H6 Flashcards

1
Q

Wat zijn attitudes?

A

evaluaties van praktisch elk aspect van onze sociale omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het idee van duale attitudes?

A

Attitudes kunnen zowel positief als negatief zijn over een bepaald onderwerp. Het is niet altijd simpelweg een optelsom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de observatie van het Bandura experiment met de pop?

A

De kinderen observeerde de negatieve attitude naar de pop van de volwassene (mishandelen van de pop) en gingen dit vervolgens na doen. –>observational learning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de theory of planned behavior van Ajzen over attitudes en gedrag

A

attitudes ten opzicht van gedrag (wat jij ervan vindt)
subjectieve norm (wat andere mensen in jouw omgeving vinden)
gedragscontrole
——>
beinvloeden de gedragsintentie die vervolgens gedrag veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als je gedrag wilt voorspellen heb je volgens Arjen te maken met het specifiteits principe. Wat houdt dit in?

A

Het meten moet op hetzelfde niveau zijn.

  • object
  • tijdstip
  • gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de facial feedback hypothese?

A

je gezichtsuitdrukking (spieren) beinvloeden je gedrag. En beinvloeden het gedrag van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke drie dingen kun je doen om cognitieve dissonantie op te lossen?

A

gedrag of attitude veranderen
nieuwe informatie
trivialiseren—>waar hebben we het over?, minder belangrijk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was de opzet van de attitude verandering studie: less is more? Wat was de conclusie?

A

fase 1: mensen moesten 1 uur een saaie taak uitvoeren

fase 2: deze mensen werd gevraagd om voor 1 of voor 20 dollar te vertellen aan de nieuwe testgroep dat de taak heel leuk was (liegen dus)

fase 3: vragen aan die eerste groep hoe leuk de taak daadwerkelijk was.

resultaat: mensen die 20 dollar kregen vonden het saaier dan 1 dollar. Waarom?

die van 20 dollar hadden minder dissonantie omdat zij tegen zichzelf konden zeggen ik heb er tenminste 20 dollar voor gekregen. De mensen van 1 dollar hadden de dissonantie tussen het feit dat als ze zouden zeggen dat ze het niet leuk vonden dan hadden ze voor een dollar lopen liegen. Er was dus veel meer spanning dus besloten mensen eerder om te zeggen dat het leuk was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het communication-persuasion model van McGuire?

A

attention–>comprehension–>learning–>acceptance–>retention–>conclusion

Rationeel proces van consumeren. In werkelijkheid is het niet altijd zo rationeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen het model van communication-persuasion van McGuire en het model van petty & Cacioppo over het verwerken van informatie.

A

Petty & Cacioppo houden rekening met het feit dat informatie soms snel en niet accuraat verwerkt wordt. Er worden dus niet altijd alle rationele stappen doorlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen systematisch en heuristisch verwerken van informatie om een mening te vormen.

A

systematisch: argumenten afwegen. goed of slecht.

heuristisch:
- bron (van wie komt het) niet rationeel. Bijvoorbeeld een bekend persoon verteld iets.
- kernmerk van de boodschap: aantal boodschappen, vormgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee componenten zijn er nodig voor centrale beinvloeding?

A

Je moet het KUNNEN begrijpen en WILLEN begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

foot-in-the-door, lowball zijn vormen van commitment en consistentie overredingstactieken. Wat houden deze in?

A

foot-in-the-door: beginnen met een kleine instemming en vervolgens steeds meer ja’tjes verzamelen.

lowball: Eerst iemand enthousiasmeren voor iets en zorgen dat hij/zijn instemt en vervolgens dit iets minder aantrekkelijk maken. Het idee is dat de persoon al ja heeft gezegd en hierdoor niet terugkrabbelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

door-in-the-face, that’s not all en free samples zijn reciprociteit overredingstactieken. Leg deze uit.

A

Free samples: iets gratis geven bijvoorbeeld door de bus en inspelen op je schuldgevoel.

door-in-the-face: Eerst vragen om iets waar iemand toch niet mee instemt en daarna om iets minder vragen. Het idee is dat de ander (net als jij) iets gaat toegeven.

That’s not all: Er komt nog wat bij! Het idee dat als je al op de wip zit dat je dan over de streep wordt getrokken om gelijk te bestellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de bogus pipeline in het meten van attitudes?

A

een neppe leugen detector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een IAT of een implicit association test?

A

Computer test die implicite associaties meet door je woorden te laten zien die je in categorieen moet opdelen. Hierbij is het aantal fouten en de snelheid van belang

17
Q

Beschrijf het idee van het elaboration likelihood model van Petty & Cacioppo.

A

Er zijn twee paden die leiden tot overreding en dus leiden tot gedrag. een directe explicite route ‘central’ en een indirecte implicite route “perifere”. Welke het sterkste is op een moment hangt af van het vermogen en motivatie van de persoon.

18
Q

Volgens de message-learning approach wordt overreding bepaald door vier onafhankelijke variabelen: source, message, recipient en context:

A

Who: source: wie zegt het? is deze persoon aantrekkelijk? aanzien van de persoon?

said what: message: de daadwerkelijke inhoud van het bericht

To whom: recipient: ontvangen de personen het bericht. denk aan factoren als, persoonlijkheid, zelfvertrouwen en intelligentie.

how: context: in welke context ontvangen de personen het bericht.