Handiger beta toets lj1 p3 Flashcards

1
Q

Wat is de functie van een losse katrol?

A

Deze verkleint de kracht die je nodig hebt om een voorwerp op te tillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van een vast katrol?

A

Deze verandert de richting van de kracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Symbool van lengte? (grootheid)

A

/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symbool van massa?(grootheid)

A

m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Symbool van tijd?(grootheid)

A

t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symbool van snelheid?(grootheid)

A

v (velocity)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symbool van afstand?(grootheid)

A

s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symbool van vermogen?(grootheid)

A

P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Symbool van kracht?(grootheid)

A

F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Symbool van stroomsterkte?(grootheid)

A

I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Symbool van spanning?(grootheid)

A

U

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Symbool van energie?(grootheid)

A

E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Symbool van arm?(grootheid)

A

r

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Symbool van meter?(eenheid)

A

m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symbool van kilogram(eenheid)

A

kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symbool van seconde(eenheid)

A

s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Symbool van meter per seconde(eenheid)

A

m / s

18
Q

Symbool van joule per seconde(eenheid)

A

jls

19
Q

Symbool van newton(eenheid)

A

N

20
Q

Symbool van ampère(eenheid)

A

A

21
Q

Symbool van volt(eenheid)

A

V

22
Q

Symbool van joule (eenheid)

A

J

23
Q

Eenheid van lengte?

A

meter,

24
Q

Eenheid van massa

A

kilogram

25
Q

Eenheid van tijd

A

seconde

26
Q

Eenheid van snelheid

A

meter per seconde

27
Q

Eenheid van afstand

A

meter

28
Q

Eenheid van vermogen

A

watt

29
Q

Eenheid van kracht

A

newton

30
Q

Eenheid van stroomsterkte

A

ampére

31
Q

Eenheid van spanning

A

volt

32
Q

Eenheid van energie

A

joule

33
Q

Eenheid van arm

A

meter

34
Q

Leg uit hoe stoom ontstaat in een stoommachine.

A

Door steenkool te verbranden komt er warmte vrij. Deze warmte warmt het water op en dit water verandert in stoom.

35
Q

Leg uit hoe stoom er voor zorgt dat er elektriciteit wordt opgewekt. Gebruik in je uitleg de woorden: stoom, stoomturbine en generator.

A

De stoom die ontstaat laat de stoomturbine draaien Door deze draaibeweging gaat er een generator draaien, hierdoor wordt er elektriciteit opgewekt.

36
Q

Leg uit wat er wordt bedoeld met het begrip ‘’groep’’ als we het hebben over de meterkast in je huis.

A

Meerdere apparaten in een ruimte zitten samen aangesloten op één groep. Als er teveel stroom wordt gebruikt in de keuken valt de stroom uit.

37
Q

Welke kracht is verantwoordelijk voor:
Een appel die omlaag valt?

A

zwaartekracht

38
Q

Welke kracht is verantwoordelijk voor:
Een appel die op tafel ligt?

A

Normaalkracht

39
Q

Welke kracht is verantwoordelijk voor:

Het spannen van een boog?

A

spierkrachg

40
Q

Welke kracht is verantwoordelijk voor:

Een pijl die een boog schiet?

A

spankracht

41
Q

Leg uit wat we bedoelen met het begrip ‘’nettokracht’’.

A

Nettokracht = de voortstuwende krachten - de tegenwerkende krachten.