H3 - de genetische en evolutionaire basis van gedrag Flashcards
adaptie
aanpassing
leren (adaptie)
adaptie van het individu -> snel
evolutie (adaptie)
adaptie van de soort aan de omgeving -> langzaam door variatie en natuurlijke selectie
evolutionaire psychologie (weer een paradigma-> objectivistisch en positivistisch)
- gedragssystemen worden mede bepaald door genen en ontstaan in evolutie
- gedrag ontstaat door wisselwerking genen met omgeving
- zowel biologische structuur als gedrag adapteert
genetische variatie
klonen: genetisch identiek nageslacht, maar natuur creëert liever genetisch verschillend nageslacht want daardoor is er meer overlevingskans
genen
eenheid van erfelijk materiaal
- componenten van extra lange moleculen van DNA
- beïnvloeden productie van eiwitmoleculen
- ontwikkeling motorische, zintuigelijke systemen en zenuwstelsel
genen hebben dus INDIRECT invloed op gedrag
genotype
geërfde genen
fenotype
genotype + invloeden van buitenaf
natuurlijke selectie GENEN (Darwin)
hergroeperen van genen bij seksuele reproductie en door mutaties (aanpassing genotype/kunstmatig fokken)
naturalistic fallacy (Darwin)
natuur is niet goed of fout, moraal is een uitvinding van de mens
deterministic fallacy (Darwin)
idee dat weinig dingen worden bepaald door onze keuzes
functionalisme (Darwin)
gedrag verklaren door te kijken wat het oplevert voor het individu, alles heeft een bepaalde functie
distal verklaring (Darwin)
gedrag heeft een evolutionair doel. bv: zoet smaakt goed want vroeger waren zoete dingen zoals besjes vaak goed rijp -> nodig voor evolutie
proximate verklaring (Darwin)
op basis van mechanisme, aanwezige condities
bv: Een vogel zingt in de lente omdat langere dagen (meer licht) hormonale veranderingen veroorzaken, die de zangdrang stimuleren.
Dit verklaart hoe het gedrag wordt veroorzaakt, niet waarom het evolutionair nuttig is
vestigal/rudimentaire kenmerken (Darwin)
dingen die we nogsteeds hebben, maar inmiddels niet meer nuttig zijn (blinde darm)
species typical behaviors
welk gedrag is typerend voor een diersoort (of mens?)
biologische voorbereidheid
- de mens is biologisch voorbereid om te lopen (structuur/vorm van lichaam/botten)
-> let op: honden kunnen wel op 2 benen lopen maar zijn niet “gebouwd” om dat te doen
6 basisemoties (ook voor blinden, dus niet aangeleerd)
- vreugde
- verdriet
- angst
- afschuw
- boosheid
- verrassing
homologie
gelijk door gelijke voorouders (skeletten in zoogdieren komen vaak overeen)
analogie
gelijk door gelijke functies (denk aan vleugels, vlinders en vleermuizen vleugels als voorbeeld) -> distel verklaring!
sociobiologie
de tak van biologie die zich bezighoudt met onderzoek naar de evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren, inclusief de mens
monogamie
tussen mannetje en vrouwtje
polygynie
1 mannetje en meerdere vrouwtjes
polyandrie
1 vrouwtje en meerdere mannetjes, zeepaardje