GS toets lj1 p4 Flashcards
Adel
Groep mensen met bepaalde voorrechten. De edelen hadden een erfelijke titel, bezaten veel grond en woonden in kastelen van waaruit ze een gebied bestuurden
autarkie
Economishe onafhankelijkheid. De mensen maakten alles wat ze nodig hadden zelf
domein
Geied waar één heer de baas was. Het bestond uit de hoeve van de heer, de woningen van de horigen en het land dat dat door de horigen werd bewerkt.
herendiensten
Klussen die horigen voor de heer moesten doen
hofstelsel
Stelsel waarbij horig boeren beschermd worden door een heer. De boeren zijn gebonden aan de grond die bij het hof van de heer hoort. Ze moeten een deel van hun opbrengst aan de heer afstaan en ook allerlei klussen voor de keer doen.
horigen
Boeren die geen eigen grond hadden, maar werkten op de grond van een heer, ze mochten de grond niet verlaten zonder toestemming van de heer
leenheer
Karel de Grote leende grote stukken van zijn land uit aan zijn vazallen (leenmannen), in ruil voor help bij belasting ophalen rechtspreken en zorgen voor soldaten.
leenman
Vazal. Leent grond van de leenheer.
leenstelsel
Manier waarop Karel de Grote zijn rijk bestuurde. Door stukken uit te lenen was het rijk beter te besturen
oost-romeinse rijk
deel van het Romeinse rijk dat vanaf de 4e eeuw na christus werd bestuurd vanuit Constantiopel.
Bleef bestaan tot 1453
vazal
Leenman. Leent grond van de leenheer
volksverhuizingen
Grote verplaatsing in de 4e en 5e eeuw van Germaanse stammen vanuit Constantinopel. Bleef bestaan tot 1453.
west-romeinse rijk
Deel van het Romeinse Rijk dat vanaf de 4e eeuw na Christus vanuit Italie werd bestuurd. Kwam in 476 ten val.
Waarom na het vertrek van de Romeinen en de komst van de Germaanse stammen rond 500 na Christus landbouw weer en het belangrijkste middel van bestaan werd
Omdat grote steden niet meer bestonden, dus iedereen moest meestal zelf voor voedsel zorgen.
Het werd een landbouwsamenleving.
waarom de meeste boeren hun vrijheid verloren en het van een heer gingen bewerken
Omdat ze niet meer beschermd waren tegen rovers en plunderaars. Zij moest bescherming zoeken bij een rijke, machtige boer in de buurt.