HC 11 + 12: Evo-Devo van het Hart Flashcards

1
Q

Evo-devo

A

Vergelijken van ontwikkelingsprocessen tussen organismen om evolutionaire verwantschap te bepalen (Heckel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 kenmerken chordaten

A
  • Neurale buis
  • Endostyle > betrokken bij voedseltransport bij lancetvisjes en bij vertebraten ontwikkeling tot schildklier
  • Pharynx met kieuwspleten
  • Postanale staart
  • Chorda dorsalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken bij manteldieren

A
  • Neurale buis dorsaal
  • Endostyle
  • Pharynx met kieuwspleten
  • Postanale staart
  • Chorda
  • Spiersegmentatie en hersenblaasjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken slijmprikken (de meest basale vertebraten)

A

-Kaakloos met mond en tong en tanden
-ook de big 5 kenmerken (de endostyle ontwikkelt tot schildklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerk lambreien

A

-Kaakloos met tanden
-Kieuwbogen kaakdragen
-Big 5 kenmerken zijn al te vinden in de lambrei larven (ammocoetes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de hoogst ontwikkelde afsplitsing tót de afsplitsing van landdieren?

A

Stamtetrapoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afsplitsing tussen stamtetrapoden en amnioten

A

Amphibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Amnioten

A

Reptielen, vogels, zoogdieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Evolutie stam amnioten

A

-Squamata (hagedissen, slangen)
> crocodylia
> aves (vogels)
- Monotremata (vogelbekdier, mierenegel)
> Placentalia (placentale zoogdieren)
> Marsupialia (kangaroes etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stroom in het menselijke hart

A

Instroom
> atria
> AV kleppen
> ventrikels
> ventriculoarteriële (semilunaire-) kleppen
Uitstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vorming buisvormig hart

A

Er ligt intra embryonaal mesoderm in de hoefijzervorm op de kiemschijf en er komen bloedeilandjes voor in de vorm van endotheel precursors (angioblasten).
> vorming pericardholte (deel intra embryonaal coeloom)
> cardiac crescent in hoefijzervorm komt bij plooivorming bij elkaar aan de caudale kant voor de vorming van de pericardholte en de gefuseerde ‘benen’ van de hoefijzer vormen de instroom. > vorming endocardbuis met myocardmantel en daartussen endocard gelei (extracellulaire massa: kan het lumen dichtknijpen bij trage peristaltiek > peristaltische pomp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gaat de hartbuis doen na ontwikkeling?

A

Kronkels vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Primair myocard van de hartbuis: automaticiteit, geleiding, contractiliteit en SR-activiteit en functie

A

Auto: H
Geleiding: L
Contract: L
SR-act: L
Functie: peristaltieke pomp, traag en niet functioneel genoeg voor de hartfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Richting peristaltieke pomp van primair myocard (buisvormig hart)

A

Buisvormig, bidirectioneel pompend hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hart van manteldieren

A

Behouden buisvormig hart > bidirectioneel pompend hart
- geen gesloten bloedvatenstelsel > bloed gaat als een tidal wave door het beest heen en de pacemaker zit aan het instroom uiteinde en wordt doorgegeven van instroom zijde naar uitstroom zijde voor contractie. (activiteit beide kanten op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hart lancetvisjes

A

Contractiele vaten ventraal, geen hart > pompwerking van contractiele vaten.
- pre- en posthepatische venen (tov lever)
- de meest kenmerkende genen van vertebrate hart komen tot expressie in contractiele vaten (soort buisvormig hart) - AmphiNK2-tin in subintestinale vene en endostyle arterie
> ventrale sinus venosus en dorsale aorta’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke onderdelen van de primaire hartbuis blijven intact bij het ballooning model?

A

ift (inflow tract), oft (outflow tract), avc (atrioventrioculaire kanaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk gen komt tot expressie bij ballooning model in vorming gecompartimenteerde hart?

A

ANF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Compartiment-myocard: automaticiteit, geleiding, contractiliteit, sarcoplasm. retic. activiteit (SR) en functie

A

-Auto: L
-Geleiding: H
- Contract: H
- SR: H
- Functie: alternerend synchroon contraherende pomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hartcyclus in gecompartimenteerde hart (ballooning model)

A
  1. Trage peristaltische contractie van ift (sinus venosus) en actieve vulling van atrium
    2a. snelle synchrone contractie van atrium; ift myocard is nog steeds gecontraheerd tvv terugstroom
    2b. actieve vulling ventrikel > dystole
    3a trage peristaltische contractie van avc gevolgd door snelle synchrone contractie van ventrikel > systole
    3b leegstromen ventrikel
    3c relaxatie atrium en ift en passieve vulling en instroom in atrium
    4a trage peristaltische contractie van oft (conus arteriosus) (voorkomt terugstroom)
    4b relaxatie avc en ventrikel
    4c trage peristaltische contractie ift en actieve vulling van atrium
21
Q

Hart slijmprik

A

De slijmprik heeft:
-Een systemisch hart: basale compartimenten hart > sinus venosus; atrium; AV-klep; ventrikel; conus arteriosus. Het bloed gaat eerst langs de kieuwen.
-Een portaalhart: vlak voor de lever, hierin komt bloed wat langs de darmen is gegaan. Dit portaalhart sluit aan de portaalader en is een 1 compartiment hart om extra kracht bij te pompen door het rel. zwakke systemische hart.

