H6: Bloed Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Bloed

A

Een gespecialiseerd bindweefsel (bloedcellen halen hun oorsprong uit beenmerg)
Bestaat uit gespecialiseerde cellen en cel fragmenten gesuspendeerd in een waterige oplossing van moleculen en ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de functies van bloed

A
  1. Transport: zuurstof, co2, andere afvalstoffen en voedingsstoffen en hormonen
  2. Bescherming: cellen van immuunsysteem om het lichaam te beschermen tegen infecties (witte bloedcellen)
  3. Regulatie: homeostase van temperatuur, pH, water en elektrolyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de componenten van bloed

A
  1. Cellulaire componenten (afkomstig van stamcellen) 45%
    - Rode bloedcellen
    - Witte bloedcellen
    - Bloedplaatjes
  2. Vloeibare componenten (bloedplasma) 55%
    - Water
    - Ionen
    - Opgeloste gassen
    - Eiwitten
    - Hormonen
    - Voedingsstoffen en afvalproducten van stofwisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stamcellen

A

Cellen die zich ons hele leven herhaaldelijk delen en produceren voortdurend onrijpe bloedcellen -> deze ontwikkelen zich tot bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bloedplasma

A

lichtgele vloeistof die het trasportmedium voor bloedcellen en bloedplaatjes isW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de grootste groep opgeloste stoffen in ons plasma

A

plasma-eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 grootste groepen plasma-eiwitten in ons bloedplasma

A
  1. Albuminen (2/3)
  2. Globulinen (alfa, betha en gamma)
  3. Stollingseiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rol van albuminen

A

-> Juiste waterbalans tussen bloed en interstitiële vloeistof bewaren + binden aan bepaalde moleculen en geneesmiddelen en helpen bij transport in het bloed
-> geproduceerd in lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rol van Alfa globuline

A

Transporteren van verschillende stoffen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn bethaglobuline

A

Lipidemoleculen
-> met lage (LDL) en hoge (HDL) dichtheid zijn medisch belangrijk
LDL’s = slechte cholestrol: hoog risico op cardiovasculaire problemen
HDL’s= goede cholestrol: lager risico op cardiocasculaire problemen
-> bij medisch onderzoek wordt er monster van bloed genomen om relatieve verhouding van beide te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rol van bethoglobuline

A

Dmv van binding onstaan er lipoproteïne
-> transport hiervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rol van gammaglobuline

A

Bescherming tegen infecties en ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rol van stollingseiwitten

A

Belangrijke rol in proces van bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke ionen bevinden zich in het bloed + wat is hun functie

A

Natrium en kalium
-> controle celvolume en celfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie hormonen

A

Chemische boodschappers van endocrien systeem, transporteren informatie door heel het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voedingsstoffen getransporteerd in bloed

A

Koolhydraten, aminozuren, vitamines en andere stoffen- geabsorbeerd uit spijsverteringskanaal of geproduceerd door metabolische reacties in cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Afvalproducten getransporteerd in bloed

A

Koolstofdioxide, ureum, melkzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gassen getransporteerd in bloed

A

zuurstof, nodig voor stofwisseling en koolstofdioxide, afvalproduct van stofwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Rode bloedcellen or erythocyten (functie)

A

Meest voorkomende bloedcellen
-> transporteren zuurstof en koolstofdioxide
-> geeft bloed rode kleur en maakt het stroperig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg uit: uitzonderlijke vorm van rode bloedcellen (functie)

A

Vorm: kleine, afgeplatte, donutvormige schijven
-> maakt ze flexibel om door kleine bloedvaten te geraken
-> geen enkel punt in de cel is ver weg van het oppervlak: maakt proces van gasuitwisseling makkelijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Opbouw van RBC

A
  • Geen kern en geen organellen
    -> ATP via anaerobe en maken geen gebruik van zuurstof dat ze vervoeren
  • Met vloeistof gevulde zakken gemaakt van plasmamembraan, volgepropt met hemoglobine (= zuurstofbindend eiwit)
    -> Hemoglobine bestaan uit 4 polypeptideketens met elk een heemgroep
    -> in het centrum van de heemgroep bevind zicht een ijzeratoom dat makkelijk binding aangaat mij O atoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Leg uit: proces binding van zuurstof aan hemoglobine

