H2: Ontwikkelings- en psychologische theorieën van misdaad Flashcards
Ontwikkelings- en levensloopcriminologie (DLC)
Houdt zich bezig met 3 onderwerpen:
- Ontwikkeling van overtredend en antisociaal gedrag gedurende de levensloop
- Invloed van risico- en beschermende factoren op verschillende leeftijden
- Effecten van levensgebeurtenissen op verloop van ontwikkeling
Adolescence-limited / life-course persistent theory (Moffit, 1993)
2 verschillende categorieën antisociale mensen:
- Life-course persistent = Beginnen op jonge leeftijd met misdaden en dit houdt aan tot na hun 20e.
- Adolescence-limited = Korte criminele carrière die grotendeels beperkt is tot hun tienerjaren.
AL’s kunnen makkelijker stoppen omdat zij weinig cognitieve gebreken hebben.
Developmental propensity theory (Lahey en Waldman, 2005)
Verklaren van de ontwikkeling van gedragsstoornissen jeugddelinquentie met aandacht voor de kindertijd en adolescentie op een continuüm van ontwikkelingstrajecten.
Houdt in de loop van tijd aan en vertoont een grote verscheidenheid aan gedragsuitingen. Belangrijke componenten:
- Een laag cognitief vermogen
- 3 dispositionele dimensies: prosocialiteit, gedurfd, negatieve emotionaliteit
Genetische basis
Interactional theory (Whornberry en Krohn, 2005)
Factoren die antisociaal gedrag op verschillende leeftijden stimuleert.
- [geboorte tot 6 jaar] = 3 belangrijke factoren: neuropsychologische stoornissen en moeilijk temperament, opvoedingsachterstanden en structurele tegenslagen
- [6-12 jaar] = buurt en gezinsfactoren
- [12-18 jaar] = school en leeftijdsfactoren
- [18-25 jaar] = cognitieve gebreken, zoals lage intelligentie en slechte schoolprestaties
Age-graded informal social control theory (Sampson en Laus, 2009)
Informele sociale controle gemeten aan de hand van de sterkte van de band met familie, leeftijdsgenoten, scholen en latere sociale instellingen voor volwassenen, zoals huwelijken en banen.
Ze beweren dat vroege criminaliteit kan leiden tot zwakke sociale banden tussen volwassenen die op hun beurt het plegen van misdaden van volwassenen niet afremmen. Ze suggereren ook dat buurtveranderingen, veranderingen in het plegen van misdaden kunnen veroorzaken.
Attachment theory (Bowlby, 1969)
De hechting tussen kind en primaire verzorger (vaak moeder) is erg belangrijk. Het is belangrijk om een continue, warme, liefdevolle relatie te hebben met een moederfiguur gedurende de eerste 5 jaar, en vooral gedurende de eerste 2 jaar.
Verklaringen van de relatie tussen gebroken gezinnen en delinquentie vallen in 3 klassen:
- Traumatheoriën = verlies van een ouder kan een schadelijk effect hebben op het kind
- Levenslooptheoriën = Richt zich op scheiding als een opeenvolging van stressvolle ervaringen en meerdere stressfactoren
- Selectietheorieën = Ontwrichte gezinnen brengen delinquente kinderen voort
Persoonlijkheidstheorie (Eysenck, 1996)
Hierin werd gesteld dat het geweten werd opgebouwd in de kindertijd. Elke keer als ouders een kind strafte bij een handeling die fout was leerde het kind dit af door middel van conditionering. Mensen die misdrijven plegen, zijn degene die geen sterk geweten hebben opgebouwd, vooral omdat ze van nature een slechte conditioneerbaarheid hebben, wat is gekoppeld aan 3 persoonlijkheidsdimensies:
- Extraversie
- Neuroticisme
- Psychoticisme
Social learning theory (Patterson)
Acties die beloond worden zullen later vaker plaatsvinden en acties die worden bestraf zullen minder snel plaatsvinden. Consistente en voorwaardelijke reacties van ouders en zorgvuldig toezicht op kinderen zijn effectief bij het voorkomen van criminaliteit. Slecht ouderlijk toezicht is een voorspeller van delicten.
Lifestyle theory (Walters, 2006)
Ontwikkeling van een criminele levensstijl en de daaropvolgende veranderings- en desistance-processen te verklaren.