H6 Flashcards
circumspicere/io
rondkijken
horrere
huiveren
invenire
vinden
oculus
oog
complere
vullen
accidit
(3e persoon) pr/pf van accidere
accidere
gebeuren
exspectare
afwachten, wachten op
parentes, es (mv)
ouders
parui
pf van parere
parere
gehoorzamen
reliqui
pf van relinquere
relinquere
verlaten, achterlaten
veni
pf van venire
venire
komen
mos, mortem
(de) dood
culpa
schuld
sustuli
pf van tollere
tollere
optillen
osculum
kus
dedi
pf van dare
dare
geven
adii
pf van adire
adire (adeo)
gaan naar
gladius
zwaard
quaerere
zoeken
vocare
roepen
esse (sum)
zijn
causa
oorzaak, reden
fugi
pf van fugere
fugere/io
vluchten
respondi
pf van respondere
respondere
antwoorden
nec
en niet, ook niet, maar niet
traxi
pf van trahere
trahere
trekken
vetui
pf van vetare
vetare
verbieden
amor, ores
liefde