H5 - mechanismen van motivatie en emotie Flashcards

1
Q

motivatie

A

het geheel aan innerlijke en externe factoren waardoor een individu zich op een bepaald moment op een bepaalde manier gedraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

drive

A

motivationele toestand die aanzet tot gedrag gericht op het verkrijgen van een incentive (broodje)
-> hoe sterker de drive, hoe sneller de incentive aantrekkelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

centrale drijfveer (drive) theorie

A

allemaal losse sets zenuwcellen in je hersenen, voor verschillende drives

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hypothalamus

A

centraal punt van veel drive systems

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hypofyse

A

hormonen worden aangestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

regulierende drives, op zoek naar evenwicht

A

honger, dorst, ademen -> eerste levensbehoeften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

niet-regulerende drives, de omgeving heeft veel invloed

A
  • veiligheid drives -> angst, woede, slapen, vluchten
  • reproductiedrives -> geslachtsdrift, verzorgingsdrift, seksuele jaloezie
  • sociale drives -> vriendschap, acceptatie
  • educatieve drives -> spelen, ontdekken, nieuwsgierigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

homeostase

A

intern systeem dat ervoor zorgt dat stofjes binnen bepaalde grenzen blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

arcuate nucleus

A

centrum van honger regulering in de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leptine

A

zorgt voor reserves (hormoon dat een rol speelt bij verzadigingsgevoel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

REM slaap

A

rapid eye movement -> heftigste dromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

preservation and protection theory

A

als je slaapt ben je op een veilige plek en je bewaart energie. hoeveel je eet en hoe groot je bent hangt af van hoeveel je slaapt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emoties

A

een subjectief gevoel jegens een “object” (iemand, iemands gedrag, slangen, oorlog)
-> heeft een adaptieve functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

discrete-emotion theorie

A

gezichtsuitdrukking hangt samen met je emotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

affect

A

gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gezond verstand

A

stimulus (beer) -> perceptive (interpretatie: gevaar) -> emotie (angst) -> arousel (hartkloppingen)

17
Q

james - perifere ( aan de buitenkant) feedback theorie

A

stimulus (beer) -> perceptie (interpretatie: gevaar) -> arousal/lichamelijke reactie (hartkloppingen) -> emotie (angst)

18
Q

schachter - cognitie-plus-feedback theorie

A

intensiteit van het emotionele gevoel hangt af van de reactie van het lichaam, maar het type emotie, hangt af van iemands cognitieve beoordeling van de externe stimulus of situatie

19
Q

arousal

A

meetbare fysiologische (lichamelijke) reacties die het lichaam voorbereid op energie-eisende reactie, zoals vluchten of vechten (je wilt deze emoties voelen)

20
Q

Ekman’s theorie over gezichtsfeedback emoties (sluit aan bij James)

A

de rol van facial-expression om het voelen van emoties.
voel je je gelukkiger als je lacht?
niet alleen je emoties uiten, maar ook voor het aanmoedigen van gevoelens

21
Q
A