Beta toets lj1 p4 Flashcards

1
Q

Je kunt een aantal zaken benoemen waar een teler rekening mee moet houden.

A

besluiten welke groente en welk fruit hij kweekt. Wat wil de consument? Welke soorten groente en fruit? Biologisch of niet? Hoe moeten de producten eruit zien? En is er een winkel of supermarkt die de producten wil of kan verkopen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je kunt een kringloop beschrijven en tekenen die plaatsvindt op een boerderij.

A

zon-licht-planten(lucht, aarde, water)-voedingstoffen-dieren-mest-kleine diertjes(bactieren en schimmels)-planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je kunt het proces fotosynthese uitleggen.

A

De plant haalt water uit de bodem met zijn wortels. Door kleine openingen in de bladeren haalt een plant koolstofdioxide uit de lucht. Om glucose te kunnen maken, heeft de plant ook energie nodig. Die energie haalt hij uit licht, bijvoorbeeld van de zon. De bladeren vangen licht van de zon op. Voor het opvangen van licht zijn bladgroenkorrels nodig. De bladgroenkorrels zitten in de bladeren van planten. Deze zorgen ook voor de groene kleur van bladeren. In de bladgroenkorrels wordt de glucose gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je kunt benoemen waar fotosynthese plaatsvindt bij planten.

A

bij de bladeren en wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je kunt uitleggen hoe planten eiwitten en oliën maken

A

van de gemaakte glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je kunt voorbeelden noemen van verschillende voedingsstoffen voor een plant.

A

stikstof, ijzer, magnesium en kalk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je kunt uitleggen wat het begrip waterkwaliteit betekent

A

wat er in het water zit (veel zout, modder, zand, mineralen, etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je kunt uitleggen wat het begrip waterhoeveelheid betekent

A

Hoeveel water een plant nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je kunt verklaren waarom sommige planten een heel uitgebreid wortelstelsel hebben en sommige planten een heel klein wortelstelsel hebben.

A

een waterplant heeft maar weinig wortels. Het opnemen van water en mineralen via de wortel gaat gemakkelijk. De bosplant heeft een uitgebreid wortelstelsel. Er moet meer moeite worden gedaan om bij het water te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

noem een voorbeeld van vleeseters

A

vossen enzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

noem een voorbeeld van planteneters.

A

Konijnen enzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je kunt een voedselketen maken met planten, planteneters en vleeseters.

A

planten
muis
koolmees
torenvalk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je kunt het begrip organismen uitleggen.

A

een levende, materiële entiteit die zich door middel van biologische processen, zoals een eigen stofwisseling, duurzaam in stand houdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je kunt de levenscyclus van zaadplanten (bijvoorbeeld de bruine boon) beschrijven.

A

Stap 1 Het zaad wordt geplant.

Stap 2 Het worteltje komt als eerste uit het bruine velletje

Stap 3 en 4 Daarna wordt het stengeltje zichtbaar met daaraan jonge blaadjes.

Stap 6,7 en 8 Verdere groei: de wortels ontwikkelen zich en ook boven de grond groeit de plant.

Stap 7 en 8 Bloemetjes verschijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Je kunt uitleggen waarom licht belangrijk is voor planten.

A

voor fotosynthese (energie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je kunt benoemen welke kleuren het beste werken voor de fotosynthese.

A

rood en blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Je kunt de voordelen benoemen van het gebruik van led verlichting in kassen.

A

dat spaart veel stroom uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je kunt uitleggen wat een kleurenspectrum is.

A

Wit licht bestaat uit alle kleuren licht van de regenboog.
In een prisma, in het midden de voor ons zichtbare kleuren licht, rechts geeft het witte lijntje in de grafiek aan welke kleuren benut worden door de plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Je kunt uitleggen hoe het komt dat een rood potlood rood is en een groen potlood groen

A

Dat komt door de kleurstoffen (pigmenten) die er in het potlood zitten en in de geverfde buitenkant. Een rood pigment houdt alle kleuren licht vast (= absorbeert) behalve het rode licht. Rood licht wordt weerkaatst door een rood potlood. En dat weerkaatste rode licht zien wij en dus is het potlood rood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Je kunt benoemen hoe een kas wordt verwarmd.

A

Het opwarmen van een kas gebeurt vooral door de grond op te warmen. Dat gebeurt meestal door buizen met verwarmd water door de grond te leiden. Gas werd gebruikt om het water te verwarmen. Dat kost veel geld en de verbranding van aardgas levert veel koolstofdioxide op in de lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je kunt de nadelen van het gebruik van gas benoemen.

