H3 Diabetes mellitus Flashcards

1
Q

Wat kan er aan de hoeveelheid C-peptide in de urine afgeleid worden?

A

Het C-peptide (dat overblijft na vorming van insuline) wordt uitgescheiden via de nier. Het is een indicator van de hoeveelheid insuline die nog door de eigen B-cellen wordt gemaakt (endogene productie). Er wordt evenveel molair C-peptide als insuline gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke baan volgt insuline doorheen het lichaam?

A

Insuline wordt geproduceerd door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. Dit komt rechtstreeks in het bloed terecht en passeert de lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek het verloop van insulineconcentratie doorheen het lichaam

A

Na afgifte van het insuline aan het bloed wordt 50% geïnactiveerd in de lever
De insulineconcentratie in de vena porta is aanzienlijk hoger dan in de periferen circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cellen die insuline-receptoren (grote eiwitmoleculen die op een specifieke manier doorheen het membraan steken) bevatten

A

Door binding van insuline extracellulair wordt een signaal doorgegeven naar intracellulair

?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De rechtstreekse anabole effecten van insuline

! betroken cellen & processen

A

p44

Algemeen: opbouw van functionerende eiwitten & bevorderen aanleg energievoorraden

  • Levercel
    1) vormen van glycogeen/remmen van glycogeenafbraak
    2) vormen van triglyceriden uit glucose
    3) remmen van gluconeagenese uit aminozuren
  • Spiercel
    1) vormen van glycogeen/ remmen glycogeenafbraak
  • Vetcel
    1) vormen van actief glycerol uit glycose
    2) aanbrengen van lipoproteïnelipase aan het binnenoppervlak van de vetweefselcapillairen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ketogenese

A

De afbraak van lichaamssuikers kan niet meer voldoende energie leveren aan het lichaam.
Oorzaak: te weinig koolhydraten in het bloed. te lage glycogeenvoorraad in de lever
Gevolg: Vetverbranding: verbruik van vetzuren en ketonen. Vorming van glucose

= bij sterke gluconeogenese kunnen de vetzuren in de lever niet volledig worden verbrand en ontstaan ketonlichamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een verhoogde ketogenese bij onbehandelde diabetespatiënten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 belangrijkste vormen van diabetes

-welke type komt het meest voor?
-Welk type is het meest erfelijk
-welk type wordt het snelst ontdekt, hoe kan dit?

A

type 1: meest erfelijk
type 2: stijgend, meest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Minder vaak voorkomende types van diabetes? (& omschrijven)

A

Zwangerschapsdiabetes
MODY
LADA
MIDD

Genetische veranderingen
endocriene pancreasaandoeningen
exocriene pancreasaandoeningen
overproductie van insuline-antagonischtische hormonen
Geneesmiddelengebruik
Erfelijke syndromen (comorbiditeit
Zeldzame aandoeningen (afwijkingen aan de insulinereceptoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

OGTT

A

orale glucosetolerantietest: verminderde glucosetolerantie test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Criteria voor diabetes mellitus in het capillair bloed

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Andere oorzaken van glucoserie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil tss type 1 & 2 ifv periode tussen diagnoses & complicaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschil type 1 & 2 ifv achterliggend effect van te hoge bloedglucosewaarden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschillende groepen van chronische laattijdige complicaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontstaan van chronische, laattijdige complicaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Insuline-resistentie syndroom

& de relatie met dyslipidemie & diabetes

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dyslipidemie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

micro-albuminerie

Uitleg + oorzaak

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke factoren zorgen voor een abnormaal bloedlipidenpatroon

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

polyolroute van glucose

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

problemen bij de polyolroute van glucose

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

micro-angiopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

macro-angiopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

non-enzymatische glycosylering van eiwitten

Hoe aantonen & meten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschillen wel & gn behandeling ifv acute complicaties

16
Q

Acute complicaties bij een onbehandelde type 1

17
Q

Acute complicaties bij een mislopende behandeling type 1

18
Q

keto-acidose

18
Q

Verklaar: keto-acidose: versterkte ademhaling / kussmaulademen

19
Q

Verklaar: keto-acidose: uidroging

20
Q

Verklaar: keto-acidose: dorst

21
Q

Opvallende verschijnselen keto-acidose

21
Q

4 onderzoeken die jaarlijks uitgevoerd worden bij diabetes patiënten

+ achterliggende reden

21
Q

hypoglemische ontregeling

+verschijnselen

21
Q

adrenerge verschijnselen

22
Q

neuroglycopenische verschijnselen

23
Q

de eerste waarschuwingsverschijnselen bij een hypoglycemie

24
Q

waarom komt hypglycemie vaker voor bij een scherpe instelling

24
Q

glucose-contraregulatie

25
Q

4 hormonen van de contraregulatie benoemen

26
Q

Traag werkende hormonen (gluco-contraregulatie)

26
Q

Snel werkende hormonen (gluco-contraregulatie)

27
Q

Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd?

27
Q

Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd?

Wat verandert er

28
Q

Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd?

Gevolgen

28
Q

Waarom zal de contraregulatie bij type 1 gebrekkig verlopen na tijd?

Hoe zal de behandeling aangepast worden

29
Q

3 algemene oorzaken die leiden tot hypoglycemie

29
Q

3 praktische omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor een hypoglycemie bij behandeling

30
Q

2 kenmerken van een beginnen hypoglycemie

31
Q

Maatregelen bij een opkomende hypoglycemie

32
Q

Somoyogi effect

Verschillende oorzaken

33
Q

Dawn fenomeen

Verschillende oorzaken

34
Q

Maatregelen ter preventie van hyperglycemie

35
Q

wanneer moet het bloedglucosepeil gemeten worden?

36
Q

Welke 2 meetmethoden/bepalingen zijn geschikt om inzicht te geven op de gemiddelde bloedglucose-concentratie over een langere periode

+ het praktische verschil

37
Q

richtcriteria HbA1c volwassenen

38
Q

richtcriteria HbA1c kinderen

39
Q

Verschillende toedieningsvormen

40
Q

Verschillende soorten insuline

41
Q

Verschillende soorten medicatie (bloedglucoseverlagend)

+ werking

42
Q

MODY

A

Maturity-Onset Diabetes of the Young

relatief frequente en bijzondere vorm van diabetes type 2 op jonge leeftijd.

autosomaal dominanat

43
Q

LADA

A

latent auto-immune diabetes of adults

traag evoluerende vorm van type 1.
insuline producerende cellen worden vernietigd.