A

Meest efficiënt: zuurstofconcentratie hoog en pH neutraal (bv: longen)
1. In de longen diffundeert zuurstof in bloedplasma en bindt aan het ijzeratoom van de hemoglobine
2. Door binding wordt er opnieuw ruimte gemaakt voor nieuwe zuurstof die kan binden aan zelfde hemoglobine (in totaal 4 zuurstofmoleculen vervoeren = oxyhemoglobine
3. In lichaamsweefsels die zuurstof nodig hebben voor metabolische activiteit : zuurstofconcentratie en pH laag
-> zwakke binding tussen hemoglobine en zuurstof lost en zuurstof kan opgenomen worden door cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Oxyhemoglobine

A

Hemoglobine waaraan 4 zuurstofmoleculen bevestigd zijn, felrode kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Deoxyhemoglobine

A

Hemoglobine dat zuurstof heeft afgegeven, donkerpaarse kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Transport van koolstofdioxide door RBC

A
  1. Bij hoge concentratie aan Co2, bindt 25% aan hemoglobine
  2. Co2 wordt vrijgegeven in longen en wordt via ademhaling geëlimineerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hematocriet

A

percentage RBC in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Mogelijke problemen bij ongewone hematocriet

A
  1. Bloedarmoede of onvoldoene aanmaak van rode bloedcellen
  2. Polycytemie= aandoening van het beenmerg die wordt gekenmerkt door een overproductie van rode bloedcellen
    -> verhoogt bloedvolume en viscositeit wat leidt tot hoofdpijn, wazig zien en hoge bloeddruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Aanmaak + afbraak van RBC (proces)

A
  1. Erythoblasten (onrijpe cel) worden gevormd vanuit stamcellen
  2. Deze worden gevuld met hemoglobine en vormen 1 volwassen RBC (+ verliezen hun kern en organellen)
    -> leven voor 120 dagen
    -> kunnen zich niet zelf voortplanten
    -> proces verloopt heel snel om hematocriet in stand te houden (2milj/ sec)
  3. Oude en beschadigde RBC worden uit circulerende bloed verwijdert en vernietig in lever en milt door macrofagen
    -> omringen, verzwelgen en vertereen RBC = fagocytose
  4. De 4 peptideketens worden vervolgens afgebroken tot hun samenstellende aminozuren
  5. Aminozuren worden gerecycleerd om nieuwe eiwitten te maken
  6. Ijzeratomen van heemgroep worden teruggevoerd naar rode beenmerg om opnieuw gebruikt te worden voor de aanmaak van hemoglobine
  7. Heemgroepen door lever omgezet in gelig pigment = bilirubine
    -> draagt bij aan kleur ontlasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Geelzucht

A

Wanneer bilirubine niet op de juiste manier in gal afgescheiden wordt of door toename van snelheid van RBC-afbraak
symptomen:
- huid, slijmvliezen en wit van ogen worden geelachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe wordt de effectiviteit van RBC gereguleerd door hormonen

A
  1. Cellen in nieren bewaken beschikbaarheid van zuurstof- als deze afneemt, hormoon afgescheiden -> erythropoietin
  2. Hormoon wordt naar rode beenmerg getransporteerd
  3. Stimuleert stamcellen om RBC te produceren
  4. Als zuurstofdragende capaciteit van bloed terugkeert naar normaal, wordt productie van erythropoietin stopgezet en keert RBC productie terug naar normaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Problemen met hormoon erythropoietin

A

Mesen met nieraandoening produceren niet genoeg van dit hormoon
-> hormoon verkrijgbaar om dit te behandelen
-> vaak ook misbruik van gemaakt door sporters (= bloeddoping)

32
Q

Bloeddoping

A

Gebruik erythropoietin om sportprestaties te verbeteren
risico’s:
-bloedstolling
-hoge bloeddruk
- hartaanval
-beroerte door stolling van bloed

33
Q

Witte bloedcellen

A
  • Minst voorkomende bloedcellen, groter en diverser van structuur en functie dan RBC
  • doorzichtige kleur
  • cruciale rol bij verdediging tegen ziektes en letsels
34
Q

