H4 Tweede Wereldoorlog Flashcards
NSDAP
Nationaal socialistische Arbeiderspartij (van Hitler)
Fascisme
Een autoritaire ideologie die een sterke staat en leider verheerlijkt.
Nationaalsocialisme
Combineert fascistische ideeën met racisme, met name antisemitisme.
Totalitair
Een regime dat streeft naar totale controle over het leven van mensen.
Extreemrechts
Een politieke stroming die onder andere nationalisme en autoritarisme promoot.
Führer
De titel van Hitler als leider van nazi-Duitsland.
Nazis
Leden van de Nationaalsocialistische partij.
Lebensraum
Het idee dat Duitse expansie gerechtvaardigd was voor meer leefruimte.
Rassenleer
Een theorie die raciale superioriteit verdedigt.
Arische
Een ras dat door de nazi’s als superieur werd beschouwd.
Machtsovername
De machtsovername in Duitsland toen Hitler in 1933 kanselier werd.
Gestapo
De geheime staatspolitie van de nazi’s.
SS
Een elite-organisatie van de nazi’s, verantwoordelijk voor veiligheid en massamoorden.
Concentratiekamp
Een kamp voor gevangenen, vaak met dwangarbeid.
Gelijkschakeling
Het proces waarbij organisaties en burgers onder controle van de nazi’s werden gebracht.
Hitlerjugend
Een jeugdorganisatie om kinderen te indoctrineren met nazi-ideologie.
Bund Deutsche Mädel
Een meisjesorganisatie binnen de nazi-jeugdbeweging.
Führerprincipe
Het principe van absolute gehoorzaamheid aan de leider.
Antisemitisme
Haat en discriminatie tegen Joden.
Rassenwetten
Discriminerende regels die Joden in Duitsland beperkingen oplegden.
Kristallnacht
Een gewelddadige aanval op Joodse eigendommen en synagogen.
Heims ins Reich
De nazi-propaganda om Duitsers buiten Duitsland terug te halen.
Appeasementpolitiek
De poging van Groot-Brittannië en Frankrijk om oorlog te voorkomen door concessies te doen.
Conferentie van Munchen
De conferentie in 1938 waarin de annexatie van Sudetenland werd toegestaan.