H10 - redeneren en intelligentie Flashcards
redeneren
processen (herinneringen gebruiken om goed te kunnen reageren)
intelligentie
capaciteit om te redeneren
dual processing theories
verklaring van hoe gedachten op twee verschillende manieren kunnen ontstaan
.
inductie
een nieuw principe afleiden uit observaties of feiten die als aanwijzingen gelden (zwanen)
availability bias
vertekening, kijken naar wat makkelijk beschikbaar is (vliegtuig crasht vaak in de media, dus mijne gaat ook crashen)
confirmation bias
je wil graag bevestiging voor je theorie, ipv het zoeken naar een uitzondering
predictable world bias
mensen willen graag voorspelbaarheid (hij moet nu wel op 6 komen, na 30x gooien)
syllogisme
sluitrede, is in de logica een redenering, die bestaat uit drie proposities:
- majorpremissen, een minorpremisse en een conclusie
deductie
het afleiden van logische consequenties die waar moeten zijn, als bepaalde premissen (basisaannames) waar zijn (socrates zijn sterfelijk)
Galton (IQ)
mentale snelheid en zintuigelijke scherpte (aangeboren)
binet (IQ)
hogere orde-vaardigheden, los van elkaar verbonden
Wechsler (IQ)
IQ-test, 4 subtests (meest gebruikt)
spearman (IQ)
G - general intelligence (als je in het ene goed bent, scoor je op een andere test waarschijnlijk ook hoog)
cattell (IQ)
G bestaat uit 2 soorten intelligentie
1. fluid (iets nieuws snel inzien)
2. crystallized (iets wat je al weet)