A

het is slecht voor het milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Je kunt de voordelen van het gebruik van compost, humus of turf benoemen

A

Het verbetert de structuur van de grond, het wordt losser, luchtiger en toegankelijker voor plantenwortels. .Turf en compost kunnen ook heel goed het water vasthouden. De grond droogt dan niet zo snel uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Je kunt benoemen waar compost, humus of turf van gemaakt is.

A

mest, eten resten, dode resten (van insecten en muizen enzo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Je kunt benoemen hoe compost, humus of turf wordt gebruikt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Je kunt uitleggen waarom er verschillende grondsoorten worden gebruikt.

A

Welke grondsoort je precies moet hebben hangt af van de soort plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Je kunt een aantal voorbeelden benoemen van niet-natuurlijke grondsoorten.

A

watten, wol, steenwol.

27
Q

Je kunt de voordelen benoemen van het kweken op steenwol.

A

de voedingsstoffen blijven goed zitten, dus niet wegstromen met het water en dus ook behouden blijven voor de planten. Het is gemakkelijk voor de teler dan telen in aarde. De steenwol kan gerecycled worden.

28
Q

Je kunt uitleggen wat een hydrocultuur is.

A

Als planten in water ipv van grondstoffen woorden gekweekt. Dan worden er wel steentjes gebruikt in het water waaraan de wortels zich kunnen hechten.
De voedingsstoffen moeten opgelost zijn in water.

29
Q

Je kunt 3 voorbeelden van bemesting benoemen

A

Kunstmest
Dierlijke mest
Compost

30
Q

Je kunt de voordelen benoemen van het gebruik van meststoffen

A

Meststoffen zorgen voor verbeterde groei, betere weerstand tegen ziekten en ongedierte en voor meer bloemen of voor meer vruchten en voor grotere vruchten

31
Q

wat is een plaagdier

A

Een plaagdier is een dier dat door mensen als ongewenst wordt beschouwd. En als het dan veel voorkomt, vormt het een plaag.

32
Q

noem een voorbeeld van een plaagdier

A

bladluis, spintmijten

33
Q

Je kunt het begrip ongedierte uitleggen.

A

Een plaagdier is een dier dat door mensen als ongewenst wordt beschouwd. En als het dan veel voorkomt, vormt het een plaag.

34
Q

Je kunt uitleggen wat biologische bestrijding is.

A

Biologische bestrijding is de bestrijding van schadelijke organismen in de land- en tuinbouw door gebruik te maken van een natuurlijke vijand van het schadelijke organisme

35
Q

Je kunt voorbeelden noemen van biologische bestrijding

A

lieverheersbeestjes

36
Q

Je kunt uitleggen wat giftige bestrijding is.

A

Een manier om plagen te bestrijden is het bespuiten van de planten met gif.

37
Q

Je kunt voorbeelden noemen van giftige bestrijding.

A

gewasbeschermingsmiddel

38
Q

Je kunt uitleggen wat geïntegreerde bestrijding is.

A

geïntegreerde bestrijding is een mengvorm van biologische bestrijding en gif spuiten.

39
Q

Je kunt voorbeelden noemen van geïntegreerde bestrijding.

A
40
Q

Je kunt verschillende vormen van afval benoemen die door een kas worden geproduceerd. Geef hier ook voorbeelden bij.

A

Natuurlijk afval, bijvoorbeeld: resten van bollen.

Chemisch afval, bijvoorbeeld: gif dat nog over is.

Mest die over is.

Restafval zoals netten van bollen, kisten of plastic.

41
Q

Je kunt het begrip lichtvervuiling uitleggen.

A

De lucht boven de kassen wordt ook belicht. Hierdoor is het ߴs nachts niet meer zo donker als het zonder het kassenlicht zou zijn.

42
Q

Je kunt de negatieve gevolgen benoemen van lichtvervuiling

A

mensen houden van een hemel waar de sterren goed te zien zijn.
het is ook slecht voor dieren, het kan leiden tot verstoring van hun dagritme. Het verschil tussen dag en nacht is dan voor deze dieren te klein.

43
Q

Je kunt uitleggen hoe een kas duurzaam verwarmt wordt.

A

De warmte van de kas ߴs zomers kan opgeslagen worden in de grond (als warm water) en wordt ondergronds bewaard tot de winter. Het warme water wordt ߴs winters opgepompt om daarmee de kas te verwarmen.

