H6: enquêtes en observaties Flashcards

1
Q

Wie heeft voor het eerst gebruik gemaakt van experience sampling methoden?

A

Rexford Hersey

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn experience sampling methoden?

A

= een representatieve steekproef van directe ervaringen in iemands natuurlijke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de voordelen van experience sampling methoden?

A
  • hoge ecologische validiteit
  • minder gevoelig voor Memory bias en common method bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de nadelen van experience sampling methoden?

A
  • hoge deelnemerslast
  • testing effects
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zijn multi-item metingen betrouwbaarder en beter dan single-item metingen?

A

Nee, multi-item metingen zijn net zo nuttig als single-item metingen. Ze scoren beiden goed op betrouwbaarheid en constructvaliditeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de procedure om een survey op te stellen?

A

1) schaalformaat kiezen
2) goede vragen schrijven
3) accurate antwoorden aanmoedigen
4) vragenlijst valideren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van een Likert-beoordelingsschalen?

A
  • altijd bipolair
  • meest gebruikt in psychologisch onderzoek
  • 5 gebalanceerde antwoordopties: sterk mee oneens => sterk mee eens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel antwoordopties worden aanbevolen volgens Simms & Williams (et al)?

A

6-7 antwoordopties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat meet een visuele analoge schaal?

A

Pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van een visuele analoge schaal?

A
  • meten om toegang te krijgen tot pijn
  • werkt goed bij eenvoudige artikelmetingen
  • vaak gebruikt bij ervaringsonderzoek
  • continuüm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van de semantische differentiële schaal?

A
  • eindpunten zijn tegenpolen
  • ≠ continuüm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van de Guttman schaal?

A
  • wordt niet veel meer gebruikt
  • verklaringen zijn geordend
  • mensen geven aan of ze het eens of oneens zijn met de gegeven verklaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor moet je opletten bij het schrijven van een goed geformuleerde vraag?

A
  • leidende vragen
  • dubbelloops vragen (2-in-1)
  • dubbele negaties
  • volgorde van de vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten respons bias komen voor bij zelfrapportages en enquêtes?

A
  • acquiscence
  • fence setting
  • sociale wenselijkheid
  • faking bad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is acquiscence?

A

Yea-zeggen, altijd ja of sterk mee eens antwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is fence setting?

A

Altijd de neutrale optie kiezen door gebrek aan motivatie na een tijd en om de veiligste optie te kiezen.

17
Q

Wat is een andere benaming voor faking bad?

A

Malingering

18
Q

Wat is faking bad?

A

Het opzettelijk geven van negatieve of slechtere antwoorden dan de werkelijke situatie om bepaalde voordelen te verkrijgen of gevolgen te vermijden.

19
Q

Waarvan is dit een voorbeeld: ‘Ben je geboren op 30 februari?’

A

Bogus items

20
Q

Hoe kan men outliers gaan zoeken binnen data?

A

Via de Mahalonobis D.

21
Q

Welke nadelen kunnen plaatsvinden bij een observatie?

A
  • observer effect
  • observer bias
  • reactiviteit
22
Q

Wat is observer effect?

A

Het observer effect is een specifiek type reactiviteit dat optreedt wanneer het gedrag van een persoon verandert doordat ze zich bewust zijn van de aanwezigheid van een waarnemer die hen observeert.

23
Q

Wat is observer bias?

A

De vertekening die optreedt wanneer een waarnemer of beoordelaar subjectieve of onjuiste beoordelingen maakt, vaak onbewust, gebaseerd op hun eigen verwachtingen, overtuigingen, of voorkeuren.

24
Q

Wat is reactiviteit?

A

Verwijst naar de verandering in gedrag van een persoon simpelweg omdat ze weten dat ze worden gemonitord of geëvalueerd, ongeacht wie of wat hen observeert.