H9 Flashcards

1
Q

Wat zijn twee verschillen tussen discriminatie en vooroordelen?

A

1 discriminatie gaat over gedrag naar een groep. gedrag matige component van vooroordeel. vooroordeel zijn gevoelens over iets.

2 vooroordelen hoeven niet altijd negatief te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is modern symbolische gelijkheid?

A

gelijkheid is belangrijk, maar we hoeven niks te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn ambivalente vooroordelen?

A

Je hoeft over een onderwerp niet alleen negatieve of positieve vooroordelen hebben. Je kan ook een mix van beide hebben. (zie ambivalente attitude)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe luidt het stereotype content model?

A

Je hebt twee type dimensies als het gaat over stereotypen. Je hebt warmte (emotie) en competentie. De volgende combinaties zijn mogelijk:
eerste is warmte, tweede is competentie.

laag-laag=minachtend
hoog-laag=paternalistisch (medelijden)
laag-hoog=afgunstig
hoog-hoog=bewonderend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de menselijke functie van stereotypen?

A

Het zorgt voor minder cognitieve energie door het samenstellen van schema’s (cognitive adaptation)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de impliciete associatie-test? Wat is het voordeel ten opzichte van explicite associatie?

A

Impliciete associatie-test is een test die bekijkt of jij bepaalde groepen met bepaalde zaken associeert zowel negatief als positief. Voordeel hiervan is dat de persoon geen tijd heeft om na te denken zoals bij explicite associaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de sociale rol theorie?

A

Gaat uit van een bepaalde maatschappelijke basis voor bepaalde rollen:

  • We observeren specifieke rollen (jongens en meisjes)
  • We bevestigen deze rollen door ze ook daadwerkelijk zo in te delen.
  • rollen blijven bestaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de realistic conflict theory?

A

Alle ellende komt door competitie om schaarse goederen. Je komt hierbij in een negatieve geweldspiraal terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een aanhanger van de realistic conflict theory was Muzafer Sherif. Hij zetten het bekende Robber’s cave experiment op. Wat hield dit experiment in?

A

Jongerenkamp. Twee groepen. Hij paste de schaarste toe. Dit leidde tot extreme polarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een oplossing van voor tegenstrijdige groepen weer samen te krijgen?

A

superordinate goals—>gemeenschappelijk doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de scapegoating theory?

A

bepaalde groepen als “zwarte schaap” bestempelen. Is vaak gericht op zwakkere groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelfs zonder schaarste kunnen er problemen tussen groepen bestaan. Dit is de nadruk die de categorisatie/identiteit theorie legt. Wat houdt deze theorie in?

A

Er zijn binnen deze theorie twee prominente groepen. “wij” de ingroup en “zij” de outgroup.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe illustreerde Tajfel het “wij” VS “zij” principe van de sociale categorisatie theorie? Waarom doen mensen dit?

A

Dmv het schilderijen experiment—>mensen bevoordeelde de mensen die het zelfde schilderij kozen. Minimal group paradigm noemde hij dit. Dit doen mensen om hun sociale identiteit te bevoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kunnen we zeggen over hoe mensen de ingroup en outgroup evalueren, differentieren (mate waarin mensen van elkaar verschillen) en attribueren?

A
  • ingroup eerder positieve evaluatie dan outgroup.
  • ingroup zijn meer verschillend (heterogeneity) . Outgroup zijn allemaal het zelfde (homogeneity)
  • positieve gebeurtenissen zijn intern voor ingroup maar extern voor outgroup.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaan stereotypes volgens de Kernel of truth theory?

A

Ze zijn ooit waar geweest voor een kleine groep mensen en vervolgens volledig uit verband getrokken of out dated.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de sociale psychologie onderscheidt vier vormen van religiositeit. Welke zijn dit?

A

intrinsic religiosity: geloof toepassen in dagelijks leven.

extrinsic: geloven vanwege sociale of praktische beloningen
fundamentalism: overtuigd zijn dat jouw geloof het enige geloof is en dat het kwaad overal om ons heen is.

religon as quest: spirituele en filosofische benadering die waarde hechten aan skeptisisme en ontdekking.

17
Q

Een manier voor het creeeren van super ordinate goals is de jigsaw classroom. Hoe gaat dit experiment in zijn werk?

A

studenten worden verdeeld in groepen. Elk persoon heeft een stukje informatie (stukje van de puzzel) ze moeten samenwerken om de gehele puzzel te voltooien.