H2 Theories and Treatment of Abnormality Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie algemene benaderingen voor het begrijpen van psychologische stoornissen? Wat houden deze in?

A

1 sociocultural approach: Stoornissen als resultaat van omgevingscondities en culturele normen.
2 Biological approach: Stoornissen als resultaat van abnormale genetica of neurobiologische disfunctie.
3 psychological approach: stoornissen als resultaat van gedachten processen, persoonlijkheidsstijlen en conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welk aspect verschilde de sociocultural- en biological approach van elkaar een decennia geleden? Is dat nu nog steeds zo?

A

sociocultural zag stoornissen meer als een continuum. Biological meer als een absolute grens. Je hebt het wel of niet. Echter heeft de biological approach tegenwoordig het continuum idee omarmt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van een THEORIE?

A

Een set ideeen die een framewerk vormen. Hiermee kun je vragen stellen over het fenomeen en informatie verzamelen over het fenomeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het dilemma over wat het meeste invloed heeft tussen genetische factoren en socioculturele en psychologische factoren wordt ook wel het ….. dilemma genoemd

A

nature-nurture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt verstaan onder de BIOPSYCHOSOCIAL APPROACH?

A

De benadering die ervan uit gaat dat de combinatie van de drie algemene benaderingen (biological, sociocultural en psychological) samen resulteren voor psychologische symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het specifieke gen DISC1 vergroot de kans op het ontwikkelen van welke stoornis?

A

schizofrenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risico factoren voor meerdere type psychologische problemen worden ook wel …. genoemd. Wat is hier een voorbeeld van?

A

transdiagnostic risk factors. Ernstige stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geeft het DIATHESIS-STRESS MODEL weer?

A

Het diathesis-stress model suggereert dat een bestaande diathese (aanleg) plus een trigger een stoornis kan genereren. figuur 1 P25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het brein kan opgedeeld worden in 3 delen. Welke vier zijn dit? En welke belangrijke hersenstructuren bevinden zich hier?

A

Forebrain: Thalamus, Hypothalamus, Pituitary gland, Limbic system, Cerebrum,
Cerebral Cortex: (frontal, parietal, occipital, en temporal lobe.)

Midbrain: Superior and inferior colliculus, substantia nigra.

Hindbrain: Medulla, Pons, reticular formation, cerebellum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de belangrijkste functies het Hindbrain (Cerebellum, Pons, Reticular formation en medulla)

A

Cerebellum: balans en controle over bewegingen
Pons: betrokken bij slaap en opwinding
Reticular formation: gerelateerd aan slaap, opwinding en aandacht.
Medulla: verantwoordelijk voor reguleren van onbewuste functies zoals adem circulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de belangrijkste functies van het forebrain exclusief cerebral cortex en limbic system. (Thalamus, Hypothalamus en pituitary gland)

A

Thalamus: uitzendstation voor de cortex. Reguleert signalen van en naar de cortex
Hypothalamus: reguleert basis behoefte: zoals; honger, dorst en slaap.
Pituitary gland: Meester gland. reguleert de hormoon huishouding door andere klieren aan te sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het CORPUS CALLOSUM?

A

Brug tussen linker en rechter cerebrale hemisfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van het SPINAL CORD?

A

Verantwoordelijk voor communicatie tussen het brein het de rest van het lichaam en zo betrokken bij simpele reflexen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke belangrijke functies bevinden zich in de vier lobben van cerebrale cortex?

A

1 Frontal lobe: Motor cortex
2 Parietal lobe: Sensory cortex
3 Occipital lobe: visual cortex
4 Temporal lobe: auditory cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem de de structuren van het Limbische systeem en de functies van: de amygdala en hippocampus.

A

Fornix
Cingulate cortex
Septum
Amygdala: Kritiek in het reguleren van emoties zoals angst
Hippocampus: Speelt een belangrijke rol bij het geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is DEGRADATION?

A

Een proces waarbij een ontvangende neuron enzymen vrijlaat in de synaps die neurotransmitter opbreekt in andere biochemicaliën. Dit reguleert de hoeveelheid neurotransmitters dat wordt opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef het hormonale proces weer bij een stress situatie startend bij de hypothalamus.

A

hypothalamus reageert op stress door corticotropin (CRF) af te geven aan de hypofyse.—->hypofyse maakt adrenocorticotrophic hormoon aan (ACTH) en stuurt dit naar adrenal glands en andere organen—> adrenal glands en andere organen maken 30 andere hormonen aan die lichamelijke veranderingen te weeg brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de HYPOTHALAMICPITUITARY-ADRENAL AXIS? (HPA axis)?

A

hormoon systeem tussen hypothalamus, pituitary gland en adrenal glands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Benoem de belangrijkste structuren van het endocrine systeem.

