HC 3 - China Flashcards

1
Q

3 Volksbeginselen

A
  1. Nationalisme moest leiden tot het terugdringen van buitenlandse invloeden.
  2. De bevolking moest via verkiezingen invloed op de politiek hebben en zo het land democratischer maken.
  3. De welvaart van het hele volk moest worden bevorderd, met industrialisatie als de sleutel hiervoor ALLEEN als iedereen hier in gelijke mate van zou profiteren.
    Sloot aan bij marxistische idealen (SU steun).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 mei beweging

A

Studentenprotest die een boycot op Japan opriepen, met als oorzaak het Verdrag van Versailles waar Japan de Duitse invloedsgebieden in China kregen toegewezen. Dit wakkerde nationalisme en modernisering aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Marxisme (verschil)

A

Alleen arbeiders met een eenmalige revolutie een communistische samenleving zou kunnen realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maoïsme (verschil)

A

De boeren met een permanente revolutie mbh massacampagnes een communistische samenleving zou kunnen realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Marxisme + Maoïsme (overeenkomst)

A

Streven beide naar een klassenloze samenleving –> het oplossen van klassentegenstellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ongelijke Verdragen

A

De ene partij wordt tot veel verplicht, terwijl van de andere partij juist veel eisen worden ingewilligd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Modern imperialisme

A

Oorzaak: industrialisatie en nationalisme.
Westerse mogendheden streven naar:
1. Het verkrijgen van grondstoffen en afzetgebieden.
2. Het versterken van machtspolitiek –> hoe meer koloniaal gebied, hoe meer status het moederland had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sinocentrisme

A

Chinezen zagen westerlingen als barbaren en zichzelf als superieur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Revisionisme

A

Stroming waarvan de aanhangers bepaalde opvattingen en zienswijzen willen herzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vijfjarenplan

A

Onderdeel van een planeconomie waarbij de overheid streefcijfers voor de productie vaststelt. Alle fabrieken werden onteigend en genationaliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Volkscommune

A

Organisatorische eenheid op het platteland, waarbinnen de boeren op staatsbedrijven werkzaamheden verrichten. Geen privébezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vreedzame co-existentie

A

Twee tegenstrijdige ideologieën (kapitalisme en communisme) naast elkaar kunnen bestaan, zonder elkaar te bedreigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Warlord

A

Lokale heerser die zijn macht baseert op militair geweld en onderdrukking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dissidenten

A

Personen of groepen die zich verzetten tegen de heersende politieke ideologie of religieuze opvattingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cultus

A

De verering van een bepaalde godheid of persoon (Mao).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Confucianisme

A

Filosofische stroming, gebaseerd op de leer van Confucius.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Collectivisatie

A

Het samenvoegen van particuliere landbouwbedrijven tot grote staatsbedrijven.

18
Q

Massacampagne

A

Grootschalige actie die als doel heeft de bevolking te mobiliseren voor politieke, economische of sociale doelen.

19
Q

Extraterritorialiteit

A

Buitenlanders vielen niet langer onder de Chinese wetgeving en rechtspraak, maar konden door eigen rechtbanken op Chinees grondgebied worden berecht.

20
Q

Tweede Opiumoorlog (oorzaak)

A

China probeerde zich te verzetten tegen nieuwe Britse economische eisen doordat Chinese handelaren inkomsten verloren aan buitenlanders, wat voor veel onrust zorgde onder de Chinese bevolking.

21
Q

Taiping-opstand (grote doel)

A

Wilde een eind maken aan de Qing-dynastie en de macht van westerse mogendheden over China.

22
Q

Taiping-opstand (side-doelen)

A
  1. Afschaffing van het confucianisme.
  2. Afschaffing van privébezit.
  3. Gelijkstelling van mannen en vrouwen.
  4. Opheffing van Ongelijke Verdragen.
23
Q

Nian-opstand

A

Voerden gewapende acties uit tegen grootgrondbezitters en ambtenaren die belasting inden.
1. Voedsel.
2. Rijkdommen.

24
Q

Zelfversterkingsbeweging

A

De ontevredenheid onder de bevolking door de verwoesting van de opstanden & opmars van de imperialistische mogendheden leidde tot het besef dat de moderniseringen noodzakelijk waren. Dit was een beweging in kringen van de Chinese regering om China sterk te maken met militaire en technische modernisering.

25
Q

Bokseropstand

A

Ondernamen gewelddadige acties uit tegen westerse imperialisten, die volgens hen schuldig waren aan het economische en sociale verval van de Chinese staat.

