Eerste Wereldoorlog H2 Flashcards
Industrialisatie
Het ontstaan van fabrieken en een consumptiemaatschappij
Consumptiemaatschappij
Een maatschappij waarin producten in allerlei winkels verkocht kunnen worden
nationalisme
sterke liefde voor het eigen volk, het verlangen naar een eigen staat en het streven om de eigen staat sterker te maken
militarisme
verheerlijking van alles wat met het leger en oorlog te maken heeft
modern imperialisme
de Europese machtsuitbreiding van Azië en Afrika vanaf 1870 waardoor grote koloniale rijken ontstonden
wapenwedloop
strijd om het sterkste bewapend te worden
vijandbeelden
negatieve beelden over andere volkeren
Bondgenootschappen
landen die militair samenwerken.
Centralen
Duitsland, Oostenrijk en hun bondgenoten.
Geallieerden
bondgenoten in de Eerste en Tweede Wereldoorlog: Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland/de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten en bondgenoten.
Gavrillo Princip
een Servische nationalist. In 1914 doodde hij de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand
Frans Ferdinand
was de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije.
Schlieffenplan
Duits oorlogsplan in 1914 om eerst vanuit België Frankrijk binnen te vallen, Frankrijk binnen zes weken te verslaan en daarna met Rusland af te rekenen.
Loopgraaf
gang in de grond waarin militairen beschermd zijn tegen de vijand.
onbeperkte duikbotenoorlog
Duitse oorlogvoering op zee vanaf 1917 waarbij onderzeeërs alle vijandelijke schepen, ook vrachtschepen en passagiersschepen, tot zinken brachten.
Russische revolutie
revolutie waardoor de regering van de tsaar (keizer) vervangen werd door een communistische regering.
wapenstilstand
een afspraak om te stoppen met vechten.
censuur
toezicht op de media
propaganda
het eenzijdig verspreiden van bepaalde ideeën.
Totale oorlog
een oorlog waaraan de hele maatschappij meedoet.
herstelbetalingen
Vrede van Versailles
vredesverdrag tussen de geallieerden en Duitsland waarmee in 1919 de Eerste Wereldoorlog officieel eindigde.
Demilitarisatie:
het verminderen van het aantal wapens, militairen en andere militaire zaken.
Volkenbond
volkerenorganisatie die in 1919 werd opgericht.
Republiek van Weimar
naam van het democratische Duitsland van 1919 tot 1933.
dolkstootlegende
het verhaal dat Duitsland de oorlog had verloren door verraad van de democraten.
inflatie
het minder waard worden van geld
nationaalsocialisme
zeer nationalistische, antidemocratische, militaristische en racistische beweging
fascisme
zeer nationalistische, antidemocratische en militaristische beweging.
staatsgreep
een plotselinge, gewelddadige verovering van de regeringsmacht
Dawesplan
een plan om Duitsland met Amerikaanse leningen te helpen. Met de leningen kon Duitsland de economie op de been helpen en herstelbetalingen doen.
Beurskrach
sterke en snelle daling van de aandelenkoersen op de beurs.
Economische crisis
slechte toestand van de economie.
extreemlinks
voor het gebruik van geweld en revolutie om politieke doelen te bereiken
Communisme
revolutionair socialisme volgens de opvattingen van Lenin.
Rode Leger
Leger van de communisten
geheime politie
Politie maar dan geheim
terreur
Mensen angst aan jagen
Sovjet-Unie
Communistisch Rusland
totalitaire staat
een land waarin afwijkende meningen niet zijn toegestaan en de burgers altijd in de gaten worden gehouden.
Planeconomie
economie waarin de staat vooraf bepaalt wat er geproduceerd moet worden.
Vijfjarenplan
plan waarin staat wat er in vijf jaar geproduceerd moet worden.
Collectivisatie
het in gemeenschappelijk bezit brengen van land, vee en werktuigen.
Dwangarbeider
persoon die onder dreiging van straf werk tegen zijn wil doet.
stalinisme
extreem onderdrukkende vorm van communisme.
Persoonsverheerlijking
het overdreven prijzen van iemand. Stalin werd als een soort god vereerd. Overal hingen zijn portretten en stonden zijn standbeelden
Indoctrinatie
het systematisch opdringen van ideeën, via censuur en propaganda. Door de censuur kon er niets negatiefs over de Sovjet-Unie worden geschreven. De propaganda toonde de Sovjet-Unie als een land van gelukkige arbeiders en boeren.
Showproces
rechtszaak die voor de schijn wordt gehouden en waarvan de uitslag van tevoren al vaststaat.
Zuiveringen
het wegwerken van mensen die onbetrouwbaar worden gevonden.