H3 Zinnen C Flashcards
1
Q
Gaan we deze winkel in?
A
On va dans ce magasin?
2
Q
Goed idee! Wil je iets kopen?
A
Bonne idée! Tu veux acheter quelque chose?
3
Q
Ja, ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.
A
Oui, je voudrais acheter un vouceau jean.
4
Q
Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek?
A
Comment tu trouves ce jean blue?
5
Q
Hij is niet slecht. Wat kost hij?
A
Il est pas mal. Il coute cobien?
6
Q
Hij kost (maar) dertig euro.
A
Il coute trente euros (seulement)
7
Q
Dat is niet duur.
A
Ce n’est pas cher.
8
Q
Ik ga hem passen.
A
Je vais l’essayer.
9
Q
Welke maat heb je?
A
Tu fais quelle taille?
10
Q
Ik heb S of M.
A
Je fais du S ou du M
11
Q
Hier is een M.
A
Voilà, un M.
12
Q
Jammer, hij is te groot.
A
Dommage, il est trop grand.