22
Q

Hart evolutie van prechordate ancerstor naar manteldieren en vissen/lampreien

A

Prechordate ancestor: ventrale contractiele vaten
- Lancetvisjes pre- en posthepatische contractiele vaten
> manteldieren: buisvormig hart en open bloedsomloop
- Slijmprikken: pre- en posthepatisch hart (systemisch hart en portaalhart)
> lampreien en vissen: systemisch hart

23
Q

Vissenhart

A

Vier compartimenten: Sinus venosus > atrium > ventrikel > bulbus (> ventrale aorta naar de kieuwen en dan naar dorsale aorta)

24
Q

Waarom ligt het systemische hart na de lever?

A

Daar is het bloed het meest zuurstofarm

25
Q

Stappen van één circulatie naar twee circulaties

A
  1. Posterieure ventriculaire expansie en subcompartimentalisatie
  2. atriale septatie en linkszijdige inmonding van de longvene (bij rechteratrium bestond er al een instroom vanuit sinus venosus met systemische instroom)
    Maar dan gaat zuurstofarm en zuurstofrijk bloed door elkaar
    3a. Septatie van de uitstroom: richels
    3b: Septatie van de avc: kussens
  3. Ventriculisatie van de conus (wordt: RV: bloed uit RA blijft aan R kant van de kussens en stroomt langs septum tussen ventrikels in de RV)
26
Q

Subcompartimentalisatie van ventrikels

A

Eerst vorming aanleg van interventriculaire septum en dan na venticularisatie van de conus een septum tussen de ventrikels. Door posterieure ventriculaire expansie aan het begin is de LV groter en steekt uit posterieur.

27
Q

Wisselcompartiment hart met twee circulaties

A

-specifiek systemisch compartiment: Langs de AV-kussens gaat bloed uit LA naar de LV
- Wisselcompartiment: in dit deel gaat het bloed van de LV uit naar de linkerkant van de richel in de oft en van de RA naar de RV
- Specifiek pulmonaal compartiment RV en van RV naar rechts van richels (parallele stroom)

28
Q

Hart longvissen

A

-Longvene mondt uit op linkerzijde atrium
-Vena cava mondt uit op instroom: sinus venosus > rechter zijde atrium
- atria gescheiden door interatriale septum
-Atrioventriculair kanaal met AV plug (scheidingskussen)
- rechterzijde ventrikel en linkerzijde ventrikel gescheiden door intraventriculaire spierrichel (aparte blood flow)
-Uitstroom (conus met spiraalklep: nog geen ventricularisatie hiervan)

29
Q

Circulatie structuur longvis

A

Van conus arteriosus naar kieuwbogen II, III, IV, V en VI.
vanuit bogen II tm IV naar dorsale aorta
vanuit bogen V en VI naar of de long via pulmonale arterie of via ductus arteriosus naar de dorsale aorta.
> in kieuwbogen II, V en VI ogygenatie

30
Q

Longvis circulatie onder water

A

Kieuwen open - Longen kortgesloten - Ductus arteriosus open
> bloed door alle kieuwbogen en oxygenatie in II, V, VI.
> bloed vanuit V en VI door ductus arteriosus naar dorsale aorta
> bloed vanuit II deels naar de kop en deels naar dorsale aorta
> bloed vanuit III en IV direct naar dorsale aorta
- Gemengd bloed in dorsale aorta

31
Q

Longvis circulatie bij lucht ademen

A

Openen longcirculatie - kieuwen kortgesloten - duct. art. sluit zich
> het bloed via kieuwboog V en VI naar pulmonale arterie (puur zuurstofarm bloed vanuit rechtercirculatie hart)
> het bloed door kieuwbogen II, III en IV is enkel zuurstofrijk doordat het vanuit de linkercirculatie van het hart gescheiden wordt gepompt naar deze kieuwbogen. (door kussens en richels)
> geen oxygenatie in de kieuwen II, V en VI
> vanuit II deels naar kop en deels naar dorsale aorta en vanuit III en IV naar dorsale aorta met puur zuurstofrijk bloed

32
Q

Longvissen hebben een dubbele circulatie indien:

A

Boven water en ademen

33
Q

Spiraalklep functie

A

Indien boven water ervoor zorgen van het bloed vanuit rechter kant hart naar longen gaat (kieuwbogen V en VI) en dan naar andere positie voor pompen zuurstofrijk bloed.