26
Q

Bokseropstand verslagen

A

Belegerden in 1900 de ambassadewijk Beijing, waarbij een belangrijke Duitse gezant omkwam. Een internationale troepenmars van Franse, Duitse, Engelse en Amerikaanse soldaten versloegen de boksers. Leidde tot nóg een Ongelijk Verdrag waarbij de westerse mogendheden permanent toestemming kregen om troepen in China te vestigen.

27
Q

Val van Qing-dynastie

A

In 1911 een muiterij in het leger. Onrust verspreidde zich over andere delen onder leiding van Generaal Yuan Shikai.

28
Q

Groei steun aan CCP

A

De KMT waren niet in staat om de economische en maatschappelijke problemen (versterkt door Japan) het hoofd te bieden. Maakten zich schuldig aan plunderingen en waren vaak corrupt.

29
Q

Totalitaire staat

A

Mao wilde iedereen die hij als contrarevolutionairen beschouwde uit de weg ruimen.

30
Q

Klassenstrijd

A

Mensen uit de bezittende klasse moesten werden heropgevoed. Dmv landhervormingen werden rijke boeren/grootgrondbezitters onteigend en verloren hun grond die onder gewone boeren werd herverdeeld.

31
Q

Voordelen Eerste Vijfjarenplan

A

Na 5 jaar was de geplande industriële groei gehaald, de kolenproductie was verdubbeld en de staalproductie zelfs verviervoudigd.

32
Q

Nadelen Eerste Vijfjarenplan

A
  1. Desondanks motivatie was de levensstandaard voor de boeren/arbeiders nauwelijks verbeterd.
  2. De productie van de consumptiegoederen was ver achtergebleven door de nadruk op zware industrie.
33
Q

De Grote Sprong Voorwaarts

A

Mao wilde dat het landbouwwerk onder boeren combineren met industriële producten.

34
Q

De Grote Sprong Voorwaarts (gevolgen)

A
  1. Kwaliteit staal zeer slecht. (kwantiteit > kwaliteit)
  2. Landbouwmethodes onverstandig, dus slechte oogst.
  3. Door de verkeerde landbouwtechnieken, de grootschalige export en jaren van droogte heerste er een hongersnood.
  4. Toename van criminaliteit en totale ontwrichting van de economie.
35
Q

Culturele Revolutie onder jongeren

A
  1. Ontevreden omdat kinderen van partijleiders bevoordeeld werden bij keuze van school/studie.
  2. Groepsdruk was groot, dus konden ze elkaar gemakkelijk opzwepen om mee te werken aan de massacampagne.
  3. Docenten werden aangewezen als vijanden voor de revolutie omdat ze niet geliefd waren onder hen & omdat Mao ze als “progressief” zag.
36
Q

Breuk met SU (oorzaken)

A
  1. Grensconflicten.
  2. Meningsverschillen op ideologisch gebied; Chroesjtsjov bekritiseerde Stalin en pleitte voor vreedzame co-existentie met het Westen, waardoor Mao weinig vertrouwen in hem had.
37
Q

Toenadering met de VS (oorzaken)

A
  1. China was geïsoleerd en wou hier onderuit komen.
  2. VS kon China’s steun goed gebruiken om op een eervolle en diplomatieke wijze een eind aan de oorlog in Vietnam te maken.
38
Q

Toenadering met de VS (gevolgen)

A
  1. Beëindiging Vietnam oorlog door China’s druk op het communistische Noord-Vietnam om met de VS te onderhandelen.
  2. China lid van de VN en Veiligheidsraad met veto-recht als tegenprestatie voor steun aan de VS.
39
Q

Vier Moderniseringen

A
  1. Verbetering in defensie.
  2. Landbouw liberalisering.
  3. Verbetering van wetenschap en onderwijs; studenten naar het buitenland zodat de industrie kon profiteren van nieuwe kennis e verbeterde technieken.
  4. Privatisering.
40
Q

Open-Deur Politiek

A

Nam zowel import en export toe.
1. Chinezen mochten particuliere bedrijfjes stichten.
2. Buitenlandse ondernemers konden zich iets gemakkelijker in China vestigen.

41
Q

Politieke situatie

A

Machtspositie van de CCP bleef onaantastbaar door onderdrukking van protesten (Plein van de Hemelse Vrede, Beijing), meningsuiting en de pers.

42
Q

Verbetering relatie China + Westen

A

Dankzij de opendeurpolitiek en economische groei richting kapitalisme.