Twee hoofdcategorieën van WBC

A
  1. Granulocyten
  2. Agranulocyten
35
Q

Opbouw WBC

A
  • Beide bevatten korrels (blaasjes) in cytoplasma gevuld met eiwitten en enzymen om verdedigingswerk te ondersteunen
    -> bij agranulocyten zijn korrels niet zichtbaar bij inkleuring onder microscoop
  • Stamcellen produceren onrijpe bloedcellen die omgevormd worden tot verschillende soorten WBC
36
Q

Levensduur WBC

A

-> Korte levensduur- dode cellen uit bloed verwijdert door lever en milt
- Granulocyten: paar uur tot negen dagen (wss door bestrijding vn binnendringende micro-organismen)
- Agranulocyten:
-> monocyten: enkele maanden
-> lymfocyten: enkele dagen tot vele jaren

37
Q

Bepaling van productie WBC (proces)

A

Circulerende niveau van witte bloedcellen stijgen snel wanneer lichaam bedreigd is door bacteriën of virussen
Proces:
1. Wanneer geactiveerd door weefselbeschadiging of microben: WBC produceren koloniestimulerende factoren (-> activeren een specifieke kolonie van WBC)
2. Deze versnellen de ontwikkeling van nieuwe WBC uit het beenmerg en stimuleren ook het vrijkomen van opgeslagen WBC uit de milt

38
Q

Soorten Granulaire leukocyten

A
  1. Neutrofielen: meest voorkomende
  2. Eosinofielen: relatief klein percentage van WBC
  3. Basofielen: zeldzaamste WBC
39
Q

Neutrofielen

A

o Neutraal liefhebbend: korrels absorberen een rode of blauwe vlek niet significant
o 1ste witte bloedcellen die infecties bestrijden: omringen en verzwelgen vreemde cellen door fagocytose
o Richten zich vooral op bacteriën en sommige schimmels
o Aantal stijgt drastisch tijdens acute bacteriële infecties

40
Q

Eosinofielen

A

o Neiging om makkelijk vlekken met zure rode kleurstof of eosine te absorberen
o Twee zeer belangrijke functies:
▪ Lichaam verdedigen tegen parasieten: omringen van parasiet met klusters eosinofielen en bombarderen met
spijsverteringsenzymen

41
Q

Basolfielen

A

o Neiging om gemakkelijk te kleuren met basale blauwe vlekken
o Korrels bevatten histamine, stof die ontstekingsreactie op gang brengt
▪ Wanneer lichaamweefsels beschadigd zijn, histamine afscheiden
▪ Aangrenzende bloedvaten geven bloedplasma aan gewonde gebied af – brengt voedingsstoffen, verschillende
cellen en chemicaliën binnen om proces van weefselherstel te starten
▪ Zwelling, jeuk en roodheid gaan gepaard met histamine

42
Q

Soorten agranulaire leukocyten

A
  1. Monocyten: grootste WBC
  2. Lymfocyten: grootste deel van WBC
43
Q

Monocyten

A

o Kunnen uit de bloedbaan filteren en intrek nemen in lichaamweefsels – hier differentiëren ze tot macrofagen
o Deze verzwelgen indringers en dood celafval door fagocytose + stimuleren lymfocyten om lichaam te verdedigen
o Voornamelijk actief bij chronische ziektes, tegen virussen en bepaalde bacteriële parasieten

44
Q

Lymfocyten

A

o Aangetroffen in bloedbaan, amandelen, milt, lymfeklieren en thymusklier
o Ingedeeld in twee types
▪ B-lymfocyten: geven aanleiding aan plasmacellen om antilichamen te produceren, gespecialiseerde eiwitten
die zich verdedigen tegen micro-organismen en andere vreemde indringers
▪ T-lymfocyten: richten zich op en vernietigen specifieke bedreigingen zoals bacteriën, virussen en kankercellen

45
Q

Bloedplaatjes

A

Meest zeldzame in het bloed

46
Q

Vorming van bloedplaatjes

A

-> vorming vanuit stamcellen
- afgeleid uit megakaryocyten (= grote cellen die zijn afgeleid van stamcellen uit het beenmerg)
-> megakaryocyten circuleren nooit, ze blijven in het beenmerg