34
Q

Kikkerhart

A

Een groot rechteratrium en kleiner linkeratrium gescheiden door interatriale septum.
> monden uit in één ventrikel (via AV kleppen)
> van ventrikel naar de conus die bestaat uit twee delen
- indien zuurstofrijk bloed, dan is de spiraalklep in de conus dicht en zal de doorgang naar de pulmonale circulatie zijn geblokkeerd en gaat bloed naar de cavum aorticum en vanuit daar naar de aorta en carotide arterie (boven: nek en hoofd)
- indien zuurstofarm bloed, spiraalklep open, bloed gaat naar cavum pulmocutaneum en via daar naar de pulmocutane arterie
Nog geen ventricularisatie van de conus

35
Q

Deels scheiding bloed in kikkerhart

A

Tijdens diastole zal zuurstofarm bloed uit RA komen en zuurstofrijk uit LA. Maar, door de kortere bocht van zuurstofarmere mengbloed naar de conus zal deze bij de vroege systole eerst uittreden en de spiraalklep is dan open (relaxatie conus) zodat het de cavum pulmocutaneum betreedt. In de late systle gaat de spiraalklep dicht (contractie conus) en zal het vooral zuurstofrijkere mengbloed via het cavum aorticum naar de aorta en cartide arterie gaan
> principe van signaalgeleiding

36
Q

Wat is bijzonder aan de ventrikel van het kikkerhart?

A

het is sterk gesubcompartimentiseerd > losse cryptes, lijkt op spons want het bloed zal niet van plaats komen tot contractie van de ventrikel

37
Q

Waarnaartoe gaat de pulmocutane arterie van de kikker?

A

Longen en huid voor ademhaling

38
Q

Wisselcompartiment in kikkerhart

A

Deel van de conus en deel van de ventrikel op pulmonale instroom en systemische uitstroom

39
Q

Wat is de spiraalklep?

A

vergroeiing van richels

40
Q

Hart van de squamaat (slang, hagedis)

A

Er is een RA en LA gescheiden door interatriale septum. De AV-kleppen vormen een deels septum indien open voor de bloedstromen.
-LA mondt uit in cavum arteriosum (CA)
-RA mondt uit in cavum venosum (CV)
-CA en CV gescheiden door ventrikaal septum
-CV is verbonden aan het cavum pulmonale (CP) waarin het ZA-bloed tijdens diastole instroomt.
-CV en CP zijn gescheiden door het horizontaal septum en de bulbuslamel
-De bulbuslamel vormt tevens de scheiding tussen truncus pulmonalis (PT), en de linker aorta (LAo, midden) en rechter aorta (RAo)

41
Q

Hartcyclus squamaat hart

A

-Diastole: ZA-bloed uit RA stroomt in de cavum pulmonale via de cavum venosus. ZR-bloed uit LA stroomt in de cavum arteriosus.
-Systole: door contractie verandering vorm septa: ventriculair septum verdwijnt tussen CA en CV en de bulbuslamel en horizontaalseptum verenigen (scheiding CV en CP)
> ZA-bloed vanuit CP in truncus pulmonalis
> ZR-bloed vanuit CA via CV naar linker aorta en rechter aorta

42
Q

Adaptie squamaat tov kikker hart

A

Van 1 ventrikel met een cavum aorticum naar een cavum venosum met musculus septa

43
Q

Wisselcompartiment is hart squamaat

A

Cavum venosus

44
Q

Voltooiing ventriculaire septatie

A

Inwiggen van de (rechter) aortawortel
> aorta beweegt richting AV overgang
> vorming membraneuze septum in het deel tussen de kussens en richels in het deel van de uitstroom en overgang atria en ventrikels
> RA en LA verbonden aan RV en LV gescheiden door musculair interventriculair septum > er zit een membraneus interventriculair septum aan de top hiervan bij de uitmonding richting de aorta.

45
Q

Krokodillenhart: compleet gesepteerde ventriculaire massa

A

Gescheiden RA en LA monden uit op respectievelijk gescheiden RV en LV gescheiden door interventriculair septum.
> RV mondt uit op truncus pulmonalis via tandradklep in de PT en de linker aorta maar daar zitten kleppen voor.
> LV mondt uit op rechter aorta, maar aan de basis van de RAo is deze verbonden met de LAo via de foramen van Panizza.

46
Q

Hartcyclus krokodil

A

Op het land: tandradklep open
-RV > bloed allemaal naar truncus pulmonalis
-LV > bloed in de RAo en via de foramen v. Panizza naar LAo
Onder water (geen zuurstof): tandradklep dicht
-RV > bloed door kleppen naar LAo
-LV > bloed naar RAO en LAo (via foramen)
De krokodil moet boven water om te ademen anders op een gegeven moment zuurstoftekort

47
Q

Inwiggen van de (rechter) aortawortel: squamaat vs krokodil vs vogel

A

-Squamaat: PT boven CP, RAo+LAo boven CV en LA uitmonding boven CA.
-Krokodil: De RAo komt boven de LV te liggen dicht bij het interventriculaire septum. De LAo ligt nog boven de RV instroom en de PT boven de RV uitstroom.
-Vogel: de Ao bij de uitmonding LA en de PT bij de uitmonding RA gescheiden.

48
Q

Onderdelen ventriculaire septatie

A

-Posterieure ventriculaire expansie + conus septatie (vis > amfibie)
-Ventricularisatie van de conus (amfibie > reptiel, synapside)
-Voltooiing van ventriculaire septatie (krokodil, vogel, zoogdier)