A
Hypothalamus
Pituitary gland
thyroid gland
parathyroid gland
pancreas
adrenal gland
ovary (Female)
Testis (Male)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is BEHAVIORAL GENETICS?

A

De studie naar de invloed van genen op gedrag en abnormaliteit.

21
Q

Wat wordt bedoeld met een POLYGENIC proces?

A

multi-gene. Wanneer een kritieke waarde van een aantal genen bij elkaar komt, komt het gen tot uiting in bijvoorbeeld een abnormaliteit.

22
Q

Op welke drie manieren interageren genen en de omgeving met elkaar?

A

1 genetische factoren kunnen de soort omgevingskeuze beinvloeden. Die vervolgens onze genetische persoonlijkheid en interesses versterken.

2 De omgeving kan dienen als een versterker voor genetische neigingen.

3 EPIGENETICS: omgevingscondities kunnen de expressie van genen beinvloeden. Of terwijl de omgeving kan genen aan of uit zetten.

23
Q

Welke vormen van medicatie therapie worden er beschreven in het boek? Welk doel heeft elk type medicatie?

A

Antipsychotic: tegen psychoses (hallucinaties voornamelijk) typical en atypical medicatie. atypical nieuwe generatie en heeft minder bijwerkingen.

Antidepressant: Helpt tegen stemmingsproblemen, maar ook angst en OCD. Meest gebruikt zijn SSRI’s.

Lithium: reduceert symptomen van Manie. Wordt gebruikt bij bipolar disorder.

Antianxiety: Eerst barbiturates, maar levensgevaarlijke ontwenningsverschijnselen. Benzodiazepines worden hedendaags voorgeschreven.

24
Q

Welke brein stimulatie technieken worden er in het boek beschreven?

A

Electroconvulsive therapy (ECT): reeks behandelingen waarbij d.m.v. elektriciteit kleine herseninfarctjes worden aangericht.

nieuwere methoden focussen zich meer plaatselijk en hebben minder bijwerkingen.

vroeger werd vooral PSYCHOSURGERY toegepast. Het bewust vernietigen van bepaalde hersenstructuren. Dit wordt nog zelden toegepast. Het grootste nadeel hiervan is dat we van veel stoornissen nog niet weten welk brein deel het veroorzaakt.

25
Q

Welke bedenkingen zijn er binnen de wetenschap over het gebruik van medicatie bij het behandelen van psychische stoornissen?

A

1 niet iedereen reageert op de medicatie.
2 voor sommige stoornissen werken andere therapieen beter.
3 medicatie onderdrukt het probleem meestal, maar lost het vaak niet op.

26
Q

Volgens Albert Bandura’s social learning theory leren mensen ook gedrag door te kijken naar andere mensen. Welke twee vormen onderscheid hij in zijn theorie?

A

Modeling: imiteren van gedrag van voor hen belangrijke mensen.

Observational learning: observeert de beloning of straf die een persoon ontvangt na het uitvoeren van bepaald gedrag. Aan de hand van deze observatie leert de persoon wat de uitkomst van het gedrag zal zijn.

27
Q

Aversion therapy, systematic desensitization en flooding zijn soorten technieken die worden gebruikt bij behavioral therapy. Wat houden deze technieken in?

A

Aversion therapy: maakt de situatie of stimulus niet langer een reinforcer.

systematic desensitization: relaxatie technieken gecombineerd ben blootstelling aan gevreesde situatie/stimulus. Vaak ook gecombineerd met modeling.

Flooding: Blootstelling aan gevreesde situatie of stimulus en ontwijkend gedrag voorkomen.

28
Q

Wat zijn volgens de wetenschap de drie limitaties van de behavioral approach?

A

1 Niet alle stoornissen kunnen verklaard worden verklaard vanuit dit perspectief zoals schizofrenie.
2 Veel bewijzen voor deze benadering zijn gevonden in een experimentele setting. De werkelijke wereld is echter complexer.
3 Ze erkennen de vrije wil niet binnen mensen hun gedrag.

29
Q

Wat wordt binnen de cognitieve benadering gezien als CAUSAL ATTRIBUTION?

A

Nadat iets gebeurd is vragen wij ons af waarom het gebeurd is. Het antwoord op deze vraag is causal attribution.

30
Q

Wat wordt binnen de cognitieve

A
31
Q

Wat zijn de drie hoofddoelen van cognitieve therapie?

A

1 identificeren van irrationele en niet helpende gedachten.
2 Leren deze gedachten uit te dagen en alternatieve gedachten leren formuleren.
3 aanmoedigen om hun ergste scenario onder ogen te komen en coping mechanismes aanleren.