47
Q

Kenmerken van bloedplaatjes

A
  • Zijn kleine stukjes megakaryocyten cytoplasm en celmembraan
  • Geen levende cellen -> blijven slechts 5-9 dagen in leven
48
Q

Functie van bloedplaatjes

A
  • Wanneer bloedvat beschadigd is en lekt, neemt bloedplaatjes deel aan stollingsproces -> beperkt vasculaire en weefselschade
  • Als stolling gestopt, neemt bloedplaatjes ook deel aan herstelproces door eiwitten vrij te geven die de groei en herstel van bloedvaten bevorderd
49
Q

Hemostase

A

Het natuurlijk proces van het stoppen van de bloedstroom of her verlies van bloed

50
Q

De 3 fasen van hemostase

A
  1. Vasculaire spasmen (intense samentrekking van bloedvaten in het gebied
  2. Vorming van bloedplaatjesprop
  3. Bloedstolling
    -> eens het bloedverlies stopt, kan het weefselherstel beginnen
51
Q

Hemofilie A

A

Een aandoening dat het stollingsproces tegenhoudt
-> missen eiwit dat bekend staat als stollignsfactor VIII
-> bij een doorbroken bloedvat stolt het bloed langzaam of helemaal niet
Behandeling:
- toedienen van stollingsfactor VIIa -> gezuiverd uit donorbloed

52
Q

andere problemen die stollingsproces tegenhouden

A

bepaalde medicijnen kunnen hemostase verstoren (bv: aspirine)

53
Q

Antigen

A

een ‘niet-zelf’ celeiwit dat het immuunsysteem van een organisme stimuleert om het organisme te verdedigen

54
Q

Antilichaam

A

een tegengesteld eiwit van het antigen, geproduceerd door lymfocyten en deel van plasma-eiwitten die gammaglobines genoemd worden
-> voeren tegenaanval op antigenen die ze herkennen als niet-zelf
-> allemaal specifiek om één antigen aan te vallen (sleutel-slot principe)

55
Q

Proces van antilichamen

A
  1. Antilichamen zweven vrij rond in bloed en lymfe totdat ze indringer tegenkomen met overeenkomend antigen
  2. Binden zich aan het antigenmolecuul en vormen antigen-antilichaam complex dat de vreemdeling markeert voor
    vernietiging
  3. Vreemde cellen zullen samenklonteren waardoor ze worden geïnactiveerd
56
Q

Type A-bloed

A

heeft A antigenen en B antilichamen
-> kan type A en O ontvangen

57
Q

Type B-bloed

A

Heeft B antigenen en A antilichamen
-> kan type B en O ontvangen

58
Q

Type AB-bloed

A

Heeft A en B antigenen en geen antilichamen
-> kan elk type ontvangen

59
Q

Type O bloed

A

Heeft geen antigenen en A en B antilichamen
-> kan type O ontvangen

60
Q

Wat gebeurt er als antilichamen in je bloed RBC tegenkomen met vreemde antilichamen

A

Ze gaan deze vreemde antilichamen aanvallen, beschadigen en laten samenklonteren
-> Bij extreme samenklontering, kunnen klonters de bloedvaten blokkeren - veroorzaakt orgaanschade of zelfs dood
-> Hemoglobine dat vrijkomt bij beschadigde RBC zorgt ook voor blokkeren van nieren- veroorzaakt nierfalen

Toegediend bloed kan antilichamen tegen RBC van ontvanger hebben, maar volume niet groot genoeg om effect te hebben

61
Q

Rh-factor

A

ander antigen op het oppervlakte van RBC en ook belangrijk voor bloedtransfusies
- 85% draagt Rh-gen (Rh-positief)
- 15% draagt Rh-gen niet (Rh-negatief)

