H3: Van cellen naar orgaansystemen Flashcards
Voor- en nadelen van eencellige organismen
Voordelen:
- Eenvoudig en ongecompliceerd leven
- Halen grondstoffen en energie uit de vloeistof waarin ze baden, dumpen hierin hun afvalstoffen en planten zich voort door in tweeën te delen
Nadelen:
- Voor elke behoefte van leven volledig overgeleverd aan zijn omgeving
- Als vijver opdroogt, te hoog zoutgehalte heeft, te hoge T heeft of als voedsel opraak (sterft cel)
Voor- en nadelen van meercellige organismen
Voordelen:
- Voeren functies uit die geen enkele cel alleen kan uitvoeren
- Grotere omvang (om voeding op te nemen en niet opgegeten te worden)
- Externe omgeving kunne opzoeken of behouden om leven mogelijk te maken
Nadelen:
- Moet zich specialiseren om anderen te helpen en moet vertrouwen op de rest om hem te helpen
- Verbonden en afhankelijk leven
Weefsels
Groepen gespecialiseerde cellen die qua structuur vergelijkbaar zijn en gemeenschappelijke functies vervullen
Benoem de 4 types van weefsel
- Epitheel
- Bindweefsel
- Spierweefsel
- Zenuwweefsel
Epitheelweefsel
Weefsel dat bestaat uit cellagen die verschillende oppervlakken en lichaamsholten bekleden en bedekken
bv: huid, de binnenkant van de mond en bekleding binnenoppervlakken van spijsverteringsstelsel, longen, blaas, bloedvaten en tubuli van de nieren
Functies van epitheelweefsel
- Bedekken en bekleden van oppervlakten
- Bescherming: glad om wrijving te verminderen
- Transporteren van materialen: opnemen van water en voedingsstoffen via de darmen voor het bloed en afvalproducten afscheiden in de tubuli van de nieren
- Het vormen van klieren: klierepitheel
Klieren
Epitheelweefsels dat gespecialiseerd zijn om producten te synthetiseren en uit te scheiden
Benoem de 2 soorten klieren
- Exocriene klieren= scheiden producten af in een hol orgaan of kanaal (bv: zweetklieren)
- Endocriene klieren= scheiden hormonen af in de bloedbanen (bv: schildklier)
Soorten epitheelweefsels (geclassificeerd volgens de vorm van de cellen)
- Squamous epithelium (plaveisepitheel)
- Cuboidal epithelium (kubusvormig epitheel)
- Columnar epithelium (zuilvormig epitheel)
Squamous epithelium
- Bestaat uit één of meer lage afgeplatte cellen
–> Vormt buitenoppervlakte van de huid en bekleedt binnenoppervlakken van de bloedvaten, longen, mond, keel en vagina
Cuboidal epithelium
- Bestaat uit kubusvormige cellen
–> Vormt de niertubuli en bedekt de oppervlakken van de eierstokken
Columnar epithelium
- Bestaat uit hoge, rechthoekig (kolomvormige) cellen
–> Bekleed delen van het spijsverteringstelsel, bepaalde voortplantingsorganen en het strottenhoofd
Slijmbekercellen
Cellen in het kolomepitheel die een dikke vloeistof uitscheiden dat de weefsels smeert en bacteriën, virussen en irriterende deeltjes vasthoud
Soorten epitheelweefsels (geclassificeerd op basis van het aantal cellagen in het weefsel)
- Eenvoudig of simple epitheel: bestaat uit één laag en is zo dun dat moleculen er gemakkelijk doorheen kunnen
- Gestratificeerd epitheel: bestaat uit meerdere lagen, is dikker en biedt bescherming voor onderliggende cellen
Basismembraan
Ondersteunend niet-cellulaire laag die zich onder de cellen van het epitheelweefsel bevindt
–> verankert epitheelcellen aan het sterkere bindweefsel
–> Bestaat uit eiwitten die worden uitgescheiden door de epitheelcellen en hun onderliggende bindweefsellaag
Benoem de verschillende celverbindingen waarmee epitheelcellen met elkaar verbonden zijn.
- Tight junctions
- Adhesion junctions (spot desmosomen)
- Gap junctions
Tight junctions
Sluiten het plasmamembraan van aangrenzende cellen zo strak af dat er niets tussen de cellen kan passeren.
–> Belangrijk in epitheellagen die beweging van stoffen in en uit het lichaam regelen
(bv: in spijsverteringsstelsel of blaas)
Adhesion junctions
Eiwitfilamenten van adhesieverbindingen zorgen voor enige beweging tussen cellen zodat de weefsels kunnen uitrekken en buigen
–> losser van structuur
(bv: in de huid om vrij te kunnen bewegen)
Gap junctions
Vertegenwoordigen verbindingskanalen gemaakt van eiwitten die de beweging van ionen of water tussen aangrenzende cellen mogelijk maken
(bv: in hart, lever en sommige spierweefsels)
Bindweefsel
Weefsels die zachtere organen tegen de zwaartekracht in ondersteunen, lichaamsdelen met elkaar verbinden, vet opslaan en bloedcellen produceren
–> Bevat weinig levende cellen (maken bijna nooit contact met elkaar)
–> Grootste deel bestaat uit niet-levend extracellulair materiaal (=de matrix)
Onderscheid tussen vezelig en gespecialiseerd bindweefsel
De matrix
Niet-levend extracellulair materiaal waaruit bindweefsel voor het grootste deel bestaat.
–> gesynthetiseerd door bindweefselcellen en vrijgegeven in ruimte tussen deze cellen
–> Kracht van bindweefsel komt uit de matrix, niet uit de levende cellen zelf
Vezelig bindweefsel
Staat in voor de verbindingen tussen verschillende lichaamsdelen en zorgt voor kracht, ondersteuning en flexibiliteit
Uit wat bestaat vezelig bindweefsel
- Verschillende soorten vezels en cellen ingebed in een grondsubstantie bestaande uit water, polysachariden en eiwitten en varieert van gelachtige tot bijna rubberachtige substantie
Uit welke soorten vezels bestaat vezelig bindweefsel
- Collageen vezels: gemaakt uit eiwitten, geven kracht en zijn enigszins flexibel
- Elastische vezels: dunne opgerolde vezels, gemaakt uit eiwit elastine, kunnen uitrekken zonder te breken
- Reticulaire vezels: dunne collageenvezels die met elkaar verbonden zijn, niet altijd een element, intern structureel raamwerk voor sommige zachte organen (lever, milt, lymfeklieren)
Uit wat bestaat de grondsubstantie
Vetcellen (slaan vet op ) , mestcellen (betrokken bij immuunsysteem) , witte bloedcellen (betrokken bij immuunsysteem) en fibroblasten