- Ventilatie: het in- en uitademen, uitwisselen van gassen vanuit de longen en omgeving
- Diffusie: mechanisme waarbij zuurstof/koolstofdioxide wordt afgegeven en opgenomen in de bloedbaan.
- transport = transport van moleculen in bloedbaan
- perfusie = voeden van organen met zuurstofrijk bloed
Hoe werkt de ademhaling?
- Oppervlaktevergroting longen zorgt voor lagere druk, wat leidt tot instromen lucht (verschil is paar mmHG). Bij inademen is druk rond 758
- Als longen vol zitten wordt oppervlakte kleiner en druk hoger, uitstromen lucht. Bij uitademen is druk rond 762
Waarom is het belangrijk dat de trachea zicht vertakt tot aan alveaoli?
Zorgt voor oppervlakte vergroting en een langzamere luchtstroom snelheid (gelijk aan bloed), wat leidt tot optimale uitwisseling.
Hoe is de partiële druk van O2 en CO2?
O2 in zuurstofarm bloed 40, in alveoli 104. Dus zuurstofrijk bloed ook 104
CO2 in zuurstofarm bloed 45 en in zuurstofrijk bloed 40 (net zoals alveoli)
Wat doet hemoglobine?
Ondersteund de uitwisseling in de longen, afhankelijk van temperatuur en pH.
Wat kan er in het ademhalingssysteem gereguleerd worden?
- Ademhalingsfrequentie
- Ademhalinsdiepte
Wat is alkalose en acidose?
- Alkalose is het basischer worden van het bloed door hyperventilatie. De pCO2 in de alveoli daalt, waardoor de pCO2 in het bloed ook daalt en het bloed basischer wordt.
- Acidose is het zuurder worden van het bloed door langzaam in- en uitademen/hypoventilatie. pCO2 in bloed stijgt.
Hoe wordt het ademhalen geregeld?
Perifere en centrale chemoreceptoren en sensoren geven de pO2, pCO2 en pH door aan de medulla. (Pons modelleert functie van medulla). Factoren die meespelen zijn:
- temperatuur
- receptoren in longweefsel
- receptoren in spieren
- bloed waarden
- perifere chemoreceptoren
- motor cortex
- subcortex
Hoe wordt het ademhalen geregeld?
Perifere en centrale chemoreceptoren en sensoren geven de pO2, pCO2 en pH door aan de medulla. (Pons modelleert functie van medulla). Factoren die meespelen zijn:
- temperatuur
- receptoren in longweefsel
- receptoren in spieren
- bloed waarden
- perifere chemoreceptoren
- motor cortex
- subcortex
Welke sensoren heeft het ademhalingsstelsel?
- Perifere chemosensoren, monitoren pO2:
- glomus aorticum, op de aortaboog, afferenten via de n. vagus
- a. carotis communis, afferenten via de n.glossopharyngeus.
- Centrale chemosensoren in hersenstam, in Medulla monitoren PCO2.
- Spierspoeltjes in tussenribspiere
- Mechanoreceptoren in longen en luchtwegen, n. vagus
Hoe werkt de centrale verwerking?
- Dorsal respiratory group , DRG, bij inspiratie
- Ventral respiratory group, VRG, bij inspiratie en expiratie (vooral bij inspanning wanneer uitademen actief moet)
Beide vormen het ademhalingsritme.