62
Q

Complicaties bij zwangerschap van Rh-negatieve mama met Rh+ baby

A
  1. Blootstelling aan Rh+ bloed van baby kan leiden tot de productie van antilichamen bij Rh-negatieve mama
  2. Rh-negatieve vrouwen krijgen een injectie van anti-Rh antilichamen uiterlijk 72 uur na de bevalling van een Rh + baby
  3. Deze antilichamen vallen foetale RBCs in de moeder aan voordat het immuunsysteem van de moeder antilichamen kan
    maken
  4. Dit zal moeten worden herhaald bij een later zwangerschappen, als een Rh-moeder weer een andere Rh + baby krijgt
    → Als dit niet gebeurd, ontstaat hemolytische ziekte bij pasgeboren baby – verminderd aantal RBC en toxische niveaus
    van hemoglobineafbraakproducten
    → Bij eerste zwangerschap minder kans want bloed van baby komt voornamelijk bij mama terecht tijdens de bevalling
63
Q

Hoe gebeurt ABO-bloedtypering

A
  • Plasma met kleine hoeveelheden anti-A en anti-B-antilichamen worden toegevoegd aan verdund bloed
  • Nadien wordt een druppel bloed op een glasplaatje geplaatst
  • Als bloed aggulineert, bevat het antigenen die overeenkomen met de antistoffen
64
Q

Cross-matching

A

Test om zeker te zijn dat bloed overeenkomt
o Mengen van kleine monsters donorbloed met plasma van de ontvanger en bloed van ontvanger met donorplasma
o Beide combinaties onderzoeken op agglutinatie – als bij beide niks, bloedwaren passen goed bij elkaar

65
Q

Redenen waarom volbloed niet altijd de beste keuze zal zijn

A
  1. Menselijk bloed kan overdraagbare ziekten overbrengen, hoewel risico tegenwoordig erg klein is
  2. Bloed moet worden getypeerd en gekruist met de onvanger om transfusiereacties te voorkomen
  3. Niet altijd is voor elke patiënt het juiste bloed beschikbaar
  4. Vraag stijgt sneller dan aanbod
  5. Bloed kan maar enkele maanden bewaard worden
66
Q

Wat zijn mogelijke vervangers voor volbloed
(focus op zuurstoftranssport)

A
  1. Gebaseerd op verschillende vormen van gemodificeerd hemoglobine in waterige oplossingen
    * Afkomstig van dieren of genetische manipulatie van bacteriën – beperkt aanbod en overdracht van ziekten
    * Hemoglobine in waterige oplossing = giftig voor de nieren – zou eerst moeten verpakt worden vooral het kan gebruikt
    worden als zuurstofdragend alternatief
  2. Gebaseerd op hoge zuurstofdragende vermogen van perfluorkoolwaterstoffen (PFK’s)
    * Niet oplosbaar in water – moeten geëmulgeerd worden als kleine druppeltjes in water, druppels zijn klein genoeg om
    door kleinste bloedvaten te reizen
    * Kan veel meer zuurstof vervoeren dan volbloed, en PFK is geproduceerd door de mens waardoor kans op ziektes klein is
    en er heel snel heel veel geproduceerd kan worden
    * Binnen 2 dagen echter uit bloedbaan verwijdert door uitademing en verdamping via de longen
    * Enkel gebruikt als tijdelijke vervanger
67
Q

Benoem enkele bloedaandoeningen

A
  • Mononucleosis
  • Bloedvergiftiging
  • Bloedarmoede
  • Leukemie
  • Multipel Myeloom
  • Trombocytopenie
68
Q

Mononucleosis

A
  • Besmettelijke infectie van lymfocyten in bloed en lymfeweefsels veroorzaakt door het
    Epstein-Barr-virus (verwant van het virus dat herpes veroorzaakt)
  • Meest voorkomend tijdens de adolescentie – ook wel de kusjesziekte genoemd

SYMPTOMEN lijken op die van de po-griep
o Koorts, hoofdpijn, keelpijn, vermoeidheid en gezwollen amandelen en lymfeklieren
* Bloedonderzoek onthult grote aantallen monocyten en lymfocyten
* Patiënten herstellen zelf na 4 tot 6 weken – extra rust en voeding helpen bij herstel

69
Q

Bloedvergiftiging

A
  • Soms kunnen bacteriën doordringen tot bloed en snel vermenigvuldigen: kunnen zelf
    giftig zijn of giftige chemicaliën afscheiden bij processen van metabolisme
  • Bacteriële infectie van bloed

