HC 10: vaattonusregulatie Flashcards
Wat heeft invloed op de bloeddruk en flow?
Hart (contractiekracht en pompfrequentie)
Nieren (bij terugpompen van natrium wordt water aangetrokken en stijgt bloeddruk)
Arteriën (verwijden of vernauwen, bij vernauwen gaat bloeddruk en flowsnelheid omhoog)
Wat geeft het centrale (en perifere) zenuwstelsel voor stoffen af voor vaattonusregulatie?
- hormonen, neurotransmitters, nucleosides
Welke neurotransmitter is sympathisch en/of parasympathisch?
Adrenaline = sympathisch
Acetylcholine = parasympatisch
Wat is de functie van endotheelcellen?
- Bescherming van bloed tegen ontstekingscellen
- Barriere
- Voorkomen van stolling
Waar zitten baroreceptoren?
- Bij de aortaboog
- Sinus caroticus
- Nieren
Waardoor kan de respons op een neurotransmitter verschillen per lichaamsdeel?
- Door verschil in type receptor of locatie van receptor
Welke respons wekt adrenaline op?
- Alfa receptoren op gladde spiercellen –> vasoconstrictie
- beta receptroen op endotheelcellen –> vasodilatatie
Welke receptoren zijn er en hoe reageren ze?
Parasympathisch M3: dilatatie op endotheel (als ze op glad spiercel zitten wel constrictie)
Sympathisch: alfa1 en 2 beide constrictie, beta op endotheel ook dilatatie.
Wat is de functie van endotheel?
Regulatie v. gladde spiercel, ook:
- barriere
- bloedstolling
- angiogense (vaatvorming)
Hoe trekken gladde spiercellen samen door norepinephrine?
Norepinephrine/adrenaline binden aan receptor: calcium blaasjes in gladde spiercel breken open, dus kleine depolarisatie waardoor de calcium kanalen in celmembraan open gaan en calcium de cel in komt.
Hoe trekken spieren samen door acetylcholine?
Acetylcholine bindt aan muscarine receptor op celmembraan, dan komt er EDRF vrij. Dit gaat naar de gladde spiercel waar het ervoor zorgt dat calcium in de cel omlaag gaat en de actine en myosine relaxeren. Of afgifte cAMP en gGMP, ontkoppeling actine en myosine.
Welke 4 EDRF’s zijn er?
- Prostaglandines, via arachidonzuur en cyclo-oxygenase
- Nitric oxide, via calcium in endotheel verhogen naar NO wat invloed heeft op cGMP
- vasodilatoire peptiden (CNP, cGRP, AMP en BMP)
- EDHF
Endotheel geeft ook contractuele factoren:
- Endotheline
- Contractiele prostaglandinen