H2 Theoretische perspectieven en onderzoek Flashcards

1
Q

5 perspectieven op ontwikkeling van het kind

A

Psychodynamisch perspectief, psychosociale perspectief, het behavioristische perspectief, het cognitief perspectief, systemisch perspectief en evolutionair perspectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychodynamisch perspectief

A

Gedrag komt voort uit innerlijke krachten en herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Psychoanalytisch theorie van Sigmund Freud.

Bij welk perspectief hoort deze theorie en wat houdt het in?

A

Hoort bij psychodynamisch perspectief.

Theorie:

  • Onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands persoonlijkheid en gedrag. (Freudiaanse bespreking)
  • 3 aspecten van persoonlijkheid: Id (onbewuste behoeften/drift), Superego (perfecte ik) en de Ego (de onderhandelaar).
  • Psychoseksuele ontwikkeling. Als er iets misgaat in een bepaalde fase ontstaat er fixatie. (Volwassene die nagelbijt kan een fixatie zijn van de orale fase).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychosociale theorie van Erikson.

Bij welk perspectief hoort deze theorie en wat houdt het in?

A

Hoort bij psychodynamisch perspectief.

Theorie:

  • Ontwikkeling van mensen verloopt in 8 aparte stadia. Persoon moet bij elk stadia een crisis of conflict oplossen om verder te gaan.
  • Nadruk op sociale interactie bij mensen
  • Mensen worden zowel gevormd als belemmerd door de samenleving
  • Ontwikkeling vindt hele leven plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het behavioristisch perspectief

A

Kijken naar waarneembaar, meetbaar gedrag en omgevingsstimuli. Nurture speelt grotere rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Klassieke conditionering

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Behavioristsich perspectief
Hoort bij Pavlov.

Een vorm van leren waarbij een persoon op een bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulus. (Hond hoort bel begint te kwijlen, maar voor anderen hond kan het wat anders betekenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Operante conditionering

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Behavioristsich perspectief
Hoort bij Skinner.

Er volgt iets na een bepaald gedrag, hierdoor doe je het niet meer of juist wel. Bijv: Straffen en belonen (Voorbeeld van gedragsmodificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociaal-cognitieve leertheorie

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Behavioristsich perspectief
Hoort bij Bandura.

Leren door het observeren van het gedrag van een ander persoon en het vervolgens imiteren.

  1. Aandacht: je ziet het gedrag
  2. Retentie: je kan het je later nog herinneren
  3. Reproductie: je kunt het nadoen
  4. Motivatie: je bent gedreven het gedrag te leren en uit te voeren door resultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cognitief perspectief

A

Processen die mensen in staat tellen de wereld te leren kennen en begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve ontwikkelingstheorie

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Cognitieve ontwikkelingstheorie
Hoort bij Piaget

Ontwikkeling van het denken verloopt cognitieve ontwikkelingsstadia. Menselijk denken opgebouwd uit schema’s. Schema’s zijn gevormd door dingen die je al eerder hebt ervaren of gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee basisprincipes van Piaget

A
  1. Assimilatie: Nieuwe ervaringen worden in bestaande schema’s geplaatst.
  2. Accommodatie: Schema’s worden aangepast aan nieuwe ervaringen. Dit gebeurt als iets niet lijkt op het bestaande schema.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Informatieverwerkingstheorie

A

Cognitieve ontwikkelingstheorie

Gericht op de wijze waarop mensen informatie coderen, opslaan en terug halen. Net als een computer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cognitieve neurowetenschap

A

Cognitieve ontwikkelingstheorie

Kijkt via hersenprocessen naar cognitieve ontwikkeling. Gericht op gebieden en functies van ons brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Systematisch perspectief

A

Relatie tussen een persoon en hun fysieke-, cognitieve-, persoonlijkheids- en sociale wereld. De unieke ontwikkeling van een kind kan niet goed worden beoordeeld als dat kind niet in een complexe sociale en culturele context wordt geplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bio-ecologisch model

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Systematisch perspectief
Hoort bij Bronfenbrenner.

Model gaat uit van 5 omgevingsniveau’s, die iemand tegelijk beïnvloeden.

Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sociaal culturele theorie

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Systematisch perspectief
Hoort bij Vygotsky.

Door interactie met anderen leden van een cultuur leer je.

Wederzijdse transactie

Scaffolding: Hulp dat word geboden bij ‘zone van naastenontwikkeling’. Afbouwende hulp.

17
Q

Contextuele systeemgericht

Bij wie hoort dit en wat houdt het in?

A

Systemisch perspectief
Hoort bij Nagy.

Twee begrippen staan centraal:

  • Intergenerationele invloeden= patronen van generatie op generatie (huiselijk geweld)
  • Loyaliteit
18
Q

Evolutionair perspectief

A

Charles Darwin. Gedrag te identificeren als resultaat van de genetische erfenis van onze voorouders.