grote toets begrippen hoofdstuk 2 3 Flashcards
republiek
een land waar geen koning of keizer aan het hoofd staat.
senaat
een vergadering die de romeinse republiek bestuurde
consul
belangrijkste bestuurder en legeraanvoerder in de romeinse republiek.
vetorecht
het recht om een beslissing tegen te houden.
volkstribuun
een bestuurder die het romeinse volk vertegenwoordigde en de armen moest beschermen tegen de rijken.
romeinse rijk
groot gebied dat ongeveer van 300 v.C tot 1450 n.C heeft bestaan. rond 200 n.C was het rijk op zijn grootst.
(delen van europa, noord afrika en het midden oosten)
imperium
groot rijk, waarin verschillende volken onder één bestuur zijn gebracht
burgerrecht (romeinen)
romeinse burgers hadden bepaalde voorrechten, zoals het recht om niet zonder proces te worden veroordeeld.
dictator
alleenheerser
keizer
hoogste bestuurder in het romeinse keizerrijk
pax Romana
romeinse vrede (1e en 2e eeuw)
grootgrondbezitter
iemand die veel grond bezit en daardoor erg rijk en machtig is.
villa
een huis van een grootgrondbezitter op het platteland.
proletariër
een romeinse burger die arm was en afhankelijk was van de steun van de rijken en de machtigen.
elite
groep van rijkste en machtigste personen in een samenleving.
gladiatorenspelen
show waarbij beroepskrijgers in speciaal gebouwde stadions op leven en dood met elkaar en met wilde dieren vochten.
romeins recht
wetten in het romeinse rijk.
germanen
verzameling volken die oorspronkelijk in het gebied van duitsland en nederland leefden zoals de friezen en de bataven.
oost romeinse rijk
deel van het romeinse rijk dat vanaf de 4e eeuw n.C. vanuit constantinopel werd bestuurd, dit rijk bleef bestaan tot 1453
west romeinse rijk
deel van het romeinse rijk dat vanaf de 4e eeuw vanuit Italië werd bestuurd en in 476 ten onder ging.
volksverhuizing
grote verplaatsing van volken vanuit noord en oost europa naar het zuiden en westen.