H9: Belang van internationale handel Flashcards
Redenen om in te voeren:
> De in eigen land geproduceerde goederen zijn te duur (bijv. wegens hoge loonkosten) → lagere prijzen voor consument
• De ingevoerde goederen zijn niet beschikbaar op de binnenlandse markt (bijv. bepaalde soorten fruit) of hebben er geen goede kwaliteit → meer keuze
• Het land beschikt niet over de nodige grondstoffen en voldoende technische kennis om bepaalde goederen te produceren
Redenen om uit te voeren:
- Een grotere afzetmarkt bereiken en dus meer omzet en winst behalen
- Macro-economisch is uitvoer goed want zorgt voor extra werkgelegenheid
- Door op grotere schaal te produceren zijn er schaalvoordelen waardoor de eigen producten goedkoper kunnen worden geproduceerd en tevens aantrekkelijk zijn om uit te voeren
externe afhankelijkheid worden opgevangen door een stelsel van internationale spelregels
Belangrijkste orgaan is de Wereldhandelsorganisatie (WTO, tot 1995 was dat de voorloper GATT, General Agreement on Tariffs and Trade):
• Opstellen van regels voor de handel
• Bieden van een forum voor onderhandelingen
• Beslechten van handelsgeschillen
• Analyseren van handel en handelsbeleid van de leden
indicatoren voor de openheid van een economie
> Uitvoerquote (resp. invoerquote): verhouding van de waarde van de uitvoer (resp. invoer) tot het bruto binnenlands product
Openheidsgraad: verhouding van het gemiddelde (soms gebruikt met ook de som) van de waarde van de uitvoer en de waarde van de invoer tot het bruto binnenlands product
economie in evenwicht
> wanneer het aggregatief aanbod gelijk is aan de effectieve vraag.
evenwichtsvoorwaarde: 𝑌 = 𝐶 + 𝐼𝑒𝑎 + 𝐺 + 𝑋 − �
Het nationaal product Y dient opgevraagd te worden, hetzij door de binnenlandse componenten van de effectieve vraag (de consumptie van de gezinnen C, de investeringen van de bedrijven Iea en de bestedingen van de overheid G), hetzij door de buitenlandse component van de effectieve vraag (de uitvoer X). De invoer Z dient afgetrokken te worden (de ingevoerde goederen worden immers in het buitenland geproduceerd).
Verklaringen voor internationale handel
> factor begunstiging
verschillen mbt natuur, kapitaal en arbeid
kostenverschillen
factorbegunstiging
> dat de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactoren verschillend zijn
Verschillende theorieën internationale handel
- Comparatieve kostenverschillen
2. schaalvoordelen
Absolute versus comparatieve kostenverschillen
Twee manieren om de productiekosten van elk product in de twee landen te meten:
- Het aantal uren nodig om een eenheid output te produceren (absolute kost)
- De opportuniteitskost van een eenheid van het product: hoeveel van het andere product moet men opgeven om een bijkomende eenheid te produceren (relatieve of comparatieve kost)
Adam Smith (1723-1790): absolute kostenverschillen geven aanleiding tot internationale handel
> Landen specialiseren zich in de productie van goederen waar ze een absoluut kostenvoordeel hebben
David Ricardo (1772-1823): comparatieve (relatieve) kostenverschillen kunnen voldoende zijn om internationale handel te verantwoorden
> Een land heeft een comparatief voordeel bij de productie van een goed als de opportuniteitskost om dit goed te produceren in termen van andere goederen
lager ligt dan in een ander land.
Wanneer elk land zich specialiseert in het goed waarin het een comparatief kostenvoordeel heeft, kan internationale handel voordelig zijn voor beide landen.
Dit hangt af van de ruilvoet (prijs van export relatief t.o.v. de prijs van import)
Gevolgen van handel
Handel laat toe dat een land consumptiemogelijkheden krijgt die het niet had kunnen produceren: consumptiemogelijkheden liggen
buiten de productiemogelijkheden
Int.handel en ruilvoet
> De ruilvoet geeft weer hoeveel invoer men kan financieren met een
gegeven uitvoer
• In het voorbeeld kan elk land met één eenheid uitvoer precies één
eenheid invoer betalen
• Het is dan goedkoper voor Portugal laken te importeren en wijn te exporteren
dan beide producten zelf te maken
• Het is goedkoper voor Engeland wijn te importeren en laken te exporteren
dan beide producten zelf te maken
c Of internationale handel voordelig is voor beide landen hangt af van
deze ruilvoet: binnen bepaalde grenzen is handel voordelig voor
beide landen
moderne ruilvoet (terms of trade)
De ruilvoet wordt nu meestal gedefinieerd als: 100 x Px/Pz
• Toename (afname) betekent dat men met gegeven uitvoer meer (minder)
Oorzaken van comparatieve kostenverschillen
- Hecksher (1879-1952) – Ohlin (1899-1979):
- Relatieve aanwezigheid van productiefactoren (inputs)
- Hecksher-Ohlin-theorema: landen met relatief veel arbeid (kapitaal) zullen zich specialiseren in productie en uitvoer van goederen die arbeidsintensief (kapitaalintensief) zijn
- Empirisch zou dit betekenen dat de VS vooral kapitaalintensieve goederen zou moeten uitvoeren; dit bleek niet te kloppen met de data: de Leontief-paradox (1953)