32
Q

Wat is de belangrijkste limitatie van Cognitive therapies?

A

Het is lastig om te zeggen of irrationele gedachten voortkomen uit de stoornis of dat de gedachten de oorzaak zijn van de stoornis.

33
Q

Wat wordt bij psychoanalysis bedoeld met CATHARSIS?

A

De vrijlating van emoties verbonden aan verontrustende herinneringen.

34
Q

Wat wordt bij psychoanalysis bedoeld met REPRESSION?

A

Het gemotiveerd vergeten van een moeilijke ervaring.

35
Q

Sigmund Freud geloofde dat menselijke motivatie voor gedrag gedreven werd door ….. en …..

A

libido agressie

36
Q

Freud beweerde dat er drie systemen zijn die het libido reguleren. Benoem deze systemen en hun functie.

A

ID: werkt volgens het pleasure principe en zoekt directe vervulling van deze behoefte.
Ego: Zorgt dat de wensen van het ID niet in strijd zijn met sociale normen.
super ego: de opslagplek voor alle sociaal aangeleerde regels. Het begeleid het gedrag. Het is een brug tussen ID en ego

37
Q

Wat wordt verstaan onder de Psychoanalytic theorie? Welke fases doorloopt een kind?

A

Theorie die beweerd dat de opvoeding die een kind krijgt erg belangrijk is voor de ontwikkeling van persoonlijkheid.

Oral stage: 18 maanden. libido impulsen worden gevoed door borstvoeding.
Anal stage 18 maanden tot 3 jaar. libido wordt gevoed door toilet training.
Phallic stage 3 tot 6 jaar. libido wordt gevoed door genitaliën. jongens worden seksueel aangetrokken tot hun moeder fase.
latency stage vanaf 6 tot 12: Weinig verandering. sociaal contact is belangrijk.
puberty vanaf 12: geslachtsdelen worden rijp.

38
Q

Wat is ego psychology

A

Psychologische veld waar Anna Freud verder inging op de defence mechanismes.

39
Q

Wat is het doel van PSYCHODYNAMIC THERAPIES?

A

niet helpende coping strategieen herkennen en onbewuste conflicten naar boven brengen.

40
Q

Wat is INTERPERSONAL THERAPY (IPT) en hoe verschilt deze van psychodynamic therapieen?

A

Focust op relatie patronen met belangrijke mensen voor de client. Het verschil tussen de twee therapieen is de rol van de therapeut. Binnen deze therapie is de therapeut veel meer sturend. Het is daarnaast ook een kortdurende therapie van zeg 12 weken.

41
Q

Wat zijn de voor en nadelen van psychotherapy’s?

A

Voordelen: 1 meest uitgebreid van alle therapieen, 2 verklaren zowel abnormaal als normaal gedrag.

Limitaties: 1 Bijna onmogelijk om wetenschappelijk te verifiëren. 2 Lang proces en veel mensen hebben directe verlichting van symptomen nodig.

42
Q

Wat is het idee achter HUMANISTIC THEORIES?

A

gebaseerd op de aanname dat mensen een aangeboren capaciteit hebben voor goedheid en een het leven van een volwaardig leven. Meest bekende theorie ontwikkeld door Carl Rogers. Hij geloofde dat mensen van nature bewegen richting persoonlijke groei, zelf-acceptatie en SELF-ACTUALISATION

43
Q

Wat is het voornaamste doel van Humanistic therapies?

A

het helpen ontdekken van iemand grootste potentiaal door middel van zelf ontdekking.

44
Q

Wat is CLIENT-CENTERED THERAPY?

A

Fungeren als gelijkwaardige gesprekspartner. De therapeut geeft positieve ondersteuning en de client bepaald de route.

45
Q

Wat zijn de voordelen en limitaties van humanistic approaches?

A

voordelen: gefocust op wat een persoon kan bereiken in plaats van wat er mis is met die persoon.
nadelen: vaag en kan niet goed wetenschappelijk onderzocht worden.

46
Q

Wat is de FAMILY SYSTEMS APPROACH?

A

familie wordt gezien als een complex hiërarchisch systeem. Indien iemand binnen een familie een stoornis heeft wordt de disfunctie binnen de familie gezien als oorzaak. Type therapie is behavioral family systems therapy (BFST)

47
Q

Wat zijn de voordelen en limitaties van family systems therapy?

A

Voordelen: Is erg behulpzaam bij behandeling van kinderen.

Limitaties: Er is weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar deze theorieën en het is ook moeilijk te onderzoeken.

48
Q

Wat is de THIRD-WAVE APPROACH?

A

Benadering van psychopathologie die technieken van behavioral, cognitieve en mindfullness combineren om het individu emoties beter te accepteren, snappen en reguleren.