ONTSTAAT door
o Geïnfecteerde wonden, ernstige brandwonden, urinewegeninfecties of grote
tandheelkunde ingroen
o Voorkomen door: wonden wassen met waater en zeep – arts raadplegen bij infectie

SYMPTOMEN
o Vroeg teken: verschijnen van ride strepen op huid in de buurt van de infectie
→ ontsteking van aderen of lymfevaten in het gebied
* Effectieve behandeling a.d.h.v. antibiotica

70
Q

Bloedarmoede

A
  • Vermindering van zuurstoftransporterend vermogen van bloed
  • SYMPTOMEN
    o Bleke huid, duizeligheid, vermoeidheid, hoofdpijn, moeite met ademhalen en
    hartkloppingen
71
Q

Soorten bloedarmoede

A
  • Bloedarmoede door ijzertekort
  • Hemorragische anemie- bloedarmoede door bloedverlies
  • Pernicieuze anemie
  • Hermolytische anemie
  • Bloedarmoede door nielfalen
72
Q

Oorzaak pernicieuze anemie

A

Te lage inname B12
-> nodig voor aanmaak RBC

73
Q

Hermolytische anemie

A

Scheuren of vroege vernietiging van RBC
Ontstaat door sikkelcelanemie (erfelijke aandoening waarbij de RBC een abnormale
sikkelcelvorm aannemen bij zuurstoftekort – zijn hierdoor beschadigd en worden
door lichaam vernietigd) of door parasiet die malaria veroorzaakt

74
Q

Bloedarmoede door nierfalen

A

Niet voldoende erytropoëtine om productie van RBC in stand te houden
Bloedarmoede is secundair probleem aan nierfalen
Behandelen door toedienen van EPO (houdt productie RBC binnen de grenzen)

75
Q

Leukemie

A
  • Een van de vele soorten bloedkanker
  • Gemeenschappelijk kenmerk: ongecontroleerde profileratie van abnormale of onrijpe
    witte bloedcellen in het beenmerg
    o Overproductie van abnormale WBC verdringt productie van RBC, normale WBC en
    bloedplaatjes
    o Enorme aantallen leukemiecellen komen en circuleren in het bloed en verstoren de
    normale orgaanfuncties

TWEE HOOFDCATEGORIËN
o Acute leukemie: ontwikkelt zich snel
o Chronische leukemie: ontwikkelt zich langzaam

ONTSTAAN door mutatie in een witte bloedcel (verandering genetische structuur)
o Mutatie door virale infectie, blootstelling aan straling / chemicaliën of genetische
factoren

SYMPTOMEN
o Gemakkelijk blauwe plekken, bloedarmoede, botten voelen zacht aan, hoofdpijn en
vergrote lymfeklieren

Behandeling kan leukemie genezen of leven verlengen
o Bestralingstherapie of chemotherapie – beenmergtransplantie nodig want
behandeling doodt ook normale stamcellen
o Navelstrengbloedtransplantatie – antigenen donor moeten compatibel zijn

76
Q

Multipel myeloom

A
  • Vorm van kanker
  • Abnormale plasmacellen in het beengmerg ondergaan ongecontroleerde deling
    o Plasmacel = lyfmocyt verantwoordelijk voor het maken van specifiek antilichaam
    o Produceren te veel abnormale onvolledige antilichamen waardoor productie van
    andere antilichamen wordt belemmerd + lichaam kwetsbaar voor infecties wordt

SYMPTOMEN
o Botten worden zacht en calciumspiegels stijgen door vernietiging botweefsel

Behandeling door geneesmiddelen tegen kanker en bestralingstherapie

77
Q

Trombocytopenie

A
  • Vermindering van aantal bloedplaatjes in bloed
  • ONTSTAAN door
    o Virale infectie, bloedarmoede, leukemie, andere bloedaandoeningen, blootstelling
    aan röntgenstralen of straling, reactie op bepaalde medicijnen of onwijsbare reden
    (stijgen terug na enkele weken)

SYMPTOMEN
o Gemakkelijk blauwe plekken of bloedingen, bloedneuzen, bloeden in mond, bloed in
urine en zware menstruaties

Behandeling door behandeling van onderliggende oorzaak of chirurgische verwijdering
van de milt