44
Q

Je kunt uitleggen hoe een warmtewisselaar werkt.

A

Het warme water stroomt dan in een buis langs het leidingwater. Het leidingwater wordt opgewarmd door het warmere opgepompte water. Opgepompt water en leidingwater stromen in tegenovergestelde richting. dat levert het grootste rendement. Een beetje opgewarmd leidingwater komt steeds iets warmer opgepompt water tegen. Dit heet het ‘tegenstroomprincipe’

45
Q

Je kunt verschillende manieren benoemen hoe er in een kas zuinig wordt omgegaan met water

A

Regenwater gebruiken
Een systeem die uitrekent hoeveel water de plantjes nodig hebben

46
Q

Je kunt uitleggen hoe regenwater wordt schoongemaakt.

A

grote stukken vuil woorden eruit gehaald (bijvoorbeeld zand en bladeren)
En er wordt Uv-straling gebruikt om bacteriën te doden

47
Q

Je kunt uitleggen hoe water filteren werkt

A

Grind en het zand filteren het water. zo woorden de grotere stukjes vuil eruit gehaald. De watten halen het kleinere vuil weg. De koolstof (norrit) haalt de giftige stoffen uit het water door deze vast te houden. schoon water blijft over

48
Q

Je kunt verschillende nadelen benoemen van het gebruik bestrijdingsmiddelen.

A

Het bestrijdingsmiddel blijft op het plant en als mensen het eten gaan ze dood (heel soms)

Gewenste dieren hebben er ook last van. zoals bijen en hommels.

49
Q

Je kunt uitleggen wat het begrip ecosysteem betekent.

A
50
Q

Je kunt de rol van planten in een kringloop beschrijven.

A

Ze zijn de basis. Planteneters eten ze en als er geen planteneters zijn dan hebben vleeseters niks

51
Q

Je kunt benoemen waar de verkregen energie voor wordt gebruikt.

A

Om kassen op te warmen.

52
Q

Je kunt benoemen welke stof er wordt gemaakt in een mestvergisting en waar deze voor wordt gebruikt.

A

Biogas.
Dit brandbare gas is te gebruiken voor opwekking van elektriciteit.

53
Q

Je kunt uitleggen wat vergisting is.

A

Vergisting is een biologisch proces waar organische stoffen (zoals koeienpoep, varkenspoep, paardenpoep, et cetera) worden omgezet in onder andere methaangas.

54
Q

Je kent de verschillende functies van de onderdelen van een mestvergisting.

**BREAKDOWN INTO SMALLER CARDS*

A

Verwarming-Deze omzetting door bacteriën verloopt het beste bij een lekkere temperatuur (gewoonlijk 20 tot 45 graden C).

Afdekking-De bacteriën werken het beste zonder zuurstof.

Biogas afvoer-Er ontstaat methaan (biogas).

Menging- mengt de mest

Mestinvoer- De mest vergist.

Afvoer digestaat-

Isolatie- Zodat het warmte binnen de mestvergister blijft.

55
Q

Je kunt uitleggen wat genetisch veranderd materiaal inhoudt.

A

Alles heeft erfelijke eigenschappen van hun voorouders, maar bij planten enzo kunnen wetenschappers de eigenschappen veranderen.

56
Q

noem een voorbeeld van producenten

A

Makers.
Planten en bomen.

57
Q

noem een voorbeeld van consumenten

A

Afvaleters
bijv. kraaien

58
Q

noem een voorbeeld van reducenten.

A

Afbrekers.
(schimmels en bacterien)
bijv. Paddenstoelen

59
Q

wat is een plaagdier

A

een dier dat door mensen als ongewenst wordt beschouwd. En als het dan veel voorkomt, vormt het een plaag.

60
Q

Wat is koolstofdioxiode

A

Een gas zoals zuurstof.

61
Q

Waar bestaat kunstmest van?

A

is eigenlijk niet anders dan korreltjes voedingsstoffen.

62
Q

Waar bestaat compost van

A

verteerde en half verteerde bladeren en stukjes hout en dergelijke. Voedingsstoffen voor planten ontstaan wanneer bacteriën en schimmels de bladeren en stukjes hout afbreken tot mineralen.

63
Q

waar bestaat dierlijke mest van?

A

bestaat uit de poep van dieren. Hierin zitten veel voedingsstoffen. Gemengd met stro werkt het net als compost.