h6 Flashcards
logic model
een schema die overzichtelij weergeeft hoe het prograama zal werken onder bepaalde vorwaarden, incl causlae verbanden tussen onderdelen
doelenhierarchie
tructuur aan te brengen, vooral op theoretisch niveau. Hoe hangen de verschillende begrippen met elkaar samen.
Concretiseren van de doelen en van de verbanden tussen verschillende doelen, in een schematische weergave
paradigma voor het onderscheiden van effecten
Een andere manier om met gebrek aan theoretische structuur om te gaan. Stel model op.
- Uitkomstvariabele is B (afhankelijke variabele)
- Interventievariabele is A (onafhankelijke variabele / interventie)
- - Meest simpele model van effecten: B = f(A)
formule van dunst B=f(i,s,g,k,o,x)
I= kenmerken van de vroeghulp, zoals intensiteit, startleeftijd S= kenmerken van sociaal netwerk
G= gezinskenmerken, zoals SES
K= kindkenmerken, zoals ernst van het probleem
O= overige variabelen, competentie van de hulpverlener X= interne bedreigingen van de validiteit
programma template
een uitbreiding van het logic model, zodanig dat een overzicht ontstaat van de inhoud van het programma en informatie die benodigd is voor de beoordeling van het programma en de bijbehorende bestuurs-beslissingen.
indices of change om verandering te meten
en uitbreiding van het logic model, zodanig dat een overzicht ontstaat van de inhoud van het programma en informatie die benodigd is voor de beoordeling van het programma en de bijbehorende bestuurs-beslissingen.
reliable change index
meten van verandering voor 1 persoon binnen een grote groep
goal attainmennt scalling GAS
Het schema, of de schaal ziet er als volgt uit:
In welke mate zijn de doelen bereikt?
+2: het doel is bereikt
+1: er is een (gedeeltelijke) verandering ‘in de richting’ van het doel
0: de feitelijke beginsituatie rondom een bepaald te bereiken doel
-1: er is een duidelijke achteruitgang ten opzichte van de beginsituatie -2: deslechtstmogelijkeachteruitgang
hoe verandering meten
index of change= 2 tijdstippen, ontwikkeling
- rate of developmental progress= ontwikkelingstempo bezwaar is linear ontwikkelingsverloop uitgaan
index of progress= 2 voormetingen , inetventie en 2 namentingen, kind irt standaardontwikkeling, kange en kortertermijn effecten zien
predicted post intervention developmental age score= voormeting, twee voorspellende meting zonder interventie, interventie meting en kijken of voorspellende mting overeenkomt met werkelijkheid
residual change scores= regressievergelijking, voorspelde score op basis van pre test, residuele score is verschile werkelijke en voorspelde score
gas score= individuele vooruitgang op specifieke doelen meten
quasi experimentele designs
- non-equivalent conrtol group design= bestaande groepen, voor en na meting, e en c groep vergeleken
- switching replication non eq……= zelfde maar dan beide groepen interventie aangeboden
- correlated design= bestaande groepen, e en c groep, voor en na meting, beide groepen herhaald gemeten
- cohort design= voor en na introducte programma gemeten, vergeleken van gorpem - time series design= voor tijdens en na meting van interventie, mtsd= nog controle groep die geen interventie heeft
- non equivalent depended variable design= 1 groep, 1 variabele gekken gebolg interventie. een andere variable als controle
- planned variation design= variaties op de interventies worden uitgevoerd= quasi experimenteel design, voor en nameting, rndomisatie of mathcing
- regression discontinuity design= personene tpegwezen op basis van cuutof score, drempel bedacht waaronder ov boven de interventie wel of niet plaatsviond, tekt lijn voor overzicht.
pre experimentele design en 2 voorbeelden
geen of secht 1 vergelijkingsbasis. zowel is voormetin of controle groep, geen randomissatie.
- case study, single studie, n=1 study= niet nomothetische method aar idiografische methode
- n=1 studie met binair doelgedrag= je vertootn wel of niet doelgedrag= pzd= aantal nulpunten tijdens interventeie delen door totaal anatal punten inde interventiefase keer 100%
- niet binar doelgedrag= kijkt naar meerdere dingen - one groep pretest poststest design= meten van groepseffecten
5 vragen bij analyse vna uitvakl die meten worden behandeld
- rate of atrittion= hoe groot is de uitval als percentage van het geheel?
- differential rate of atrittion= bij 2 groepen uitval perecntage berekenen
- main atrittiion effects= verschilt de onderzoeksgroep van de uitvaslgroep op belangrijke variablen?
- differetiona atrittion effets= zijn er voor verschillende subgroepen verschillende uitval aantalen?
- gelijkheid van de uiteindelijke groepen= verschillen de uiteindelijke groepenn dus na uitval wat betreft belangrijke kenmerken bij de voormeting?
oplossingen bij de verzameling, analyse en interpretatie van de data
- verzameling= mixed methods, parrel tracks en cross over tracks
- analyse= multivariaat toetsen
- missing data
- gebrek aan randomisatie= covariante analyse,growth modeling, multipule regreeianalyse, tructural equation modeling
- boosttrap proecdures
- power verhogen
- verwachring als alles goed verloopt
interpreatie van data= effectniveau bekijke
niveau voor effectiviteit
niveau 1= meta analyse en zuiver experimentele designs
niveau2 = zuiver experimenteel design
niveau 3a= quasi experimenteel design
niveau 3b= quasi experimenteel design
niveau 3c= pres experimentele design
niveau 4= case studies, post-test of pretest-posttest studies, pre experimentele designs
oplossingen rapoortage effectonderzoek
geef details over interventie
geef details over alle groepen
vermeld prexies hoe interventies zijn uitgevoerd
houd rekenng met vertallde instrumenten
vermeld niveau van interventie
doel effectonderzoek
verbeteren van interventiesprogrammsa en of helpen bij het nemen van beslissingen over deze programmas
2 type contextuele factoren
ancedente= deze zijn er vanaf begin=eigenschappen
medierende factoren= verschijnenen wanneer het prograam word uitgevoerd= bv personele veranderingen, nieuwe wetten etc