H4. Sociale percepties hoe we andere mensen begrijpen Flashcards

1
Q

Sociale perceptie

A

De manier waarop we ons een nadruk vormen van en conclusies trekken over andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Non-verbale communicatie

A

Manier waarop mensen opzettelijk of onopzettelijk communiceren zonder woorden non-verbale signalen zijn onder meer gelaatsuitdrukkingen, stemgeluid, gebaren, lichaamshouding en
-beweging, aanraking en oogcontact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spiegelneuronen

A

Neuronen die reageren als wiJ zelf een bepaalde handeling verrichten en als we een ander deze handeling zien verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Coderen

A

Uitdrukken of voortbrengen van non-verbaal gedrag zoals glimlachen of iemand op de rug kloppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Decoderen

A

Interpreteren van de betekenis van non-verbaal gedrag van andere mensen, zoals de conclusie dat een klopje op de rug een uitdrukking van minachting is, en niet van vriendelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vermenging van affect

A

Een gelaatsuitdrukking waarin een deel van het gezicht de ene
emotie uitdrukt, terwijl een ander deel van het, gezicht een andere
emotie uitdrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Manifestatieregels

A

Cultureel bepaalde regels over welke non-verbale gedragingen
gepast zijn om te laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emblemen

A

Non-verbale gebaren met een duidelijk omschrven definitie binnen
een bepaalde cultuur, meestal met een rechtstreeks verbaal equivalent zoals de opgeheven duim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

thin-slicing

A

Betekenisvolle conclusies trekken over iemands persoonlijkheid op
grond van extreem kortdurende uitingen van diens gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primacy effect

A

Als het aankomt op het vormen van een Indruk, beïnvloeden de eerste
indrukken die we van anderen kriJgen hoe we informatie interpreteren die we later krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Belief perseverance:

A

De neiging vastte houden aan een oorspronkelijk oordeel, zelfs
wanneer we geconfronteerd worden met informatie die ons tot heroverweging zou moeten aanzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Attributietheorie

A

Beschrijving van de manier waarop mensen de oorzaken van hun
eigen en andermans gedrag verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interne attributie

A

Gevolgtrekkrng dat iemand zich op een bepaalde manier gedraagt
als gevolg van de persoon zelf, zoals attitude, karakter of persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Externe attributie

A

Gevolgtrekking dat iemand zich op een bepaalde manier gedraag als gevolg van de situatie waarin diegene zich bevindt: de aanname is dat de meeste mensen op dezelfde manier op zo’n situatie zouden reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

covariatiemodel

A

Theorie die stelt dat om een attributie Ie kunnen maken over de oorzaak van iemands gedrag, we systematisch kijken naar het patroon tussen de aan-of afwezigheid van mogelijke causale factoren en het al dan niet optreden van het gedrag,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lnformatie over consensus

A

informatie over de mate waarin anderen zich of dezelfde manier als de betrokkene zelf gedragen ten opzichte van een bepaalde stimulus

17
Q

Informatie over onderscheidend vermogen

A

Informatie over de mate waarin de betrokkene zich op dezelfde manier gedraagt ten opzichte van verschillende stimuli

18
Q

Informatie over consistentie

A

Informatie over de mate waarin het gedrag tussen een betrokkene en één stimulus hetzelfde is onder verschillende omstandigheden en over tijd

19
Q

Fundamentele attributiefout

A

Neiging om de mate waarin iemands gedrag wordt veroorzaakt door interne, dispositionele factoren te overschatten en de rol van externe,
situationele factoren te onderschatten

20
Q

perceptuele saillantie

A

Het ogenschijnlijke belang van de informatie waarop mensen hun
aandacht gericht hebben

21
Q

Tweeledig proces van attributie

A

Het analyseren van andermans gedrag door eerst een automatische interne attributie te maken en dan pas na te denken over mogelijk
situationele oorzaken van het gedrag, op basis waarvan de oorspronkelijke interne attributie eventueel kan worden aangepast

22
Q

zelfdienende attributie

A

Verklaringen van eigen successen toeschrijven aan interne, dispositionele factoren en verklaringen van eigen mislukkingen toeschrijven aan externe, situationele factoren

23
Q

Geloof in een rechtvaardige wereld

A

De aanname dat mensen krijgen wat ze verdienen en verdienen wat ze krijgen. Slechte mensen overkomen nare dingen, goede mensen overkomen goede dingen,

24
Q

‘blinde vlek’-bias

A

De neiging om te denken dat andere mensen ontvankelijker zijn voor attributionele fouten dan wijzelf